Een tijdje geleden bladerde ik bijna alle oude jaargangen van Filter door en daarbij moest ik denken aan de Romeinse toneelschrijver Terentius. Meer dan tweeduizend jaar geleden deed hij de uitspraak: ‘Alles wat gezegd wordt, is al eerder gezegd’, nullumst iam dictum quod non dictum sit prius. Dat deze stelling al zo lang geleden is geponeerd, én dat hij daarna vaak is geciteerd, bewijst al hoe juist hij is. Ik kwam hem eerder dit jaar ook tegen bij het vertalen van een satirisch Latijns werkje over dwaze vrouwen, verbeeld door Eva en de vijf zintuigen. Het is geschreven door Josse Bade, vriend en uitgever van Erasmus, in 1498; in zijn nawoord verdedigt hij zich tegen het verwijt dat hij andere auteurs aanhaalt met precies dit citaat, zo bekend dat hij Terentius er niet eens bij noemt.
Titelpagina van Bades Dwaze Vrouwen
Terentius deed zijn uitspraak in een vertaalcontext, vandaar dat ik hem met Filter associeerde: in de proloog op zijn komedie De eunuch (Eunuchus) uit 161 v.Chr. polemiseerde hij tegen een concullega die hem van plagiaat had beschuldigd omdat zijn Latijnse bewerkingen van Griekse toneelstukken al eerder waren gedaan. Plagiaat, zelfplagiaat, die termen duiken de laatste jaren vaak op aan universiteiten, maar daar doet Filter natuurlijk niet aan, al is er wel over plagiaat in geschreven: bijvoorbeeld in een bespreking in 1995 van twee, of eigenlijk drie, vrijwel gelijktijdige Baudelairevertalingen en de polemiek tussen de vertalers; in het vertaaljaaroverzicht van 2001 over het plagiaat van Adriaan van Dis; over plagiaat door vertalers in werk van Hendrik Conscience en Françoise Sagan. Dan laat ik meer theoretische beschouwingen over vertalen als plagiaat en dergelijke nog buiten beschouwing. Natuurlijk, alle vertalen (laat staan hervertalen1) is ‘zeggen wat al eerder is gezegd’, maar toch juist niet: zoals de redactie in het allereerste nummer van Filter (mei 1994) in haar beginselverklaring zei: ‘Vertaling is niet neutraal [...] Er is weerstand, er is kleuring, er is rest’.
Maar ik werd bij het bekijken van die oude Filters vooral getroffen doordat bepaalde onderwerpen vaker, maar ook al eerder, aan de orde kwamen dan ik me had gerealiseerd. Daarvan laat ik er, kort, twee of drie zien die actueel zijn, censuur, identiteit en Engels. Maar er komen ook repeterende beelden bovendrijven, zoals dat van de dubbele helix: in de allereerste Filter bespreekt Ton Naaijkens de vertaling van Richard Powers’ The Gold Bug Variations, een dubbel liefdesverhaal, iconisch verbeeld in de dubbele helix van het DNA dat er een hoofdrol in speelt2. Bijna 25 jaar later herhaalde Naaijkens in zijn overzicht van het vertaaljaar 2017 dat beeld: ‘ik houd een DNA-structuur aan, de dubbele helix van mijn stemmingen’. Dit Filter-omspannende concept kan ook gelezen worden als een symbool: de schroef die in cirkels lijkt rond te draaien, maar daarbij het vertaalmateriaal toch verder brengt – of ook terug?
In 2016 publiceerde Webfilter een heel dossier over vertaling en censuur, met voorbeelden uit Spanje, Italië en Rusland. Over dat onderwerp was ook al jaren eerder iets gezegd, toen zich in 2007 een concreet geval van censuur door de uitgever voordeed, in de Turkse vertaling van Geert Maks boekenweekgeschenk, Köprü, De brug. De vertaler had op verzoek ‘delen omgewerkt’ volgens de directeur van het CPNB, lees: passages over de Armeense genocide aangepast. Dat alles leek in het huidige Nederland ondenkbaar – de zoekfunctie vindt de term ‘censuur’ eigenlijk nergens in Filter in deze context.
Maar in 2018 werd in Webfilter en elders aan de kaak gesteld hoe vertaler Harm Damsma door zijn uitgever werd gedwongen om in twee vertalingen van werk dat James Baldwin in de jaren zeventig had geschreven bepaalde vertaalkeuzes te maken voor ‘white’ en ‘negro’ en andere te vermijden. Kort daarop verscheen de vertaling door Jeanne Holierhoek van Frantz Fanons Peau noire, masques blancs (1952), Zwarte huid, witte maskers. De rechthebbenden stelden als voorwaarde voor de vertaling dat ‘nègre’ in alle gevallen zou worden vertaald als ‘neger’ en ‘noir’ als ‘zwart’. Vervolgens ontstond er heftig activistisch verzet tegen vooral deze terminologie. Binnenkort zal Filter erover schrijven in het laatste nummer van dit jaar, over vertaling en identiteit. Verwante thema’s doken al in 1997 op in Filter, gekoppeld aan vertalen, toen de Zuid-Afrikaanse schrijver Étienne van Heerden half-ernstig dichtte
vertaling is verraad
er staat niet wat er staat:
in die proses van transformasie –
wie is Swarte Piet en
wie is Sinterklasie?
Het sinterklaasvers was gericht aan zijn vertaler Robert Dorsman – die in 2016 weer in Filter opdook als genomineerde voor de Filter Vertaalprijs. In datzelfde Afrikaans-nummer 5:3 uit 1997 gebruikt Theo Du Plessis de enigszins problematische term ‘Afrika-taal’ en legt uit dat de taalkundig meer correcte term Bantu-taal niet meer gebruikt kan worden, laat staan ‘zwarte talen’, wegens het apartheidsverleden.
Eens gezegd, en nog eens, en nog eens in Filter: hoe groot de overmacht is van uit het Engels vertaalde boeken, en hoe frequent ondermaatse vertalingen juist uit die taal zijn. Al in 1996 opende Filter 3:1 met een special ‘Lowbrow-vertalingen goed voor een fast buck’, in praktijk Engelstalige bestsellers waarvan de meeste vertalingen vernietigend worden besproken, niet alleen omdat het de vertalers ontbreekt aan kennis en schrijfvaardigheid, maar ook omdat ze veel overslaan en vooral omdat elke eindredactie lijkt te ontbreken. Het nu vergeten New-Age-werk De Celestijnse belofte, een biografie van Liz Taylor, alle detectiveromans van Elizabeth George (vijf verschillende vertaalsters), ‘de conclusie is dat het allemaal niet meevalt’, zoals redacteur Cees Koster verzucht, die ‘de (dubieuze) invloed van het marktmechanisme’ aanwijst als schuldige. En zowaar: de flaptekst van het openingsnummer van de meest recente jaargang (26) luidt: ‘Wat opviel [in 2018] was de enorme nadruk op bestsellers – maar worden Ottolenghi en De zeven zussen wel zo goed vertaald?’ (Het antwoord blijkt: ‘jawel’ en ‘nee’). Ditmaal zijn twee van de vijf bestsellers niet-Engelstalig. Dat was nog maar kort na 2015, waar nummer 22:3 ging over ‘Vertalingen uit het Engels kritisch bezien’, met een iets bemoedigender conclusie, dat ondanks veel terechte aanmerkingen de meeste vertalingen ‘kwalitatief meer dan half af zijn’. In het algemeen zijn de kritische pijlen vooral gericht op vertalingen die liefst voor het origineel in de winkel moeten liggen en teamvertalingen van meer dan twee vertalers (vaak dezelfde categorie), zoals de Rushdievertaling, het boekenweekgeschenk van 2001 (Filter 8:1). In datzelfde nummer citeerde Ton Naaijkens Hans Boumans vernietigende kritiek op de vertaling van Michael Ondaatjes Anil’s Ghost en sprak de hoop uit dat ‘deze vertaling [...] niet een voorspiegeling is van het slagveld dat volgens sommigen met de vertalingen uit het Engels zal worden aangericht.’ Maar zijn wens was gesandwicht tussen twee artikelen met hilarische of bedroevende voorbeelden van wanprestaties uit het Engels door Jacobus W.H. van Deemter (7:1, 2000 en 9:1, 2002). Die noteerde over de vertaling Over de bergen van David Guterson bijvoorbeeld hoe een meisje aan de kust ‘bezig is kanonskogels van een richel af te rollen’ (een bommetje in het water te maken) en iets dat een ‘toepasselijke oerhandeling’ is (tamelijk elementair).
Michael Ondaatje Salman Rushdie David Guterson
Wie terugleest, hoort soms een onverwachte echo. In 2002 (Filter 9:1) verdedigde Hans van Pinxteren zijn vertaalstrategie in Balzacs La cousine Bette tegen zijn critici: gezien Balzacs zwakke, verouderde stijl, die ‘wemelt [...] van de stoplappen, slordigheden en complexe, slechtlopende zinnen’ koos Van Pinxteren ervoor ‘de bombast af te romen en de andere stijlgebreken ... te retoucheren’. Veertien jaar later schreef Hans Boland in Filter 23:2 over Anna Karenina onder de titel ‘De abominabele schrijfstijl van een groot schrijver’: ‘misschien is het onbegrijpelijkste – goddelijkste? – van het fenomeen Tolstoi dat hij in al zijn grootheid zo slecht schrijft’. Hij produceert zoveel slechte zinnen en kiest zijn woorden zo onnauwkeurig en wazig dat een vertaler van dit meesterwerk de handen uit de mouwen mag steken en de boel opschonen, aldus Boland. In Webfilter reageerde kort daarop slavist Willem Weststeijn die poneerde ‘om een groot schrijver te betichten van een slechte stijl uitsluitend omdat die stijl je niet zint en die je daarom in je vertaling aanpast aan je eigen smaak, gaat wel erg ver’. Dat was exact het argument dat Van Pinxteren in 2002 tot zijn verdediging bracht, van een criticus die had gezegd: ‘als ik een roman van Balzac ter hand neem, wil ik Balzac lezen en niet Hans van Pinxteren’.
Verder, of terug, naar een echte prequel: in 2012 werd in Filter verslag gedaan van het grote congres eind 2011 over de positie van de Europese vertaler. De feestelijke avond in Brussel waarmee het congres werd opgeluisterd was genoemd Grand Hotel Europa, naar de roman die zes jaar later zou verschijnen. Het blijkt altijd nuttig om je blik terug te schroeven en te zien dat alles al gezegd is, en dat het toch vaak net iets anders betekent, zoals ook in dat boek gebeurt trouwens. Het mooist is, vind ik, om terug te kijken naar de klassieke oudheid, naar Terentius en ook dieper de tijd in, maar 26 jaar Filter heeft ook al veel te bieden.
Noten
1 Meer dan eens besproken in Filter: de nummers 11:2 (2004) en 21:3 (2014) zijn er grotendeels aan gewijd, maar ook in bijvoorbeeld 6:1 (1999) en 20:1 (2013) zijn besprekingen te vinden van hervertalingen. De zoekfunctie op de Webfilter-site geeft 97 treffers voor de term.
2 Naaijkens leverde kritiek op de vertaling door Jean Schalekamp (en Frank Carmiggelt). Schalekamp reageerde met een brief die werd geplaatst in Filter 1:2 en die te lezen is in het in memoriam van Schalekamp in Webfilter (2015).
Literatuur
Publius Terentius Afer: Terence, The Woman of Andros. The Self-Tormentor. The Eunuch. Edited and translated by John Barsby. Loeb Classical Library 22, Cambridge, MA: Harvard University Press, 2001.
Josse Bade / Jodocus Badius Ascensius, Dwaze schepen / Stultiferae naves. Redactie Theo Janssen, inleiding Annemie De Gendt, vertaling Harm-Jan van Dam, Amsterdam: Stichting Neerlandistiek VU / Münster: Nodus Publikationen, 2019, p. 72-73.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.