De provinciale verkiezingen in Nederland hebben dan toch iets goeds opgeleverd: een mooie vertaling van een beroemde zin. De filosoof G.W.F. Hegel had de inleiding tot zijn colleges rechtsfilosofie in 1821 beëindigd met de zin: ‘Die Eule der Minerva beginnt erst mit der einbrechenden Dämmerung ihren Flug.’ De uil van Minerva staat hier voor het filosofisch inzicht in een actuele politieke situatie en Hegel beantwoordt met zijn uitspraak de vraag of dat filosofisch inzicht ook in staat is om de doorschouwde situatie te veranderen en – zijn woord – te ‘verjongen’. Zijn antwoord is eenduidig negatief: het grote inzicht draagt niet bij tot de verandering van een als ziekelijk gediagnosticeerde realiteit. Dadelijk meer daarover, eerst de vertaling, afgeleverd in de roes van een verkiezingsoverwinning: ‘De uil van Minerva slaat zijn vleugels (eerst) uit wanneer de avond valt.’ Mooie vertaling, evenwichtig in de zinsbouw, gelukkige keuzes (‘zijn vleugels uitslaan’ voor ‘ihren Flug beginnen’, ‘wanneer de avond valt’ voor ‘in der beginnenden Dämmerung’). Zo ver zo goed.
Maar wat zegt die gelukte vertaling nu over het vertalen en vooral over de vertaler? Minstens twee dingen: op de eerste plaats dat je ook als absolute gluiperd, gladjanus, ideale schoonzoon en intellectuele verrader, die zijn boeken liever showt dan ze te lezen, toch een goede vertaling kunt afleveren, als we even veronderstellen dat hij de vertaler van die zin is. Allemaal niet zo erg, want het karakter van een vertaler hoeft niet per se afbreuk te doen aan zijn vertaalcapaciteiten, maar toch treurig genoeg voor iemand die in vertalers, als toekomstige ‘ontvangers van kunstsubsidies’, alleen maar ondermijners kan zien van de beste en mooiste beschaving die we ooit gehad hebben (een paar oorlogen, concentratiekampen en volkerenmoorden niet te na gesproken). Maar gelukkig is nu wel de man met het grote door- en inzicht opgestaan, om die glorierijke, maar jammer genoeg in duigen liggende beschaving te gaan redden, een inzicht dat alleen nog maar overtroffen wordt door de wijsheid van een kiezerspubliek dat in die gladjanus de grote salvator meende te moeten herkennen.
Georg Wilhelm Friedrich Hegel
Maar ten tweede – en wat het vertalen betreft, veel bezwaarlijker – toont deze vertaling aan dat je als vertaler van een zin absoluut niets begrepen hoeft te hebben om hem toch goed te vertalen, hoewel we er hier wellicht veeleer van mogen uitgaan dat de vertaler-politicus deze zin in de situatie waarin hij hem gebruikt compleet het tegenovergestelde laat zeggen van wat hij in de originele context betekent. Dat geeft dan weer aan dat die vertaler toch meer een opportunistisch politicus is die zijn vaantje naar de wind hangt respectievelijk als uil met het grote inzicht toch maar wat aanfladdert.
Want laten we even naar Hegel en naar de context waarin die zin valt terugkeren. Hij zegt: ‘Um noch über das Belehren wie die Welt sein soll, ein Wort zu sagen, so kommt dazu die Philosophie immer zu spät.’ Als het erop aankomt te zeggen hoe de wereld eruit moet zien – dat doen politici graag, al helemaal zogenaamd filosofisch geïnspireerde – dan komt de filosofie, het inzicht in een gegeven situatie, altijd te laat. De filosofie komt altijd na de feiten. ‘Als der Gedanke der Welt erscheint sie (= de filosofie) erst in der Zeit nachdem die Wirklichkeit ihren Bildungsprozess vollendet und sich fertig gemacht hat.’ In de gestalte van de filosofie komt de wereld pas tot het grote inzicht nadat de werkelijkheid zich gevormd heeft, wanneer ze ‘klaar’ is. In de vorming van die werkelijkheid of in de gewenste verandering ervan kan de filosofie niet ingrijpen. ‘Wenn die Philosophie ihr Grau in Grau malt, dann ist eine Gestalt des Lebens alt geworden, und mit Grau in Grau lässt sie sich nicht verjüngen, sondern nur erkennen; die Eule der Minerva beginnt erst mit der einbrechenden Dämmerung ihren Flug.’ De filosofie kan de toestand van een wereld alleen maar registreren, begrijpen, maar ze kan met dat inzicht de wereld niet veranderen laat staan verjongen.
Minerva en haar uil
Maar laat dat nu wel net de pretentie zijn die onze vertaler-politicus en would-be filosoof voor zich opeist. Dankzij een populistisch kiezerspubliek, dat al zwijmelt bij het zien van iemand die zijn boeken showt (maar ze in lijn met dat publiek allang niet meer leest, laat staan met een zekere intellectuele eerlijkheid leest) kan hij nu grootsprakerig verkondigen dat de man met het grote inzicht gevonden is en dat die man ervoor zal zorgen dat, op grond van dat inzicht, die unieke verloren grootsheid weer hersteld zal worden, bijvoorbeeld door het in de toekomst voor universiteiten en ontvangers van kunstsubsidies onmogelijk te maken hun ondermijnend werk voort te zetten. Neen, laten we weer een voorbeeld nemen aan onze voorouders, die mammoeten velden en ijstijden overleefden, om zodoende die o zo grootse beschaving weer in ere te herstellen.
Had onze vertaler-politicus zijn auteur en leermeester, Hegel, ernstig genomen, dan had hij die zin, hoe mooi de vertaling ook is, nooit in die context mogen citeren. Maar zijn cynisme verleidt hem ertoe Hegel moedwillig verkeerd te verstaan en dan blijft toch alleen maar de conclusie dat hij ten prooi is aan dezelfde verlorenheid tot wier opheffing hij aangetreden is. Want tot die vermeende grootsheid van de betreurde beschaving behoorde ook zoiets als intellectuele eerlijkheid. Nu is hij niet meer dan het symptoom dat zich voor de kuur houdt. Want wat moet je nu helemaal verwachten van een politicus die, niet met zijn vertaling maar wel met het gebruik ervan, zijn vermeend reddend inzicht stoelt op intellectueel verraad?
Met deze tekst opende Henri Bloemen op 1 april de tiende Intensieve Mastercursus Literair Vertalen in Antwerpen. Henri Bloemen doceert vertaaltheorie en literair vertalen aan de KU Leuven Campus Antwerpen. Hij publiceert over vertaaltheorie, literair vertalen en de geschiedenis van het vertaaldiscours.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.