In het najaar van 1943 schreef Johan Huizinga op verzoek van zijn vrouw Auguste Huizinga-Schölvinck de autobiografische tekst ‘Mijn weg tot de historie’. Eind oktober 2018 is deze tekst in een nieuwe Italiaanse vertaling gepubliceerd. Ik schrijf ‘nieuwe’, omdat de vertaler Piero Bernardini Marzolla (Perugia, 1929) de tekst ruim een halve eeuw geleden reeds had opgenomen in de bundel Huizinga-opstellen die hij dezelfde titel meegaf: La mia via alla storia, met als ondertitel ‘e altri saggi’.
Begin jaren negentig bezorgde Wietse de Boer een bundel teksten van Huizinga met de titel Le immagini della storia: Scritti 1905-1941 (Einaudi, Turijn 1993, 392 pagina’s.). Drie van de acht essays in deze editie zijn eerder verschenen vertalingen van de hand van Bernardini Marzolla. Af en toe komt er ‘nieuwe’ Huizinga op de markt. Het nieuwe beperkt zich dan gewoonlijk tot de inleiding. Een voorbeeld is het boek met Huizinga’s essays ‘Het probleem der Renaissance’ (VW, dl. IV, p. 231–275) en ‘Renaissance en realisme’ (Ibid. p. 276–297), dat in 2015 met een lange inleiding door Gabriele Pedullà opnieuw werd uitgebracht (Donzelli Editore, Rome); ook hier betreft het vertalingen van Bernardini Marzolla uit 1967. Een uitzondering vormt Huizinga’s beroemdste boek: Herfsttij der middeleeuwen, waarvan Franco Paris in 1992 een nieuwe Italiaanse vertaling verzorgde. De voorgaande van Bernard Jasink stamt uit 1940, maar wordt nog steeds herdrukt.
Tijd voor een nieuw initiatief
In 2016 liet Anton van der Lem een zorgvuldig geannoteerde, met archiefmaterialen en ruim veertig illustraties verrijkte editie van Huizinga’s ‘Mijn weg tot de historie’ het licht zien bij uitgeverij Vantilt. Deze tekst ligt ten grondslag aan een nieuwe vertaling in het Italiaans, die in nauwe samenwerking met Van der Lem tot stand is gekomen en als titel heeft gekregen Scritti autobiografici: La mia via alla storia & Preghiere. De vertaling is gerealiseerd door een ervaren tweemanschap: de vertaler Duits-Italiaans Enrico Paventi en ondergetekende, die het Nederlands als moedertaal heeft.
Ten opzichte van de vertaling uit 1967 zijn er behalve het punt van de brontaal, nu dus het Nederlands, nog meer verschillen. Van der Lem (historicus en conservator oude drukken) heeft voor zijn uitgave het manuscript gebruikt dat wordt bewaard in het archief van Johan Huizinga in de Universiteitsbibliotheek Leiden. De bezorger heeft bovendien de dertien overgeleverde gebeden toegevoegd, door Huizinga geschreven in de maanden oktober en november 1944 in De Steeg. Daarnaast zijn in de Italiaanse editie ook Van der Lems nawoord, waarin hij het ontstaan en de plaats van Huizinga’s tekst in diens œuvre uiteenzet, en de tekstverantwoording opgenomen. Tezamen met de nieuwe vertaling in hedendaags Italiaans, lijken bovengenoemde elementen ons belangrijke aanwinsten voor Italiaanse lezers van Huizinga.
Het niet direct uit de brontaal vertalen kan vermakelijke resultaten opleveren, en ook in de vertaling van Bernardini Marzolla zijn daarvan voorbeelden te vinden. Ik noem er een paar, let wel: zonder uitspraken te doen over de kwaliteit van zijn vertaling als geheel.
Als eerste een uitspraak die Huizinga in herinnering roept van een collega inzake studenten die hem om een onderwerp voor hun scriptie vroegen. De hoogleraar theologie Wildeboer zou in zo’n geval hebben geantwoord: ‘... je kunt me net zo goed vragen, een vrouw voor je te zoeken’ (2016: 75). Kaegi vertaalde dat in het Duits als: ‘« Sie können mich gerade so gut bitten, eine Frau für Sie zu suchen »’ (1947: 57). Bernardini Marzolla maakte daarvan: ‘« Lei potrebbe chiedermi altrettanto bene di cercarLe una donna »’ (1967: 565). Met ‘vrouw’ bedoelde Wildeboer ongetwijfeld ‘echtgenote’ en in Kaegi’s versie genereert de context dezelfde betekenis. Het Italiaanse ‘cercare una donna’ laat de lezer echter aanzienlijk meer speelruimte, want hier zou zelfs de betekenis ‘vrouw van lichte zeden’ kunnen gelden. Behalve deze gniffelende interpretatie van een uitdrukking, die behoort tot het register van de volkstaal, valt de lezer nog iets anders op. Huizinga gebruikt het informele ‘je’ waarmee hij een duidelijk verschil aanbrengt tussen het perspectief van de hoogleraar en dat van de student. In het Duits en dientengevolge in het Italiaans valt dit weg. In deze gevallen wordt het verschil in maatschappelijke status exclusief door taalexterne gegevens bepaald, terwijl in het Nederlands het verschil ook nog eens tot uiting komt in het tutoyerende taalgebruik van de hoogleraar. Maar er is nog een aspect dat de aandacht verdient. Kaegi zet de zinsnede van Huizinga in de directe rede en geeft dat aan met de Franse aanhalingstekens. De Italiaanse vertaler volgt hem daarin getrouw. De tekst wint daardoor aan levendigheid. Opmerkelijk is dat wij in onze nieuwe vertaling – we kenden de Duitse tekst toen nog niet – tot hetzelfde resultaat zijn gekomen, al hebben wij er de voorkeur aan gegeven om de ‘informele’ toon te handhaven en bovendien Huizinga’s term ‘vrouw’ te interpreteren als ‘echtgenote’: ‘Chiedimi piuttosto di trovarti una moglie’ (2018: 68).
Nog een voorbeeld. Huizinga schrijft gedetailleerd over zijn kennismaking met het Arabisch gedurende zijn middelbareschooltijd. Hij volgde met drie anderen bijlessen Hebreeuws bij docent Hermans, die voorstelde over te gaan op Arabisch dat volgens hem ‘veel aardiger’ was. Huizinga schrijft:
De drie theologanten hapten toe en er werd nog een extra lesuur opgezet. De theologanten, verschrikt door het letterschrift, dropen bijna onmiddellijk weer af, maar ik had er plezier in, verwaarloosde verder het Hebreeuws en leende Socins Arabische grammatica in de Porta linguarum orientalium, waarmee ik er mij met zoveel ijver op wierp, dat ik na enige tijd de fabelen van Loqmân en de geschiedenis van koning Salomo en de vogel Hop kon lezen. (2016: 21)
De vertaling van dit citaat onthult ernstiger problemen dan die gereleveerd in het eerste voorbeeld. Ik geef drie voorbeelden. Met het woord ‘theologanten’ bedoelt Huizinga toekomstige ‘studenten theologie’. In Kaegi’s versie wordt het ‘Theologanten’, dat Bernardini Marzolla op zijn beurt vertaalt met ‘teologanti’. Dat lijkt acceptabel, maar bij nader toezien heeft het verdacht veel weg van een false friend, want in het Italiaans heeft het woord óók een pejoratieve betekenis. Om elke twijfel weg te nemen had Marzolla beter het synoniem teologizzanti kunnen gebruiken.
Ernstiger is wellicht de vertaling van de zinsnede ‘... en leende Socins Arabische grammatica in de Porta linguarum orientalium’. In Bernardini Marzolla lezen we ‘... presi in prestito alla Porta linguarum orientalium la grammatica araba di Socin’. Hieruit blijkt dat hij ‘Porta linguarum orientalium’ opvatte als de naam van de bibliotheek waaruit Huizinga de grammatica zou hebben geleend. Het gaat echter om de reeks van die naam waarvan de grammatica ‘pars 4’ was. Kaegi had de zinsnede vertaald met ‘lieh mir Socins Arabische Grammatik in der Porta linguarum orientalium aus’ (1947: 18), en misschien heeft deze formulering de Italiaanse vertaler op het verkeerde been gezet, waarvoor de brontaalversie hem mogelijkerwijs had kunnen behoeden.
Als laatste voorbeeld de zinsnede waarin Huizinga zegt dat de theologanten werden ‘verschrikt door het letterschrift’ en die door Kaegi – nogal letterlijk – werd vertaald met ‘die über der Buchstabenschrift erschraken’. Bernardini Marzolla vertaalt dit met een naar onze smaak te algemeen ‘spaventati dalla scrittura’ (afgeschrikt door het schrift). Het woord ‘scrittura’ moge dan redelijk duidelijk zijn in de context van de zin, het zou aanmerkelijk preciezer hebben gekund. Wij hebben in de nieuwe vertaling gekozen voor ‘spaventati dall’alfabeto’ (afgeschrikt door het alfabet) (2018: 21).
De conclusie moet zijn – en welke vertaler deelt die niet – dat je met de keuze voor het vertalen van een vertaling, lees: het afzien van de brontekst, het risico loopt op echte missers, maar vooral, dat je een doeltekst produceert die op zich leesbaar is maar door feitelijke en stilistische onnauwkeurigheden niet aan de eis van getrouwheid voldoet.
Bibliografie
Huizinga, Johan. 1947. ‘Mein Weg zur Geschichte’, in: Mein Weg zur Geschichte. Letzte Reden und Skizzen. Deutsch von Werner Kaegi. Basel: Benno Schwabe, p. 9–60.
Huizinga, Johan. 1967. ‘La mia via alla storia’, in: La mia via alla storia e altri saggi. A cura di Piero Bernardini Marzolla. Bari: Editori Laterza, p. 529–567.
Huizinga, Johan. 2016. Mijn weg tot de historie & Gebeden. Bezorgd door Anton van der Lem. Nijmegen: Vantilt.
Huizinga, Johan. 2018. Scritti autobiografici: La mia via alla storia & Preghiere. A cura di Anton van der Lem. Edizione italiana a cura di Gerrit Van Oord, (Huizinga Testi e Studi, 1). Sant’Oreste (Roma): Apeiron Editori.
Naaijkens, Els. 2005. ‘Huizinga Ridens? Kanttekeningen bij de culturele transfer van Johan Huizinga's werk naar Italië’, De Gids, jg. 168, p. 170–179.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.