Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Een gewaagde mix van feit en fictie

Kenzaburo Oe’s Seventeen

Luk Van Haute

In 2021 verschijnt, een kwarteeuw na de eerste editie, een heruitgave van mijn debuut als literair vertaler, ditmaal met het ‘verboden’ tweede deel erbij. Deze integrale versie van Kenzaburo Oe’s Seventeen (de titel verwijst naar een Amerikaans tienertijdschrift) heeft een lange voorgeschiedenis, die in feite in gang werd gezet door een politieke moord.

1960-1961
In naam van de keizer steekt een jongen van zeventien op 12 oktober 1960 de voorzitter van de Japanse Socialistische Partij neer, terwijl die voor een volle zaal en onder grote mediabelangstelling een verkiezingstoespraak houdt. Inejiro Asanuma, de politicus, overlijdt ter plekke. Otoya Yamaguchi, de tiener, verhangt zich drie weken later in zijn cel.

De moord en de daaropvolgende zelfmoord veroorzaken enorme ophef in Japan en beheersen een tijdlang het nieuws. Kenzaburo Oe, pas 25 maar al een bekend en bekroond auteur, schrijft in een onmiddellijke reactie de roman Seventeen. Die verschijnt in twee delen in het tijdschrift Bungakukai (Literaire Wereld), respectievelijk in het januari- en februarinummer van 1961, amper een paar maanden na de noodlottige feiten dus. De publicatie maakt heel wat reacties los, de heftigste van een nationalistische groepering waartoe de tiener heeft behoord. Oe en de uitgever krijgen doodsbedreigingen, per brief, per telefoon en via megafoons op trucks die dag en nacht voor hun huis staan geparkeerd. In het licht van soortgelijke gevallen in het recente verleden waarbij dodelijke slachtoffers zijn gevallen, dienen die bedreigingen ernstig te worden genomen. Een en ander leidt ertoe dat het tweede deel van Seventeen niet in boekvorm verschijnt.

De moord op Inejiro Asanuma

1986-1995
Mijn eerste kennismaking met Seventeen, en alle controverse eromheen, vindt plaats in 1986, wanneer ik aan de Universiteit van Tokio onderzoek doe voor mijn proefschrift over het vroege werk van Kenzaburo Oe. Mijn ‘tutor’ drukt me een pocket in handen, met daarin zijn favoriete Oe-verhaal. Dat blijkt Seventeen te zijn. Ik ben verrast door de openlijke beschrijvingen van masturbatie en daaraan verbonden fantasieën over een goddelijke keizer; een gewaagde combinatie.

Ik ga op zoek naar het fameuze tweede deel. Daarvoor moet ik naar de Bibliotheek van het Japanse Parlement, waar ze nog een exemplaar hebben van het bewuste nummer van Bungakukai uit februari1961. Ik vind ook oude krantenartikelen uit die periode terug en kom zo tot de vaststelling dat heel wat elementen uit Seventeen, en dan vooral het tweede deel, nauwelijks zijn gefictionaliseerd. Precies daarom ontstond er zoveel heibel over. In het eerste deel heeft Oe zijn gefrustreerde, masturberende tiener die door extreemrechts een pasklaar vijandbeeld krijgt aangereikt nog in een heel andere familiale situatie geplaatst dan die van Otoya Yamaguchi, waardoor de twee niet direct aan elkaar kunnen worden gelinkt. Maar in het tweede deel zijn bepaalde beschrijvingen (bijvoorbeeld van foto’s van de moord) zo herkenbaar dat het verontwaardiging en zelfs woede opwekt.

In het kader van mijn proefschrift vertaal ik beide delen van Seventeen en denk (in al mijn toenmalige naïviteit): waarom die vertaling niet laten publiceren? Ik stuur het manuscript naar Meulenhoff, waar al een paar romans en verhalenbundels van Oe zijn verschenen. De directeur vindt het verhaal ‘te bizar’ en wijst het af. In oktober 1994 wint Oe echter de Nobelprijs voor de Literatuur en blijkt Meulenhoff, inmiddels met een andere directeur aan het roer, wel geïnteresseerd in nieuw werk.

Er duikt evenwel een probleem op: Oe’s agent laat weten dat de rechten op het tweede deel niet worden vrijgegeven. Ook 35 jaar na de feiten ligt het kennelijk nog gevoelig. Om die reden verschijnt alleen het eerste deel in vertaling. Om aan de lengte van een volwaardig boek te komen voeg ik er Homo sexualis aan toe, een novelle uit dezelfde periode, die handelt over seksueel extremisme, als tegenhanger van het politiek extremisme in Seventeen.

2018-2021
Van een Japanse redactrice verneem ik dat er bij de uitgeverij Kodansha een nieuwe editie is verschenen van Oe’s verzameld fictiewerk. Bij het eerstvolgende bezoek aan mijn vertrouwde boekhandel Kinokuniya in Shinjuku neem ik Volume 3 ter hand en merk meteen de speciale buikband op die eromheen zit. ‘Nobelprijswinnaar gooit eindelijk alles in de openbaarheid’ staat er, en: ‘Bevat Dood van een jonge extremist (Seventeen Deel 2)! Moeilijk te vinden werk voor het eerst in boekvorm, 57 jaar na publicatie in tijdschrift.’ Het ‘verboden’ deel dient nu dus als verkoopargument.

Bij navraag blijkt er dankzij deze publicatie in het Japans nu ook geen bezwaar meer te zijn tegen het uitbrengen van de vertaling. Ik neem contact op met de redactie van Meulenhoff, waar ze toevallig juist het idee hebben opgevat om een aantal Japanse moderne klassiekers opnieuw uit te geven. Het licht gaat op groen.

Na 25 jaar en ongeveer evenveel boeken zie ik onvermijdelijk aanleiding om in het eerste deel aanpassingen te doen. Om te beginnen zijn in de recentste versie van de brontekst een aantal wijzigingen aangebracht, in onderling overleg tussen uitgever en auteur. Doorgaans gaat het om kleine stilistische ingrepen, maar een paar keer is er ‘politieke correctheid’ in het spel en zijn woorden geschrapt en vervangen die tegenwoordig als te discriminerend worden beschouwd. Zo is fukashoku senmin (onaanraakbare paria) veranderd in kitanai mono (een vies persoon), omdat de oorspronkelijke term als beledigend wordt ervaren door afstammelingen van de burakumin, mensen die vroeger buiten de gemeenschap leefden omdat ze ‘onreine’ beroepen uitoefenden (verband houdend met bloed of de dood).

Van andere zaken vraag ik me af hoe ze destijds voorbij de persklaarmaker zijn gekomen, maar vooral heb ik inmiddels op heel wat dingen toch een andere kijk gekregen (stijl, register, zinnen al dan niet in stukken hakken...). Het resultaat is dat de ‘paar kleine aanpassingen’ die ik de redactie had aangekondigd zijn uitgemond in een geheel nieuwe tekst, waarin nauwelijks een zin ongewijzigd is gebleven.

Kenzaburo Oe

2018-2021 bis
Waarom gaf Oe na al die tijd toestemming? Wellicht vond hij dat hij als tachtiger niet echt meer iets te vrezen of te verliezen had, maar wat zeker ook meespeelde is dat het verhaal de laatste tijd opnieuw aan relevantie heeft gewonnen in Japan, en bij uitbreiding in de hele wereld. Het maatschappelijk debat wordt steeds bitser en raakt steeds verder gepolariseerd. Het afgelopen decennium is nogal wat van de extreem nationalistische retoriek uit Seventeen gemeengoed geworden in Japan, en het huidige gescheld en gedreig van netto-uyoku (Internetrechts) tegen andersdenkenden en minderheden doet niet onder voor wat de leider van de Partij van het Keizerlijke Pad in Oe’s verhaal van een halve eeuw geleden ten beste gaf.

Elders in de wereld zijn er de terreuraanslagen door geradicaliseerde jongeren, zoals die van IS. De moordenaar die op 16 oktober 2020 de Franse leraar Samuel Paty op straat onthoofdde omdat die in de klas cartoons van Mohammed had getoond, was ook een tiener. Doordat de jongen in Seventeen de keizer ziet als een God, neigt zijn houding naar religieus fundamentalisme. Zijn aanslag op een ideologische tegenstander is niet letterlijk een zelfmoordmissie, zoals wanneer hij een bomgordel had omgehad, maar hij beweert wel dat hij een missie heeft, en achteraf besluit hij dat het enige mogelijke vervolg daarop zelfmoord is.

De auteur Yukio Mishima, die in 1970 zelf een vergeefse oproep deed tot een staatsgreep in naam van de keizer en vervolgens harakiri pleegde, stond achter de ‘vaderlandslievende’ daad van Otoya Yamaguchi en menig nationalist ziet in hem ook nu nog een held, zoals blijkt uit commentaren bij beelden van de aanslag die tegenwoordig circuleren op het internet. In 2010 werd de vijftigste verjaardag van Yamaguchi’s moord en dood plechtig herdacht. Beeldmateriaal van die bijeenkomst toont tientallen bewonderaars die in aanwezigheid van een shintopriester luidkeels ‘Tennō heika banzai!’ (Lang leve Zijne Majesteit de Keizer) roepen.

Yamaguchi heeft overigens ook fans buiten Japan. In de New York Metropolitan Republican Club speelde in 2018 gastspreker Gavin McInnes, oprichter van de Amerikaanse white supremacy-groepering Proud Boys, de moord op de linkse landverrader Asanuma na met een nepzwaard. Hij droeg daarbij een bril waarop spleetogen stonden geschilderd en had als ‘slachtoffer’ speciaal een Aziaat meegebracht.

Deze en andere medestanders van Otoya Yamaguchi geloven oprecht dat die jongen van zeventien destijds Japan en het Japanse volk heeft behoed voor het rode gevaar en zien in hem een lichtend voorbeeld voor het heden.

 

Reageren? info@tijdschrift-filter.nl