Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Plasj, peirtje en buitendans

Kinderamusement van licht naar donker en omgekeerd

Isabelle Bambust

Nu al zeven jaar geleden, toen ons nichtje in haar eerste levensjaar was, verraste mijn schoonvader ons met een heerlijke Vollezeelse kinderriedel die hij voor zijn kleinkind voordroeg. Je kon het moeilijk een liedje noemen. Het was ook geen aftelrijmpje. Het was een riedel die een kind moest amuseren en die we als een 'lieddichtje' zouden kunnen bestempelen.

De versie van mijn schoonvader is deze: 

Plasj
‘k goa noa de met
‘k küp een koei
en een beetje pansj
veur nen zieke mansj
en een beetje van kieliekieliekieliekielie 

Hier kunt u deze versie van zeven jaar geleden zelf zien en horen:

 

 

 

 

 

 

En dit is mijn vrije vertaling van de riedel:

Plets
ik ga naar de markt
ik koop een koe
en een beetje pens
voor een zieke mens
en een beetje van kieliekieliekieliekielie 

Ik vond het een geweldige en ontroerende overlevering. Later viel ik hierover van de ene verbazing in de andere.

Eerst was er Jaek Vandevelde met zijn artikel “Kinderzeden” in het Nederduitsch letterkundig jaerboekje voor 1844, elfde jaargang, Gent, drukkerij der gebroeders Michiels, 66-76 (door de auteur geschreven te Dendermonde in 1843). In dat boekje vond ik op bladzijde 74 een attestatie van het lieddichtje "Plek"...

‘Plek’ of ‘Plasj’ (‘Plets’ in mijn vertaling) verwijzen naar het substantief van ‘pletsen’, ‘platsen’, of ‘pleitsen’, dus ‘met de platte hand slaan’. Degene die de riedel voor het kind voordraagt slaat met de vlakke hand op de hand van het kindje, of – omgekeerd, zoals mijn schoonpa het doet – ontvangt een pletsend handje van het kindje in zijn hand. ‘Plasj’ en ‘Plek’ – zo bedacht ik later – verwijzen misschien ook naar de bezegeling van de verkoop van de betrokken koe.

In de versie van mijn schoonvader is er op het einde met de ‘kieliekieliekieliekielie’ gekriebel in de handpalm. Die ‘kieliekieliekieliekielie’, dus die onomatopee die het gekriebel aan de hand vergezelt, vinden we niet meteen terug in het Nederlands, maar wel in het Frans onder de vormen ‘guili-guili’ en ‘guiliguili’. In de versie van Jaek Van de Velde is het gekriebel weggevallen. Bij mijn schoonpa zijn dan weer mijnheer pastoor en het oor verdwenen, en ook het stuksken lever.

Een volgend toeval wilde dat ik op een dag met mijn schoonouders in de Gentse Sint-Niklaaskerk aan het wandelen was. Er was een boekenverkoop aan de gang. Ik vond er het volgende boek van Albert Schrever: Geraardsbergen - zijn taalgebruik & zijn taaleigen en mijn schoonpapa offreerde het me. In dat boek staan verschillende versies van deze kinderriedel:

 

Toen ik bij de afwerking van dit schrijfsel naar een illustratie van het ‘handje plak’ bij de verkoop van de koe zocht, kwam ik – ongelofelijk maar waar – bij de volgende attestatie terecht: Simon Abramsz, Rijmpjes en versjes uit de oude doos, 1911, pagina 46:

Bijzonder is toch wel dat het versje hiermee grenzen verlegt, want Abramsz (1867-1924) was een Nederlandse onderwijzer. Het ‘oor’ en ‘mijnheer pastoor’ zijn ook hier nog steeds weggevallen, maar nieuw zijn ‘een stukje van de longen’ en de ‘zieke jongen’. Speciaal is ook dat de ‘lever’ hier twee keer aan bod komt.

En zelfs toen ik de allerlaatste hand aan dit artikeltje legde, bleef de ‘Plak’-riedel aan mij plakken, en vond ik nog de Brugse Magda Cafmeyer, ‘Wiegeliedjes en kniedeuntjes uit het Brugsche’, Biekorf (Jaargang 45), 1939, 62-70. Op de pagina’s 64 en 65 heeft de auteur het over paailiedjes, deuntjes waarmee de moeder het kind weet te paaien. De eerste groep paailiedjes zijn volgens de auteur deuntjes ‘[w]aarbij men in het handje klakt en kittelt […]’. Alleen de volgende twee voorbeelden doen aan het optreden van mijn schoonvader denken:

Heel dit rijke ‘Plasj-gegeven’ herinnerde me aan het volgende kniedeuntje of knieritrijmpje dat ik in mijn vroegste kinderjaren in Kalken beleefde:

Juutje peirtje ronde
van Gent noar Deiremonde
Bringt ons kientjen nen koek mee
Legdem op de waugen
De waugen es gesleuten
‘t Peirtjen eft zijn koddeken op
Trot, trot, trot 

Dit is mijn vrije vertaling:

Ju ju, paardje ronde
van Gent naar Dendermonde
Breng ons kindje een koek mee
Leg hem op de wagen
De wagen is gesloten
‘t Paardje heft zijn staartje op
Prot, prot, prot 

Ik meen dat de ‘ronde’ gewoon op een beweging in het rond slaat, of à la limite op een ‘rondedans’, of gewoonweg op het feit dat het paard ‘in de ronde’, in de omgeving, rijdt. Dat het niet moet verbazen dat zo’n wagen, die door een paard wordt voortgetrokken, ook gesloten kan zijn, toont de volgende illustratie aan:

Ik ging op zoek naar een bron voor dit kniedeuntje, en ik vond een boekje over Dendermondse kinderspelen en riedels, alweer in Gent uitgegeven.3 Het eerste wat ik zag, was niet het ‘paard’, maar op bladzijde 13:

Plak noar de merkt, kupt ‘n koei,
Kupt ewa lever, kupt ewa pansj (pens).
Kupt ewa kriebele, kriebele wansj. 

Er staat ook: ‘Op het handje. [dan volgt de tekst van hierboven] Men plakt telkenmaal op het open handje, en met de laatste woorden kriebelt men het handje.’

Ik neem aan dat de ‘wansj’, die ik nergens anders vind, misschien verwijst naar het feit dat het kindje een wens mag doen. Dit is bij kleine kinderen natuurlijk niet evident, maar kinderrijmpjes en hun tekst en uitvoering vragen lang niet altijd om meteen volledig begrepen te worden.    

Met spanning sloeg ik daarna de bladzijden om, met het oog op het vinden van een attestatie van ‘Juutje peirdje ronde…’. Maar ik kwam van een kale reis terug. De versies die ik op bladzijde 17 vind, wijken te sterk af van ‘mijn’ versie:

De laatste tijd ging ik ook op zoek naar een danskoordliedje dat me steeds is bijgebleven. Het is een liedje waarop ik met andere meisjes in het touwtje sprong. Dat gebeurde op de Kalkense speelplaats en ging als volgt:

‘t Es nen buitendans
Op zijn Ingels, op zijn Frans
Op zijn Italjoans
Op zijn Zuid-Amerikoans
Op zijn Arabiers
Geef mij moar een pintjen bier
Bier! Bier! Bier!

Hier is mijn vrije vertaling:

‘t Is een buitendans
Op zijn Engels, op zijn Frans
Op zijn Italiaans
Op zijn Zuid-Amerikaans
Op zijn Arabisch
Geef mij maar een pintje bier
Bier! Bier! Bier!

Ik vind dit liedje nergens terug. Na oproep via de sociale media, ontving ik slechts twee reacties. Mevrouw J.R. (°1979) en mevrouw A.R. (°1981), beiden uit Kalken, zongen het liedje ook. Reacties van Filter-lezers zijn dan ook meer dan welkom.

Deze column leidt me tot de gedachte dat je soms meer schriftelijke bronnen vindt over iets wat verder van je afstaat, en dat er, omgekeerd, soms dingen zijn die heel erg van jezelf zijn waarvoor je geen enkele schriftelijke bron vindt. Je zou kunnen zeggen dat het van ‘licht naar donker’ gaat wat het mini-onderzoek naar deze drie amusementsdeeltjes betreft. Ik heb de meeste bronnen gevonden over ‘Plasj!’. In een gewilde traagheid gingen er jaren over, maar de trage toestroom hield echt niet op. Over ‘t ‘peirtje’ vond ik nagenoeg niets, en de ‘buitendans’ blijft al helemaal een mysterie. Doch, ik kan in dezelfde volgorde van ‘Plasj, peirtje en buitendans’ evengoed ‘van donker naar licht’ schrijven. Want, hoe charmant en snoezig ik ‘Plasj!’ ook vind – ik ben er helemaal weg van – is het niet iets wat écht van mij is. ‘Juutje peirtje ronde’ is dat wel. En de mysterieuze ‘Buitendans’ scheert op dat vlak de hoogste toppen, omdat die dans de hele lagere school lang, dus zes jaar, dicht bij mij is geweest.

 

 

Noten
Zie in de Trésor de la Langue Française informatisé, http://stella.atilf.fr/Dendien/scripts/tlfiv5/visusel.exe?11;s=1938615570;r=1;nat=;sol=0;.
Albert SCHREVER, Geraardsbergen - zijn taalgebruik & zijn taaleigen, Geraardsbergen, Studio Schrever, 2004, 327 p.
Laura HIEL, Kinderspelen en liedjes uit het land van Dendermonde, Gent, Uitgeversfirma Vyncke, 1931, 156 p.

 

 

Isabelle Bambust is docent Nederlands en Frans voor anderstaligen aan het UCT (Universitair Centrum voor Talenonderwijs-UGent), vertaler en onderzoeker.