Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Wilt gij volstrekt naar de haaien?

Over de openingsscène van De storm van Shakespeare

Maaike van Rijn

In een toneeltekst is de dialoog (naast de regieaanwijzingen, maar die speel je niet) het voornaamste houvast voor regisseurs, acteurs en vooral publiek om de situatie helder te krijgen: waar zijn we, wie spreken er, wat is hun onderlinge verhouding? Natuurlijk, kostuums en toneelbeeld helpen, maar een goede tekst is ook glashelder zonder deze aankleding. De taal schept de situatie, die de acteurs vervolgens vertolken.

‘Je moet het niet vertellen, maar spelen’ is daarom niet alleen voor acteurs, maar ook voor toneelschrijvers een belangrijke stelregel: zij moeten alle verteltrucs inzetten om overbodige, langdradige uitleg (exposé) in de dialoog te voorkomen; alleen dan krijg je spannend toneel. Een goed voorbeeld van slecht exposé in de dialoog vind je in vrijwel elke aflevering van CSI, als de ene forensisch expert tegen de ander zegt: ‘O, pak je de massaspectograaf, die we altijd gebruiken om te kijken of we zware metalen aantreffen?’

Shakespeare – daar is hij weer – is een meester in het scheppen van situatie via een dialoog. Een mooi voorbeeld daarvan is de openingsscène van De storm (link). We vallen midden in een chaotische, gevaarlijke situatie: een zeilschip op zee in de vliegende storm uit de titel. Aan boord bevinden zich twee groepen. De eerste is de bemanning, die zich bewust is van het gevaar en de communicatie beperkt tot het hoogst noodzakelijke. Je ziet dat direct in de taal terug: de bootsman gebruikt veel elliptische zinnen – ze zijn teruggebracht tot de essentie. Zijn woorden tot de passagiers, die hem van het werk houden, bevatten weliswaar een minimum aan decorum, maar de boodschap is duidelijk: flikker op!

Licorne Haddock

De tweede groep bestaat uit de passagiers, hooggeplaatste hovelingen. Storm of geen storm, ze banjeren over het dek en eisen respect in woord en daad van lager geplaatsten in deze crisis. Hun bloemrijke taal is volstrekt misplaatst in de situatie. Het is een mooie vooruitwijzing naar een centraal thema in het stuk: deze mannen willen hun autoriteit op de verkeerde plaats, op het verkeerde moment bevestigd zien. Deze eerste scène eindigt dramatisch: het schip vergaat.

Ook toneelvertalers moeten zich goed bewust zijn van dit soort situatieve elementen in de taal om ze zo veel mogelijk te kunnen behouden in de vertaling. Hoe gaat dat in de praktijk? Om dat te illustreren heb ik een aantal vertalingen van deze scène van de hand van gecanoniseerde Nederlandse en Vlaamse Shakespeare-vertalers naast elkaar gelegd: Gerrit Komrij (1990), Willy Courteaux (1958), Martinus Nijhoff (1930) en Leendert Burgersdijk (1888). Tussen deze vier vertalingen bestaan significante verschillen, die voor de enscenering veel verschil in sfeer kunnen betekenen.

*

Shakespeare is in De storm economisch met taal. Hier speelt meteen het overbekende probleem dat het Engels meestal met minder lettergrepen toe kan dan het Nederlands. Toch weten Burgersdijk en Courteaux in onderstaand fragment zelfs een lettergreep op het origineel ‘in te lopen’:

Fragment 1
ANTONIO: This wide-chopped rascal – would thou mightst lie drowning the washing of ten tides! (17 lettergrepen)
BOATSWAIN: Yet again? What do you here? Shall we give o’er and drown? Have you a mind to sink? (13 lettergrepen)

Nijhoff
A: Ploert met je grote bek, voor mijn part spoel je tienmaal met het getij mee voor je wegzinkt. (22)
B: Bent u daar alweer? Wat doet u hier? Moeten wij het werk erbij neergooien en vergaan? Lust het u te verdrinken? (29)

Komrij
A: Die smeerlap met zijn grote muil - verzoop je na tienmaal eb en vloed maar pas! (19)
B: Nog eens! Wat zoeken jullie hier? Zullen we het dan maar opgeven en verdrinken? Popelen jullie zo om te vergaan? (31)

Courteaux
A: Schelm met je grote muil, ik wou dat je
Tien vloeden lang verdronk! (16)
B: Alweer! Wat komt u hier doen? Zullen we het maar opgeven en verzuipen? Hebt u zin om naar de haaien te gaan? (29)

Burgersdijk
A: Schreeuwlelijk! ’k gun u tien getijden lang te spart’len, eer gij zinkt. (16)
B: Zijt ge daar weer? Wat hebt ge hier te maken? Moeten wij het opgeven en verdrinken? Wilt gij volstrekt naar den haaienkelder? (32)

Vooral de voorlaatste zin is lastig: ‘Shall we give o’er and drown’ beslaat slechts zes lettergrepen.1 Nijhoff en Komrij hebben er dertien nodig, Courteaux twaalf en Burgersdijk ‘slechts’ elf, maar die levert zijn voorsprong weer in met de rest van deze claus: maar liefst 32 lettergrepen waar Shakespeare er 13 nodig had. Bovendien werkt hij onbedoeld op mijn lachspieren met zijn ‘haaienkelder’, die rechtstreeks bij kapitein Haddock vandaan lijkt te komen. Kan het niet minder? Natuurlijk wel: ‘Zullen we dan maar opgeven en zinken? Wilt u echt verzuipen?’ – dat zijn er 23. De puzzelaars onder ons kunnen het vast nog bondiger.

Nijhoff lijkt over het algemeen degene te zijn die het minst aandacht heeft geschonken aan de ‘taaleconomie’, zoals ook hier:

Fragment 2
BOATSWAIN: I pray now, keep below! (6)

Nijhoff
Mag ik u verzoeken beneden te blijven. (12)

Komrij
Doe me een lol, blijf beneden. (8)

Courteaux
Blijf alstublieft beneden. (7)

Burgersdijk
Ik bid u, blijft beneden. (7)

Niet alleen de lengte van Nijhoffs claus valt hier op, ook het gebruikte register komt niet overeen met dat van het origineel.

*

De chaotische situatie en de conflicten tussen twee standen boden Shakespeare alle kans om grof taalgeschut in te zetten. Zo is daar raadsheer Gonzalo, die respect eist voor zijn hooggeplaatste positie, maar zelf bepaald geen hooggeplaatste taal gebruikt. Dat zegt veel over hem en vormt een bruikbaar handvat voor een regisseur of acteur die het personage vormgeeft:

Fragment 3
GONZALO: I’ll warrant him for drowning, though the ship were no stronger than a nutshell and as leaky as an unstanched wench.

Volgens de geannoteerde Arden-editie refereren ‘leaky’ en ‘unstanched’ aan een ongestelde en/of seksueel onverzadigbare vrouw. Hoe hebben de heren dit opgelost?

Nijhoff
… en zo lek als een mandje.

Komrij
… zo lek als een meid die de maand heeft.

Courteaux
… en zo lek als een hoer.

Burgersdijk
… en zo lek als een onverzadelijke deerne!

Nijhoff laat de letterlijke betekenis los en kiest een gebruikelijker beeldspraak, maar negeert opnieuw Gonzalo’s grove register. Courteaux, Komrij en Burgersdijk lossen het probleem op door voor één van beide betekenissen te kiezen, waarbij Courteaux wat mij betreft doorschiet in platte grofheid. Komrij maakt er een lekker ‘bekkende’ zin van, maar zijn ‘de maand hebben’ is geen bestaande uitdrukking, wat ik niet zo sterk vind.

Het kan niet anders of de vertalers moeten ook plezier hebben gehad aan de volgende scheldpartij, waar ze allemaal een uitroepteken achter hebben gezet:

Fragment 4
SEBASTIAN: A pox o’your throat, you bawling, blasphemous, incharitable dog.

Nijhoff
Krijg de kanker in je keel, scheldende, schetterende, oneerbiedige hond!

Komrij
Laat je strot dichtzweren, bulkende, godslasterende, ontoeschietelijke hond!

Courteaux
Krijg de pest in je keel, jij bulkende, oneerbiedige, harteloze hond!

Burgersdijk
Krijg de kramp in de tong, gij jankende, scheldende, onmeedogende hond!

*

Interessant genoeg gebruikt de bootsman verschillende registers voor de verschillende groepen. In het volgende fragment geeft hij eerst één van de passagiers lik op stuk, roept tussendoor een aanmoediging naar de zwoegende bemanning, en eindigt met het dringende verzoek aan alle passagiers om nu echt van dek te verdwijnen. Het terzijde aan zijn mannen (al eerder door hem aangesproken met ‘hearts’) wordt niet door alle vertalers duidelijk onderscheiden van de rest van de claus:

Fragment 5
BOATSWAIN: […]If you cannot, give thanks you have lived so long and make yourself ready in your cabin for the mischance of the hour, if it so hap. – Cheerly, good hearts! – Out of our way, I say!

Nijhoff
Maar als dat niet helpt, wees dan dankbaar dat u zolang hebt geleefd, en ga in uw hut u voorbereiden op het laatste uur dat wel eens slaan kon. – Komaan, jongens. – Uit de weg, zeg ik.

Komrij
Lukt het niet, wees dan dankbaar dat u zolang hebt mogen leven en ga u zelf in uw kajuit voorbereiden op het allerergste – ’t kan elk moment gebeuren. Vooruit beste mannen! Loop ons niet in de weg, zeg ik.

Courteaux
en lukt dat niet, dank dan de hemel dat u zo lang geleefd hebt en bereid u in uw kajuit op het ergste voor als het mocht gebeuren. En nu opschieten, jongens! Uit de weg, zeg ik.

Burgersdijk
Maar anders, dank God, dat gij zo lang geleefd hebt; en bereid u in uw kajuit op het ergste voor, als het gebeuren mocht. – Houdt je goed, jongens! – Uit den weg, zeg ik!

Vooral bij Komrij en Courteaux lijkt het alsof de hele claus tot de passagiers is gericht, waarmee de toon van de bootsman ineens vergoelijkend wordt: ‘kom kom, ik weet wel dat jullie het niet zo bedoelen...’ Dat past slecht bij het karakter van de bootsman zoals dat in de rest van de scène naar voren komt.

*

Kun je hier iets uit concluderen? In het algemeen lijkt het erop dat Burgersdijk de situationele aspecten het best behoudt in zijn vertaling, die nu pakweg 130 jaar oud maar vaak nog verrassend fris is. Ik had het niet verwacht, maar op grond van alleen deze fragmenten ontkom ik niet aan de conclusie dat ikzelf de oudste vertaling toneeltechnisch nog steeds de beste vind.

 

Noot
1 Voor ‘o’er’ reken ik één lettergreep - de r wordt als linking-r met ‘and’ verbonden.

 

Bibliografie
William Shakespeare, The Tempest. Ed. V.M. Vaughan & A.T. Vaughan. The Arden Shakespeare, third series, revised edition. London: Bloomsbury Publishing Plc, 2011.

De werken van William Shakespeare. Vertaald door Dr. L.A.J. Burgersdijk. Elfde deel. Leiden: E.J. Brill, 1888 / Facsimile-editie Het Spektrum BV, 1983.

William Shakespeare, De storm. Vertaald door Gerrit Komrij. Amsterdam: Bert Bakker, 1990.

William Shakespeare, De storm. Vertaald door M. Nijhoff. Amsterdam: Querido, 1952 (eerste druk 1930).

William Shakespeare, Verzameld werk. Vertaald door Willy Courteaux. Amsterdam/Antwerpen: Meulenhoff/Manteau, 2007 (eerste druk 1958).

 

Na een jaar als uitwisselingsstudent aan een beeldende kunstopleiding in Zweden en het eerste jaar van de Gerrit Rietveld Academie stapte Maaike van Rijn (1974) over naar Engels en Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Ze studeerde af in 2002 op historische Nederlandse letterkunde van de Verlichting. Na haar studie werkte zij onder meer enkele jaren als medewerker theaterpubliciteit voor onder meer Over het IJ Festival, de Theatercompagnie en Toneelschuur Producties. Begin 2013 startte zij haar werkzaamheden als toneelvertaler, gecoacht door Tom Kleijn. Inmiddels vertaalde zij onder meer De Revisor voor Het Nationale Toneel, verzorgde Nederlandse ondertitels bij de performance van Brits beeldend kunstenaar Sarah Maple Keeping up with the Kapulets en werkte ze mee aan de Nederlandse vertaling van War Horse van Michael Morpurgo. Haar vertaling van Desse auga (Deze ogen) van Jon Fosse, uit het Nynorsk, werd gepubliceerd bij De Nieuwe Toneelbibliotheek.

Maaike is een fervent pleitbezorger van hedendaags Scandinavisch toneel in Nederland en onderhoudt nauwe contacten met auteurs en instanties op dit gebied in Noorwegen en Zweden.