Ik ben zo’n vijftien jaar te laat geboren. Toen ik ter wereld kwam in 1991, was in Vlaanderen het kwaad al geschied. Literair vertalers uit een vroeger tijdperk, groeiden op met Algemeen Nederlands (AN) op de televisie en radio in programma’s als Voor wie haar soms geweld aandoet, De Fabeltjeskrant of Hier spreekt men Nederlands. De taal die zij te horen kregen in de klas en in formele contexten, was standaardtaal. Thuis of onder vrienden werd wel dialect gesproken, maar het bleef bij die twee varianten.
Na de hervorming van de staatsstructuur van België in 1970, volgde ook de vervlaamsing, verwallonisering en verbrusselsing van het publiek domein. In 1989 werd het populaire tv-kanaal VTM opgericht, met als gevolg de VTM-isering of vertussentalisering van het Nederlands in Vlaanderen. Tussentaal is een Verkavelings- of soapvlaams, een informele omgangstaal met een mengeling van kenmerken uit dialecten en standaardtaal, die ook nog eens kan verschillen per regio. Naast het persoonlijke dialect en het Algemeen Beschaafd Nederlands, werd de Vlaamse tussentaal gelegitimeerd door het gebruik ervan op de televisie. Films werden apart gedubd in Nederland en Vlaanderen. In de woorden van Nathalie Tabury: ‘De Vlaming pikt het niet meer dat zijn leeuw [in The Lion King] Nederlands spreekt.’ Sesamstraat werd in 1983 vervangen door Het Liegebeest. Tien voor taal hield het nog lang vol, tot 2005. Ik groeide op met Samson en Gert, De Boomhut en W817. Door het ontbreken van tv- en radioprogramma’s in het AN groeiden Vlaamse aspirant-vertalers vanaf de jaren negentig op met een (ver)talige handicap.
Bij mijn eerste grondige kennismaking met de wereld van het literair vertalen, tijdens het postgraduaat aan de KU Leuven, verbaasde ik me erover hoe normatief er werd omgegaan met de Belgische taalvariant. De Vlaamse literatuur wordt in Nederland dan wel gekoesterd vanwege haar gemarkeerde en regionale taal, het wollige en schattige Vlaams, maar daar is in de vertaalwereld vooralsnog geen ruimte voor. Het gebruik van Belgisch Nederlands in literaire vertalingen is uit den boze (behalve als het een beoogd doel dient). Ik werd er tijdens mijn studie op attent gemaakt dat er een verschil is tussen de groene en rode werkwoordsvolgorde (waarbij de rode het meest gebruikt wordt in de Randstad), dat ze in Nederland geen voltooid deelwoord tussen de persoonsvorm en infinitief zetten (‘de tekst moet worden vertaald’ in plaats van ‘de tekst moet vertaald worden’) en natuurlijk dat een ‘zetel’ een ‘bank’ moet zijn, een ‘job’ een ‘baan’, ‘wandelen’ in feite ‘lopen’ is, en ‘lopen’ dan weer ‘rennen’. Een bekend verschijnsel bij vertalers die niet uit het normgebied komen, is hypercorrectie. Tijdens een vertaalatelier vermeed ik bijvoorbeeld het woord ‘nazinderen’ te gebruiken, omdat daar in Van Dale ‘BE’ bij staat. Achteraf blijkt dat het woord perfect aanvaard en gebruikt wordt aan de andere kant van de grens.
Natuurlijk zie ik dit bijleren als een verrijking en wil ik me allerminst profileren als ‘dat arme Vlaams vertalertje’ of anderen een calimerocomplex aanpraten. Er moet een norm zijn, zoals er in alle taalgebieden een is. Wel wil ik pleiten voor meer toenadering, inclusie en een minder hiërarchische benadering. Besnuffel alle verschijningsvormen van een taal met evenveel nieuwsgierigheid en respect. Neem andere taalgebruikers ook in overweging bij het vertalen. Geef bijvoorbeeld de Duitse roman Handy (2007) van Ingo Schulze niet de titel Nul-zes, want geen Vlaamse of Surinaamse lezer zal die verwijzing begrijpen. En wees zuinig met de ‘hartstikkes’, ‘asjemenou’s’ en ‘mesjogges’.
Er lijkt wel degelijk een noodzaak te bestaan (Noord-)Nederlanders te vragen goede wil te tonen, omdat er nog steeds een scheefgetrokken machtsverhouding bestaat tussen de verschillende taalvarianten. Die wordt misschien niet in stand gehouden uit onwil, maar eerder uit onverschilligheid of onwetendheid. Dat maakt het niet minder frappant om vast te stellen dat de domme reus uit Sprookjesboom (2006), een serie gebaseerd op de figuren uit de Efteling, een Vlaams accent heeft, net als de naïeveling Pumbaa uit De Leeuwenkoning (1994). Opsomer (2013) schreef een thesis over het gebruik van Vlaamse tussentaal in Disneyfilms en kwam tot de conclusie dat tussentaal gebruikt werd om een humoristisch effect te bewerkstelligen, uitheemse bevolking te portretteren of personages uit een lagere sociale klasse. Door de consequente associatie van een taalvariëteit met bepaalde karakteristieken, ‘bestaat de kans […] dat je een bepaalde variant van tussentaal na een tijdje spontaan met een bepaalde sociale klasse gaat verbinden’, schrijft ze. Een dergelijk problematisch gebruik van een Nederlandse taalvariëteit komt ook voor in de musicalversie van The Lion King (2019) waar de hyena’s, ‘de gemene beesten, lui en dom, [die] altijd lachen als idioten, en alles doen wat de baas zegt, behalve als het te moeilijk is [...], spraken met een vet Surinaams accent, dat moeiteloos overging in een vet Antilliaans accent. […] Zo dun is de laag van acceptatie en integratie en participatie en al die mooie woorden van andere mensen in Nederland,’ schrijft Sharda Ganga (2019).
Het is zeker niet allemaal kommer en kwel. Voor de Vlaamse literair vertaler is het aantal mogelijkheden enorm gegroeid de laatste pakweg twintig jaar. De (bi-)nationale vertaalinstituten en -opleidingen schoten als paddenstoelen uit de grond. De zichtbaarheid en professionalisering vergrootte. Daaruit blijkt dat er grens- en taalvariantoverschrijdend wordt gedacht. Zelfs de Vertalersvakschool heeft sinds kort een arm die tot in Antwerpen reikt. De Taalunie heeft de ‘N’ uit haar logo gehaald opdat niemand het als ‘niet-Vlaams’ of ‘niet-Surinaams’ zou kunnen interpreteren, zegt Hans Bennis (2018), de voormalig algemeen secretaris. Vanuit een internationaal perspectief lijkt de uitsluiting van bepaalde taalvarianten uit de vertaalwereld dan ook alleen maar tot meer verdeeldheid te leiden binnen ons al kleine taalgebied. ‘Het is tijd dat we er minder gespannen over gaan doen,’ zegt Henriëtte Louwerse, voorzitter van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek. Vertalers zijn toch nog altijd bruggenbouwers en kunnen bijdragen aan samenhorigheid. Abdelkader Benali verwoordde dat nog bij de voorstelling van het nieuwe vertaalpleidooi: ‘In een alsmaar provincialer wordende wereld vecht de vertaler een soms moedeloze strijd om die wereld groter te houden’. Dus laten we niemand achterstellen, en bruggen bouwen tussen onze gelijkwaardige taalvarianteilandjes die elk hun eigen toegevoegde waarde hebben.
Elisabeth Van Haegenborgh (°1991) rondde een bachelor en master taal- en letterkunde Engels-Nederlands en een specifieke lerarenopleiding Engels-Nederlands af aan de UGent. Ze volgde het postgraduaat literair vertalen van de KU Leuven en Universiteit Utrecht en liep hiervoor stage bij Vlaams-Nederlands huis deBuren. Momenteel geeft ze Nederlands aan anderstalige volwassenen bij CVO Brussel.
Deze column ontstond naar aanleiding van een uitgebreider onderzoek naar het veranderende Vlaamse literaire vertaallandschap tijdens een stage bij Vlaams-Nederlands huis deBuren. Een verslag daarvan is te vinden via https://www.deburen.eu/magazine/2667/het-vlaamse-literaire-vertaallandschap-van-2003-tot-2033.
Benali, A. 2019. ‘Red de literaire vertaler’, NRC Handelsblad, 27 mei. Zie ook: https://www.nrc.nl/nieuws/2019/05/27/red-de-literaire-vertaler-a3961615
Bennis, H., & H. Pröpper. 2019. verTALEN voor de toekomst. Een nieuw vertaalpleidooi. ELV. Zie ook: http://www.vfl.be/_uploads/Downloads/downloads/Vertaalpleidooi_mei2019_def.pdf
Ganga, S. 2019. ‘Column: hyena's’, dwtonline. Zie: http://www.dwtonline.com/laatste-nieuws/2019/05/25/column-hyenas/
Opsomer, G. 2013. "Pardon, ma, uw accent? Da’s eel grappig!". Een kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar Vlaamse tussentaal in Disneyfilms. (P. D. Caluwe, Red.) Masterproef UGent. Zie: https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/372/RUG01-002060372_2013_0001_AC.pdf
Tabury, N. 2019. Gesprek. (E. Van Haegenborgh, Interviewer) Mechelen.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.