Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Een groot schrijver met een abominabele schrijfstijl?

Willem G. Weststeijn

Het stuk van Hans Boland in Filter van juni 2016 (jaargang 23, nr 2), ‘Vertalersprobleem: de abominabele schrijfstijl van een groot schrijver’, vraagt om een reactie. Boland, bezig met een nieuwe vertaling van Tolstojs Anna Karenina, prijst de roman terecht de hemel in, althans de structuur van de thema’s en motieven ervan, die hij ‘geniaal’ en ‘goddelijk’ noemt. Ook is het boek zo goed dankzij Tolstojs ‘vlijmscherpe observaties van zowel uiterlijke verschijnselen als psychologische processen, en zijn onovertroffen vertelkunst, waarmee hij een spanningsboog weet te creëren die niet onder zo’n kolos [het boek telt bijna duizend pagina’s; WGW] bezwijkt.’

In schrille tegenstelling met deze lof staat Bolands oordeel over Tolstojs stijl. Tolstoj ‘schrijft slecht’, zijn lange zinnen zijn ‘meestal alleen maar moeizaam en onbeholpen’. Enkele alinea’s achter elkaar openen met hetzelfde woord ‘is een teken van stilistische gemakzucht’, ‘wat zijn inkt nog kleiiger maakt is zijn gewoonte om aan drie kwart van de zelfstandige naamwoorden minimaal twee – tot wel vijf – bijvoeglijke naamwoorden en/of participia vast te plakken’, ‘Tolstojs slabberdekwaslexicon, dat niet zelden lulkoek oplevert’ – het liegt er allemaal niet om: Tolstoj is een groot schrijver, maar – meent Boland – hij schrijft abominabel, ‘taalbroddelarij’. Als vertaler acht hij zich verplicht de hele zaak op te schonen. In het Russisch kan Tolstoj er nog mee door, maar ‘in de West-Europese literatuur zijn zijn halfbakken, eigenzinnige “stijlgrepen” en zijn simplistische vocabulaire domweg onacceptabel en hooguit gangbaar onder politieke dwepers en cowboypredikanten’. Dat opschonen stelt Boland voor eindeloos veel problemen. Anna Karenina is ‘extreem moeilijk’ te vertalen.

De argeloze lezer, die weet dat de Nijhoffprijs – volkomen verdiend – aan Boland is toegekend voor in het bijzonder zijn vertaling van het integrale oeuvre van Poesjkin, zal misschien verbaasd staan over Bolands tirade tegen Tolstojs stijl, maar de vertaler, op grond van diens kennis van de Russische taal en literatuur, toch geloven. Je kunt je ook afvragen: is het wel waar wat Boland beweert? Heeft Tolstoj wel echt zo’n rampzalige stijl en is zijn werk echt wel zo moeilijk te vertalen? En kan dat eigenlijk wel: een fenomenale schrijver zijn en tegelijkertijd een heel slechte stijl hebben?

Ak Mix

Ik heb als slavist nogal wat van en over Tolstoj gelezen, maar heb me nooit geërgerd aan zijn stijl en ben ook nooit in boeken en artikelen over hem, noch van westerse, noch van Russische geleerden, afkeurende of denigrerende opmerkingen over zijn stijl tegengekomen. Ook vertalers lijken er geen onoverkomelijke problemen mee te hebben gehad. Anna Karenina is op zijn minst vijf keer in het Nederlands vertaald, het meest recent door Lourens Reedijk in 1990, daarvoor onder anderen door Wils Huisman, wier vertaling (1965) is opgenomen in de Russische Bibliotheek van Van Oorschot. Beide vertalingen zijn uitstekend leesbaar. Je krijgt nergens de indruk dat de vertalers geworsteld hebben met Tolstojs ‘moeizame en onbeholpen’ lange zinnen’, ‘halfbakken, eigenzinnige “stijlgrepen”’ en opeenstapeling van zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden. Laten we Bolands eigen ‘opgeschoonde’ voorbeeld nemen, waarin hij Tolstojs tekst heeft ontdaan van naar zijn idee overtollige herhalingen en het woordgebruik heeft verbeterd.

Ondanks de liefde waaraan Vronski zich volledig had overgeleverd verliep zijn leven aan de buitenkant onverminderd, eigenmachtig, volgens hetzelfde patroon als voorheen. Het was gevuld met zijn relaties en belangen in de beau monde en in het leger. Die laatste telden heel zwaar voor hem, omdat hij aan zijn regiment gehecht was en meer nog omdat de soldaten en officieren aan hem gehecht waren. Ze hadden respect voor hem en waren trots op hem, want hij was ontzaglijk rijk, had een zeer goede opleiding genoten en beschikte over uitzonderlijke capaciteiten, zodat zijn voorland successen van velerlei aard garandeerde waardoor, zou men veronderstellen, zijn eerzucht en ijdelheid werden geprikkeld; zijn ware betrokkenheid lag echter bij het regiment en de kameraadschap die hij daar ontmoette. Hij wist dat de mannen hem hierom enorm waardeerden en behalve dat hij gewoon hield van het kazerneleven voelde hij zich moreel verplicht geen afbreuk te doen aan zijn imago.

Als je deze tekst in het Nederlands leest is er niets mis mee. Als je hem vergelijkt met de Russische tekst, waarin de naam Vronski vier keer voorkomt, zie je dat die door Boland drie keer is geschrapt; het woord ‘regiment’, dat Tolstoj zes keer gebruikt, is teruggebracht tot twee. Winst wat aantal woorden betreft levert dat overigens niet op: Tolstojs 127 woorden worden er in de vertaling 153. Van de vier zinnen van Tolstoj maakt Boland er zes.

Hoe doen de twee andere genoemde vertalers het? Eerst Wils Huisman:

Hoewel Wronski’s innerlijk leven geheel van zijn hartstocht vervuld was, bleef zijn uiterlijk leven onveranderlijk en onontkoombaar de oude baan volgen van zijn mondaine en militaire belangen en verplichtingen. De belangen van het regiment namen een grote plaats in Wronski’s leven in, omdat hij van zijn regiment hield en vooral ook, omdat men in het regiment van hem hield. Men was niet alleen op hem gesteld, men voelde ook achting voor hem en men was er trots op, dat deze man, die zo onmetelijk rijk was, een voortreffelijke opvoeding had genoten en vele capaciteiten had, voor wie de weg openlag naar succes op alle mogelijke gebieden naar bevrediging van zijn eerzucht en ijdelheid, dat alles toch versmaadde en boven alle levensbelangen die van het regiment en van zijn kameraden verkoos. Wronski kende de opinie, die zijn makkers over hem hadden en behalve dat hij van dit leven hield, voelde hij zich ook verplicht deze eenmaal verworden reputatie hoog te houden. (G.A. van Oorschot, Amsterdam 1965, blz. 205)

Lourens Reedijk:

Hoewel Vronski’s leven innerlijk geheel vervuld was van zijn hartstocht, verliep zijn leven uiterlijk, gelijk vanouds, onveranderlijk en onweerstaanbaar in de geijkte banen van relaties en wereldse en regimentsbelangen. De regimentsbelangen bezetten een belangrijke plaats in Vronski’s leven. Dat kwam door zijn liefde voor het regiment maar vooral omdat men daar van hem hield. En men hield in het regiment niet slechts van Vronski maar men droeg hem ook achting toe en was trots op hem. Men was er trots op dat deze immens rijke, talentvolle man met een briljante opleiding voor wie de weg naar elke mogelijke vorm van succes, eerzucht en ijdelheid openlag, dit alles versmaadde en dat van alle levensbelangen hem het belang van zijn regiment en zijn kameraden het naast aan het hart lag. Vronski was zich dit alles terdege bewust en behalve dat hij van dit leven hield, voelde hij zich ook verplicht om deze door hem verworven reputatie hoog te houden. (L.J. Veen, Utrecht/Antwerpen 1990, blz. 199)

Huisman houdt Vronski er drie keer in en het regiment vier keer. Reedijk houdt zich aan Tolstojs vier keer Vronski en komt tot vijf keer regiment. Wat aantal woorden betreft ontlopen ze elkaar (en ook Boland) niet veel. Huisman heeft er 160 nodig, Reedijk 157. Huisman maakt net als Tolstoj vier zinnen, Reedijk net als Boland zes.

Over de kwaliteit van een vertaling valt, mits het Nederlands vlekkeloos is, eindeloos te delibereren. Het uiteindelijke oordeel erover wordt, denk ik, voor een groot deel bepaald door de persoonlijke smaak van de lezer. De een houdt niet van lange zinnen en is blij als de vertaler die in stukken knipt, of stelt ‘eigentijdse’ woorden op prijs. De ander heeft geen bezwaar tegen lange zinnen en stoort zich misschien aan modieuze woorden in een vertaling van een negentiende-eeuwse tekst. Ook bij hen die de brontekst kennen en vergelijken met de vertaling kan het oordeel heel verschillend zijn: de een zweert bij vertalen wat er staat, de ander juist bij vrij vertalen.

Tolstoj 2

Als je het hierboven geciteerde tekstfragment uit Anna Karenina in het Russisch leest, of ik moet zeggen: als ik het lees, want Boland denkt daar duidelijk heel anders over, bekruipt me geen moment het gevoel dat ik een stilistisch gebrekkige tekst lees, die ontsierd wordt door nodeloze herhalingen en opeenstapeling van woorden. Integendeel, de zinnen lopen, ondanks hun lengte (de derde zin telt 53 woorden), heel vloeiend, wat mede, of misschien wel vooral, komt door het zinsritme. Daarin passen de herhalingen heel goed. Als Tolstoj schrijft: «В полку не только любили Вронского, но его уважали и гордились им, гордились тем, что…» (‘In het regiment hielden ze niet alleen van Vronski, maar ze hadden respect voor hem en waren trots op hem, trots omdat…’), zie ik niet in waarom de herhaling van ‘trots’ stilistisch niet door de beugel zou kunnen en dus uit de vertaling geweerd moet worden. In Bolands: ‘Ze hadden respect voor hem en waren trots op hem, want…’ gaat juist iets van dat Tolstojaanse zinsritme verloren. Of het woord ‘eigenmachtig’ in de tweede regel van zijn vertaling beter is dan het door de andere vertalers gekozen ‘onontkoombaar’ en ‘onweerstaanbaar’ (het gaat over het ‘uiterlijk leven’ of zoals Boland schrijft het ‘leven aan de buitenkant’) moet de lezer zelf bepalen. Datzelfde geldt voor ‘zodat zijn voorland successen van velerlei aard garandeerde’ in plaats van het wat gewonere ‘voor wie de weg naar elke vorm van succes openlag’ en de toevoeging van het niet in de brontekst staande woord ‘moreel’ bij ‘verplicht’ in de een na laatste regel.

Boland kan vertalen, daarover kan geen twijfel bestaan. Maar om een groot schrijver te betichten van een slechte stijl uitsluitend omdat die stijl je niet zint en die je daarom in je vertaling aanpast aan je eigen smaak, gaat wel erg ver. Het lijkt me bij Tolstoj, gezien de prestaties van de andere vertalers, ook bepaald niet nodig. Tolstojs stijl is uitstekend te handhaven, wat we bijvoorbeeld ook zien in de fraaie recente (2006) vertaling van Oorlog en vrede van Yolanda Bloemen en Marja Wiebes voor de Russische Bibliotheek. Heeft Tolstoj wel een slechte stijl? Ik geloof daar niets van. Ik geloof ook niet dat dat kan: met een slechte stijl romans schrijven die tot de grootste van de wereldliteratuur behoren.

Aan het slot van zijn stuk valt Boland het Letterenfonds aan, dat hem wel een ‘gewone’ subsidie heeft toegekend, maar geen extra honorering, aangezien deze alleen wordt toegekend aan vertalingen met een hoge moeilijkheidsgraad en het Fonds van oordeel was dat Anna Karenina daar niet toe behoorde. Volgens Boland is dat een ‘amateuristische denkfout’ van ‘de betreffende adviseur, die zich ongetwijfeld slavist mag noemen’ (om misverstanden te voorkomen: ik was dat niet – WGW). Voor Boland is Anna Karenina extreem moeilijk, dus heeft hij recht op een extra uitkering. Tegelijkertijd pleit hij ervoor het criterium ‘moeilijk’ af te schaffen want het enige wat telt is volgens hem ‘a) de kwaliteit van een vertaling en b), het belang van het origineel voor onze cultuur.’ In datzelfde slot staat nog iets merkwaardigs: ‘Uit het voorbeeld dat ik hierboven heb beschreven moge blijke in wat voor onmogelijke bochten de vertaler zich moet wringen om van Tolstojs Russisch goed Nederlands te maken. Dat is niet moeilijk voor iemand die met taal kan toveren.’ Nee, dat lijkt me inderdaad ook niet. Althans niet voor de tovenaar met taal die de goede vertaler is.

 

Willem G. Weststeijn is emeritus hoogleraar Slavische letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam.