Toen me werd gevraagd om bij de publiekspresentatie van het online vertalerslexicon VNLex iets te zeggen over het belang van zichtbaarheid van vertalers, hoefde ik niet lang na te denken. Ik ben ervan overtuigd dat een vertaling nooit neutraal kan zijn, dat een vertaler zichzelf meeneemt bij het vertalen en dus per definitie zichtbaar is in een vertaling, ín de tekst. Dat mag alleen wel wat vaker worden erkend. Nu gaat het bij VNLex weliswaar in de eerste plaats om zichtbaarheid búíten de tekst, maar die twee zaken kunnen volgens mij niet los van elkaar worden gezien. In de ideale wereld waar ik weleens van droom leidt meer zichtbaarheid buiten de tekst namelijk tot meer belangstelling voor de vertalerszichtbaarheid ín de tekst. Andersom leidt meer besef van de aanwezigheid van een vertaler ín de tekst idealiter tot meer nieuwsgierigheid naar wat voor mensen die vertalers nu eigenlijk zijn.
Maar voor de verandering wil ik weleens voorbij het veilige we-doen-het-allemaal-voor-de-groepargument gaan en het persoonlijker aanpakken door mezelf de vraag te stellen: is het voor mij, als persoon, belangrijk om zichtbaar te zijn, en zo ja, waarom precies?
De geur van een herfstbos
Wie vertaler wordt, doet dat over het algemeen niet om roem te vergaren. Als dat wel een belangrijke drijfveer is, heb je althans niet de meest efficiënte manier gekozen om je doel te bereiken. Waarom wordt een mens dan wel vertaler? De meeste vertalers zullen antwoorden – nee, ik zou de vraag persoonlijk benaderen: ík ben vertaler geworden omdat ik op die manier kon doen wat ik het allerliefste doe, namelijk heel geconcentreerd lezen, complexe gedachtegangen ontwarren, en zelf schrijven. Is dat echt wat ik het liefste doe? Misschien dat ik nog net iets liever de geur van een herfstbos opsnuif en met mijn man en dochtertje aan de ontbijttafel zit, maar verder, ja. Er is de voldoening van de eindeloze stroom nieuwe inzichten die je bij het vertalen opdoet en het heerlijke gevoel – is het trots? – als je je geest zodanig hebt opgerekt dat je een gedachtekronkel denkt te hebben ontcijferd die aanvankelijk onbegrijpelijk leek. Bovendien heb ik ook weleens geconstateerd dat lezen en schrijven voor mij fysiek een prettige ervaring is – ongeacht wat ik lees of schrijf, al lees ik een gebruiksaanwijzing. Ik vind het op een heel basale én op een heel diepgaande manier aangenaam om te doen.
En nu ben ik vertaler, een vertaler zonder gebrek aan werk zelfs. Ik krijg, met andere woorden, betaald voor wat ik het allerliefst doe. Voor dat wat ik denk ik ook zou doen als ik geld genoeg had om nooit meer te hoeven werken – als ik daarmee de markt niet zou verzieken, uiteraard – maar dat dus: lezen, studeren, schrijven, en dat daar dan iets concreets, iets tastbaars uit rolt. Iets van papier dat je vast kunt houden, een boek met een geur, waar je naam in staat.
Maar als ik betaald krijg voor iets wat ik dolgraag doe, waarom wringt er dan iets? Waarom had ik soms ondanks alles toch gewild dat ik iets totaal anders was gaan doen? Is het omdat je als vertaler keihard werkt en over allerhande vaardigheden moet beschikken en toch maar bar weinig waardering krijgt, financieel én moreel? Is dat hoe ik het ervaar? Ik kan van het vertalen leven, niet riant, maar het lukt, en ik weet me gewaardeerd door mensen die ik hoog heb zitten. Ik heb zelfs een paar keer mailtjes ontvangen van wildvreemde lezers die me lieten weten dat ze van mijn vertaling hadden genoten. Dat is toch waardering, gezien worden?
Ja, dat is het, en die dingen doen me ook goed, maar om precies te zijn hebben we het over twee van dat soort mailtjes in een vertaalcarrière van inmiddels zeven jaar en op de momenten dat ik in lichte tot grote wanhoop door mijn werkkamer ijsbeer omdat ik er langzaam van overtuigd begin te raken dat het me dit keer echt niet gaat lukken – dat soort momenten doen zich zeker twee keer per boek voor – kan ik mezelf er veel minder goed van overtuigen dat er mensen zijn die mijn werk waarderen. Ja, lach ik dan schamper, het was die vorige vertaling waar ze enthousiast over waren, wacht maar tot ze dit lezen… Want behalve een vreugdevolle bezigheid kan vertalen ook een worsteling zijn, en spontane schouderklopjes krijg je niet vaak op de vele dagen dat je in je eentje achter je beeldscherm zit. Ik ben al heel blij als ik bij elke vertaling één compliment krijg tijdens het redactieproces en één in de media. Dat zijn, pak hem beet, twee complimenten voor een halfjaar ieder woord dat je opschrijft wikken en wegen. En meestal heeft zo’n compliment de vorm van één term: zorgvuldig, soepel, prachtig. Ontzettend fijn om te horen, maar niet altijd genoeg om weer een halfjaar op te teren.
Zo blijkt maar weer, intrinsieke motivatie verlost je niet van de menselijke behoefte aan bevestiging.
Ziel en zaligheid
Ik heb ervan staan kijken hoe goed het me deed toen ik het Elly-Jafféstipendium kreeg, hoe gezien ik me toen voelde. Als ik me niet vergis had ik kort daarvoor heel serieus overwogen te stoppen met vertalen – en om me heen zijn er veel leeftijdgenoten die daar daadwerkelijk toe besluiten. Ook mensen die het dolgraag doen en het heel goed kunnen. Maar op een gegeven moment is het klaar met je ziel en zaligheid in een vertaling leggen en zien hoe je boek volledig aan de aandacht ontglipt, waarna jij weer een paar maanden op een nieuwe opdracht kan wachten. En dat terwijl er tal van dingen zijn die evengoed leuk zijn om te doen waar je meer geld en waardering voor krijgt. Ik kan ze geen ongelijk geven, maar ik word er wel verdrietig van dat de literaire vertaalwereld dan weer een jong talent armer is.
Nu heb ik het ongemerkt toch weer over de groep, maar zo’n verhaal wakkert ook bij mij het ongenoegen weer aan over hoe het soms gaat. En ik voel me toch echt persoonlijk gekrenkt als ik in de krant in een paginagroot artikel lees dat een bepaald boek van Hannah Arendt nu voor het eerst in het Nederlands is ‘afgedrukt’ (NRC Handelsblad, 27 mei 2021), of als tijdens een literaire avond, waarin vertalen nota bene centraal staat, wordt gesteld dat het ook wel begrijpelijk is dat een auteur niet altijd tijd heeft ‘om al die vertalers te woord te staan’. Het zijn mede-‘literair professionals’ die dit soort dingen zeggen en schrijven; als zelfs zij ons niet naar waarde weten te schatten…
En dat terwijl – vrees niet, nu komt het optimistische slot – dit soort opmerkingen volgens mij puur voortkomen uit gebrek aan kennis van wat vertalen is. Ik weet zeker dat iedere vertaler tal van mensen kan noemen bij wie ze de ogen heeft zien oplichten toen ze vertelde wat voor afwegingen ze zoal tijdens het vertalen maakt. Hoe vaak ik niet iemand verbaasd heb horen uitroepen dat er toch wel heel veel bij dat vertalen komt kijken. ‘Wat interessant zeg, daar had ik eigenlijk nooit bij stilgestaan!’ En precies dat is de reden waarom het zo ontzettend belangrijk is dat we blijven schrijven over vertalen, dat we blijven laten zien wie die vertalers zijn en wat ze doen. Je hoeft maar één keer te hebben beseft hoe veelomvattend en mateloos complex vertalen is om daarna nooit meer op dezelfde manier naar vertalingen te kijken. Daarom zijn platforms als VNLex – ik denk ook aan andere websites, tijdschriften, literaire avonden – waar met aandacht over vertalen en vertalers wordt gesproken essentieel. Als ieder bezoek aan zo’n platform één geringschattende opmerking over vertalers minder betekent, hoeft op den duur misschien geen enkele gedreven, getalenteerde vertaler meer te stoppen vanwege gebrek aan waardering.
Deze tekst werd uitgesproken bij de feestelijke publiekspresentatie van VNLex op 4 november 2021 in Groningen.
Eva Wissenburg volgde de Master Literair Vertalen (UU) en is sinds 2014 werkzaam als vertaler. Vertaalde werk van onder meer Éric Chevillard, Cécile Wajsbrot en Albert Camus. Is wetenschappelijk medewerker van het ELV en redacteur van Filter.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.