Het vertaaljaar 2011 – een impressie    3-17

Ton Naaijkens

Grand Hotel Europa heette de feestelijke avond in Brussel georganiseerd om het grote congres op te luisteren dat in de eerste dagen van december 2011 de Europese situatie van de literair vertaler behandelde. Literair vertalers was verzocht op het balkon van het prachtige Flagey plaats te nemen en witte maskers te dragen. Aan het eind van de avond moesten de maskers de zaal in geworpen worden om te laten zien wie erachter schuilgingen. De avond werd gebracht als een hommage aan de literair vertalers, maar de sprekers waren schrijvers, en niet de minste. Voor mij was het een schok om te horen hoe deze schrijvers, die hun liefde voor vertalers openlijk wilden belijden, het vertalerschap feitelijk ontkenden. Pulitzerprijswinnaar Michael Cunningham – optredend samen met Alberto Manguel en Dubravka Ugrešić – spande de kroon. Hij formuleerde het bondigst wat zich als de rode draad van de avond ontspon: ‘Een boot, een vaas en een kerstboom betekenen iets anders voor mij dan voor de lezer. De lezer vertaalt het boek onvermijdelijk in zijn eigen private systeem van symbolen en resonanties.’1 Dat is een uitspraak die volledig paste bij de tijdsspanne dat de vertalers in de zaal nog een masker droegen. De lezer tot vertaler benoemen, zoals Cunningham zo verleidelijk mogelijk deed, is niet veel anders dan de zaak omdraaien, een ijskoude ontkenning van de sleutelrol die vertalers spelen bij het doorgeven van zijn boeken. De vertaler is niet één lezer, hij is dé lezer, een voor-lezer die ook nog schrijft. Maar dit is misschien een theoretisch spelletje dat ik nu speel: veel belangrijker is het toenemende verschijnsel dat publieke bijeenkomsten met vertalers gedomineerd worden door schrijvers. Of door hen afgesloten worden, als slotstuk, als literaire kers op de taart. De onzichtbaarheid van de vertaler wordt er eigenlijk mee bevestigd – al moet hij het natuurlijk zelf weten dat hij in de schaduw van de auteur gaat staan op het moment dat het om hem, om de vertaler, draait. Het had Manguel, Cunningham en Ugrešić gesierd als juist zij maskers hadden opgezet.

Death Of Eurydice

De avond flankeerde een congres dat PETRA heette, naar de Franse afkorting voor een platform voor Europese literair vertalers. Daar kwamen belangwekkende vragen op tafel ter voorbereiding van een Europees vertaalpleidooi, analoog aan het Nederlands-Vlaamse van 2008 en met dezelfde thema’s: betaling, status, opleiding en ja: zichtbaarheid. Het was een goed en zinvol congres, ondanks het spektakel van veel individuele landen en individuele vertegenwoordigers met individuele verhalen. Ik was er zelf bij, vast net zo individueel als de anderen. Toch denk ik dat de impuls die van PETRA uitgaat, van groot belang is en er voor zou kunnen zorgen dat de problemen die er zijn structureler en omvattender worden aangepakt. Misschien moet er dan minder naar met woord en gebaar paraderende schrijvers geluisterd worden. Tijdens Grand Hotel Europa werd in een van de zijzaaltjes het Inkomensonderzoek bij literair vertalers in Vlaanderen gepresenteerd dat de Vlaamse Auteursvereniging (what’s in a name) had laten uitvoeren. Zelden een onderzoek gezien dat de term ‘inkomensonderzoek’ zo ruim opvatte en de problematiek zo breed zag. Men spreekt van vergrijzing (61% ouder dan 45), van de uitoefening van een ander beroep naast dat van vertaler (81%), van een deprimerend laag jaarsalaris dat een literair vertaler met een ‘maximum haalbare workload van zo’n 200.000 woorden per jaar en de vaste woordprijs van 6,3 eurocent’ zou kunnen ontvangen (€12.600). Maar het rapport vertelt ook over de beleving van het beroep (‘leuk, uitdagend en creatief’), wijst op het belang van opleiding (‘er wordt reikhalzend uitgekeken naar de nieuwe Vlaams-Nederlandse masteropleiding literair vertalen’) en geeft in die zin een bijzonder productieve impuls.

Ja, zichtbaarheid, uit de schaduw treden. Ik las in 2011 opvallend veel ingezonden brieven, een inmiddels populair vertalersgenre – Flip Willemsen die opmerkte dat Gerard Rasch niet genoemd wordt in een artikel over Szymborska,2 Giny Klatser die vroeg om vermelding van vertalers in VN's Detective en Thrillergids,3 om er alvast twee te noemen. In Frankrijk werd het groter aangepakt, door Pierre Assouline, die in een omvangrijk pamflet vertalers opporde om uit de schaduw te treden, ook als hij stelt dat een vertaler in Europa nog het minst ‘ongelukkig’ is: ‘[…] De vertaler [kan] zeggen dat hij teleurgesteld is als hij naar zichzelf kijkt en blij als hij zich vergelijkt met de ander. Maar dit gevoel is niet langer voldoende, want sinds een paar jaar is, tegelijk met de ontwikkeling van zijn professionele omgeving, zijn situatie slechter geworden.’4 Assouline geeft de vertaler de status van een schrijver, roept de uitgevers op in de professionaliteit van de vertalers te investeren en meer5 – al met al tegen de achtergrond van een inderdaad overal merkbaar teruglopende markt (‘Boekvertalers nog altijd overgeleverd aan de nukken van de uitgever’) en in een wereld waarin de digitalisering toeneemt (‘App Google vertaalt live’, ‘Google Translate werd binnen een paar jaar de populairste online vertaaldienst’). De wereld lijkt ook zo overzichtelijk, Europeser geworden, meer dan vroeger weten we wat er speelt in andere landen. Zo waren de geschillen tussen vertalers en uitgevers die het Spaanse letterenveld al geruime tijd teisteren in het nieuws; Julio Grande wees er vorig jaar zijdelings al op in Filter. Op de Madrileense boekenbeurs Liber werd begin oktober een arbitragecommissie opgericht om die conflicten te beslechten, het gaat de Spaanse vertalers vooral om het gebrek aan respect voor hun rechten.

Op het PETRA-congres werden we getolkt, een luxe voor wie niet elk moment van de dag Frans of Macedonisch verstaat. Nederlandstalige tolken zijn bitter nodig: de EU startte in 2011 een campagne voor nieuwe aanwas van conferentietolken. Ook in de rechtbanken zullen tolken nodig zijn; in november werden de lidstaten het erover eens dat wie in een EU-land aangehouden wordt op verdenking van een strafbaar feit er binnenkort recht op heeft in zijn eigen taal (of in een taal die hij begrijpt) geïnformeerd te worden over de procedure. Heel anders is de situatie in Nederland, waar de tolken bij artsenbezoeken niet meer worden vergoed. Getroffen worden per 1 januari 2012 migranten en vluchtelingen, met name zij die zwaar getraumatiseerd zijn en onbehandeld rondlopen. Aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn & Sport, Edith Schippers, werd een brief gestuurd door een vooraanstaande groep beleidsmakers waarin men sprak van een dreigende situatie van inhumane zorg. Hanneke Bot, ter zake kundig door haar onderzoek naar meertalige gespreksvoering in de gezondheidszorg, werd gevraagd of ze haar psychotherapeutische gesprekken te Wolfheze nog kan voeren zonder tolk: ‘Niet dus, ik begrijp dan zo’n beetje vaag waar het over gaat, maar van echt contact is geen sprake. Dat zie je ook bij de huisarts of psychiater die een patiënt behandelt zonder professionele tolk. Als iemand somber overkomt, schrijven ze al gauw antidepressiva voor. Voor de zekerheid.’6 

Bitterkut & weer op zwart
Een van de curiositeiten in 2011 was de verschijning van het debuut van de Zweedse Maria Sveland, dat Bitterfittan heet en in het Nederlands door De Geus aanvankelijk op de markt werd gebracht als Bitterkut. Dat kon niet volgens de inkopers, waardoor er nu met een sticker Bitterbitch van gemaakt is. In de KB-catalogus heet het boek over een jonge moeder nu ook zo, voordeel is dat daar wel de vertaler (Rory Kraakman) vermeld wordt; op de site van de uitgeverij die zo veel voor haar vertalers doet is dat niet het geval. Een tweede curieus bericht betrof een persbericht dat Al Qaeda uitgaf na de dood van Bin Laden. De Arabische tekst sprak volgens de Engelse vertaling van ‘the martyrdom of sheikh Usama bin Laden’, waar de ene keer ‘de marteldood van sjeik Osama Bin Laden’ van gemaakt wordt en de andere keer ‘de martelaarsdood van Osama bin Laden’.7 Wel een verschil.

Maar laat ik het over degenen hebben die ons ontvielen in 2011. Eugene Nida, een pionier van de vertaalwetenschap en de Bijbelvertaling, overleed op hoge leeftijd (1914–2011). Zijn invloed op het Bijbelvertalen was groot, wereldwijd en dus ook in het Nederlandse taalgebied. Nergens was er aandacht voor hem, behalve in Met andere woorden, kwartaalblad over bijbelvertalen, waarin Harry Sysling een gepast in memoriam schreef. In Nederland is vooral de Groot Nieuws Bijbel (1983) ontstaan onder invloed van de theorieën van Nida, aldus Sysling die stelt dat nog jaren, ondanks nieuwere inzichten over de verwevenheid van vorm en boodschap, op Nida’s werk voortgebouwd kan worden.8 Een passend in memoriam viel ook Wilfred Oranje (1951–2011) ten deel in het Bulletin van de Vereniging van Letterkundigen (2011/2): ‘De laatste keer dat ik Wilfred sprak,’ zo Rien Verhoef, ‘in de rust van zijn werkkamer twee weken voor zijn dood, met buiten zijn raam een druilerige maandagochtendmarkt, beschreef hij “het oog van de storm” waarin hij verkeerde en waaruit hij met een zekere bevreemding naar het verdriet om hem heen keek. Zelf berustte hij bijna gelijkmoedig in het naderende einde.’ Er verschenen na Oranjes dood nog vertalingen van zijn hand, Goethe en Roth, er werd bijzonder veel over hem geschreven en gesproken; Els Snick droeg op het laatste moment haar proefschrift aan hem op.

Een van de meest tragische, met meer rumoer omgeven doden was natuurlijk Amy Winehouse (1983–2011), en Theodor Holman probeerde de juiste woorden voor haar afscheid te vinden door in Het Parool de song ‘Back to black’ te vertalen, samen met zijn lezers.9 ‘Mijn vertaling sucks,’ aldus Holman, die zich vooral afvraagt wat Amy bedoelde met ‘we only said goodbye with words’. Frommé neemt de handschoen op, want ‘“Back to Black” is een authentiek woedend, bitter lied van een bedrogen vrouw’. Ook Frommé is niet tevreden (onder meer met ‘ons vaarwel was maar een woord’), en hij vraagt Parool-lezers dat te laten zien. De vertaling wordt herdenking, er reageren veel mensen, Holman geeft toch de voorkeur aan Frommé, die zeker de beste titel bedacht (‘Weer op zwart’). Mooi was zeker de versie van Claartje van Swaaij: ‘Hij heeft voor spijt geen tijd gehad / hield zijn pik nat / voor weer dat veilige gat / mijn kop omhoog gewend / tranen afgeremd / ga door zonder mijn vent / je ging terug naar oud terrein // Zo ver van hier, zo ver van wat wij zijn / En ik betreed een moeilijk pad / kans klein geschat / ik ga weer op zwart / We gingen scheidend uit elkaar / ik stierf wel honderd keer / jij gaat terug naar haar / En ik ga weer…’ back to black.

Het predicaat hofleverancier
In 2011 werden weer de nodige vertaalprijzen toegekend en uitgereikt. Wat dat betreft is de levendigheid groot. Paul Vincent ontving de Vondel Translation Prize 2011 voor My little war van Louis Paul Boon, nadat hij eerder al diens Chapel Road en Summer in Termuren gepubliceerd had.10 De Prix des Phares du Nord 2011 ging naar Bertrand Abraham voor zijn vertaling in het Frans van Reves Op weg naar het einde: En route vers la fin (Phébus). Als je boeken van Toon Tellegen vertaalt heb je veel kans een prijs te winnen. Martin Cleaver ontving de Marsh Award voor het beste in het Engels vertaalde literaire kinderboek voor zijn vertaling van Tellegens Brieven aan niemand anders. Judith Wilkinson won de Popescu Prize van de British Poetry Society voor haar vertaling van Tellegens dichtbundel Raafvogels (Raptors, bij Carcanet Press). De Engelsman Mai Peet won de Gouden Lijst, een nieuwe prijs voor het beste jeugdboek in de categorie vertaalde literatuur; de vertaler, Sanne Parlevliet, deelde in de eer. Harm-Jan van Dam won de vertaalprijs bij de wedstrijd ‘Nederland Vertaalt’ voor zijn vertaling van een lied uit de Carmina Burana (101 inzendingen). De andere winnaars waren Hans Claus (Engels), Inge van ’t Spijker (Frans), Thea Wieteler (Duits) en Oda Visser (Afrikaans). De manifestatie vond plaats op dezelfde dag dat de Martinus Nijhoff Prijzen werden uitgereikt: die van 2010 aan Riet de Jong-Goossens, die van 2011 aan Piet Schrijvers. De presentatie van de uitreiking door Naema Tahir verleidde het dagblad De Pers tot de boude uitspraak dat er ‘heus wel wat te giechelen was bij de uitreiking van de Martinus Nijhoff Vertaalprijs’.11 In een ingezonden brief in de Volkskrant (2 september 2011) wezen Mariolein Belacortu en Peter Gelauff erop dat in een bericht over de toekenning van de Charlotte Köhlerprijs 2011 aan Mensje van Keulen niet vermeld werd dat er ook een (gelijknamig) stipendium aan een beginnend vertaler toegekend was, en wel aan Arieke Kroes: ‘Wij willen hiermee protesteren tegen de blijkbaar onbedwingbare gewoonte om vertalers weg te cijferen, terwijl velen van hen het predicaat hofleverancier niet zou misstaan.’ Arieke Kroes wordt in het juryrapport van Marijke Emeis, Ria van Hengel en Gea Schelhaas ‘zeer vaardig, vindingrijk en dapper’ en een ‘zeer terechte winnaar’ genoemd die kan ‘uitgroeien tot een vertaalster van formaat’. De Aleida Schotprijs 2011 was voor Roel Schuyt voor zijn vertaling van de Sloveense herinneringsroman De nieuwkomers van Lojze Kovačič (Van Gennep). Jan Mysjkin werd de eerste laureaat van de nieuwe vertaalprijs van het Roemeense festival Poesis International te Satu Mare, onder meer voor zijn vertaling van een roman van Max Blecher en een bloemlezing van hedendaagse poëzie uit Roemenië.12 Francisco Carrasquer (*1915), die in 1960 de Nijhoff Prijs won, kreeg de James Brockway Prize 2011 voor zijn vertalingen van Nederlandse gedichten in het Spaans. De nieuwe Europese Literatuurprijs, mogelijk gemaakt door een dertiental onafhankelijke boekhandels, ging naar Marie N’Diaye voor haar Drie sterke vrouwen in een vertaling van Jeanne Holierhoek (voor De Geus). De prijzen van het Nederlandse Letterenfonds voor de vertaler als cultureel bemiddelaar 2011 gingen naar Vincent Hunink, Bartho Kriek en Claudia Di Palermo. De Hiëronymusprijs 2011 van het NGTV ging naar Fedde van Santen. Tijdens het Nationaal Vertaalcongres in november werd de ITV-prijs ‘Beste vertaler 2011’ uitgereikt aan Peter Vlaam uit Sliedrecht, Antoinietta Toffolo uit Weert werd tot ‘Beste tolk 2011’ gekozen. Winnaar van de ATA-prijs ‘Beste vertaalbureau of -afdeling 2011’ was de Directie Vertalingen (AVT) van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Het VPRO-televisieprogramma Dode Dichters Almanak ontving de Vertaalengel 2011 uit handen van de Werkgroep Vertalers van de VvL. In Duitsland won Ryszard Turczyn samen met Esther Kinsky de Karl-Dedecius-Preis 2011 voor vertalingen uit het Pools in het Duits: het is dezelfde Turczyn die wij kennen als vertaler uit het Pools in het Nederlands. En ja, de Filter Vertaalprijs 2011 ging naar Jan Kuijper voor zijn vertaling van Hadewijchs Liefdesliederen.

Ongelovige Tommy, als was in Bruinsma’s handen
De Bijbel, althans het evangelie volgens Matteüs kreeg een nieuw casual jasje met De torrie van Mattie, een vertaling in straattaal door Daniel de Wolf (NBG/Youth for Christ/Ark Mission). De Wolf woont in een achterstandswijk te Rotterdam, waar hij de subculturele expertise vandaan haalde. Johnnyboy de Doper, ongelovige Tommy, Jowie Davids de kill: we leren ze kennen, horen ze praten en het is dankbaar citeren.13 Overigens deed mediëviste Sabrina Corbellini in Trouw (18 juni 2011) een bijzondere uitspraak, namelijk dat het gebruik van vertalingen ‘zeker geen protestantse uitvinding’ is. ‘Het dominante beeld is nog steeds dat het leken voor de Reformatie verboden was zelf de Bijbel te lezen. Dat is niet zo. Vaak was het gewoon toegestaan.’ Toen heette het vertalen in de volkstaal, nu vertalen in straattaal.14 Heel bijzonder was in dit kader de vertaling die gemaakt werd van de graphic novel Habibi van Craig Thompson, vertaald door Waldemar Noë (voor Oog & Blik/De Bezige Bij): een omvangrijke strip waar taal en talen een belangrijke rol spelen, de schoonheid en afgronden van de oosterse cultuur bezongen worden en een soort tweestrijd ontstaat tussen versies van verhalen uit de Bijbel en uit de Koran. Als je de strip leest en ziet, in de taal van de vertaling en de Arabische tekens van niet-vertaling, is het tegelijkertijd een liefdesverhaal tussen moeder en zoon, die allebei weer niet-moeder en niet-zoon van elkaar zijn – bij nader inzien eigenlijk net zoals Jezus en Maria dat wel en niet van elkaar waren.

Paul Claes publiceerde een vertaling van Heracleitos, Alles stroomt (Athenaeum – Polak & Van Gennep), Piet Schrijvers herzag zijn vertaling van de Aeneis uit 1996 en voegde nieuwe aantekeningen en een essay toe (Historische Uitgeverij). Er verscheen een Friese Metamorphosen: Feroarings fan stal, vertaald door Klaas Bruinsma (Steven Sterk/Bornmeer), aangeprezen door Piet Gerbrandy met de zin ‘Zo werd Ovidius’ Latijn als was in Bruinsma’s handen.’15 In de Perpetuareeks werd een oude vertaling van het Gilgamesj-epos herdrukt (die van Theo de Feyter), de nieuwere vertaling van Herman Vanstiphout (SUN, 2001) was in de besprekingen uit zicht, zelfs bij een vertaalhistorisch overzicht dat bij een uitgebreide bespreking gevoegd was.16 Reize in een palanquin heet een lang veronachtzaamd boek uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis, dat wel ettelijke malen vertaald werd in het Frans, Duits en Deens. En nu in het hedendaagse Nederlands. Het boek behandelt de reis die Jacob Haafner in 1786 ondernam langs de zuidkust van Indië, waar hij verliefd wordt op een tempeldanseres, naar verluidt beeldschoon. Het fabuleuze, antikolonialistische boek werd hertaald door Thomas Rosenboom, die er Exotische liefde van maakte (Athenaeum – Polak & Van Gennep). ‘Het is een geweldig boek,’ aldus Guus Middag, ‘het wemelt van de avonturen en al die avonturen zijn aanleiding voor interessante uitweidingen over Indiërs en hun religie, muziek, dans, eetgewoonten, geneeskunst en omgang met de doden.’17 Rosenboom hertaalt soepel, licht toe en slaagt in wonderbaarlijke verlevendiging. Eind van het jaar werd de Gysbreght van Aemstel weer opgevoerd (Het Toneel), en Willem-Jan Otten verving een drietal reien door ‘gerichte gedichten’, zo ook hertalend met het oog op reanimatie van Vondels tekst.

Zomaar, hup, mille mozzarelle
Straf was dat, toen Onno Kleyn openlijk vroeg of het Vlaamse kookboek van Jeroen Meus (Dagelijkse kost, Van Halewyck) ‘maar jongens, […], zomaar, hup, de Nederlandse markt op gestuurd moest worden?’18 Volgens Kleyn moest het worden vertaald. De kritiek van de respectabele culinaire journalist (altijd goede recepten!) is wat beperkt helaas, hij heeft het alleen over woorden die volgens hem niet kunnen (grijze garnalen, busseltjes peterselie, pladijs en zwarte pens – sic, sic, twijfelsic, sic). Dat is allemaal relatief natuurlijk en bovendien nog eens onderdeel van de charme van Meus. Wel is het interessant als Kleyn de echte kloof tussen het Vlaams en Nederlands laat zien, al is het dan vaak technische fijnproeverij en uiteindelijk nog behoorlijk verwarrend: ‘En de Belgen noemen gamba’s nog steeds scampi, wat bij ons terecht bestreden wordt (het is het Italiaanse woord voor langoustientjes, Noorse kreeftjes).’

Maar voor het overige meen ik te zien dat de zorg voor non-fictie toeneemt, steeds meer gerenommeerde vertalers lenen er hun stijl aan.19 En in dikke, bijzondere boeken: Alexis de Tocquevilles Over de democratie in Amerika werd als vertaling gepubliceerd, een boek van 1166 bladzijden, zie elders in deze Filter; De Patagonische haas van Claude Lanzmann, door Marianne Kaas (voor De Arbeiderspers, 577 blz.), een buitengewone prestatie, ‘grootse memoires’, aldus Margot Dijkgraaf en Xandra Schutte20; en Karl Schlögels Terreur en droom. Moskou 1937, 750 blz. door Goverdien Hauth-Grubben (voor Atlas). Het zijn wel vaak boeken, blijkt me al schrijvende, waar massamoorden in voorkomen en de mens an sich behoorlijk ontluisterd wordt – daar moet ik dan nog een bijzonder deprimerend en overtuigend leerzaam boek aan toevoegen: Bloedlanden van Timothy Snyder, over de strijd die Stalin en Hitler in de Oekraïne, Wit-Rusland, Polen en de Baltische Staten uitvochten over de hoofden van de inwoners heen. De vertaling voor Ambo was van Patty Adelaar en Ton Heuvelmans.

Laatstgenoemde was de meest genoemde en tegelijk de meest veronachtzaamde vertaler van het jaar 2011. In een ingezonden brief aan Vrij Nederland wees hij daar terecht zelf op toen het weekblad in één uitgave vrolijk Jennifer Egan, Alan Hollinghurst en Adam Levin als gasten van het Crossing Border festival interviewde en niet verwees naar de vertalingen van hun succesvolle, veelbesproken boeken.21 Heuvelmans is de vertaler van het jaar als je afgaat op zijn in deze inleiding genoemde producten (zie Bloedlanden dus, en Hollinghursts Kind van een vreemde, dat hij samen met Edzard Krol vertaalde voor Prometheus; of voor De Arbeiderspers Bezoek van een knokploeg waarmee Egan de Pulitzer Prize 2011 en nog heel wat andere awards won; verder ook de indrukwekkende graphic novel Asterios Polyp, zie elders in Filter). Uit het Engels werd net als in 2010 een aantal oudere boeken opnieuw uitgebracht. De Groep van Mary McCarthy verscheen opnieuw, en daarvoor werd de oude vertaling van J.F. Kliphuis en R.W.M. Kliphuis-Vlaskamp uit 1963 gebruikt, gemoderniseerd door Baukje Brugman (De Arbeiderspers). Een andere klassieker, Heer der vliegen van William Golding, dat we kenden in de vertaling van H.U. Jessurun d’Oliveira (in 1960 bij De Tijdstroom verschenen en in 2007 nog herzien voor de reeks Salamander Klassiek), werd ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van de auteur opnieuw vertaald (door Harm Damsma en Niek Miedema voor Mouria). Zowel voor De Groep als Heer der vliegen werd een voorwoord toegevoegd van een schrijver (resp. Candace Bushnell en Stephen King), ter bevordering van de verkoop. De vliegenheer van Damsma & Miedema is anders, maar het is mooi dat we ook over die van Jessurun d’Oliveira beschikken – ‘Om hem heen zinderde de diepe, als een litteken in de jungle geslagen groef van de hitte’ staat nu tegenover het vroegere ‘Het lange in de wildernis uitgeschoren litteken omgaf hem als een stoombad’; dat is een zin uit het eerste hoofdstuk dat we eerst kenden als ‘Het steken van de schelp’ en nu ‘De klank van de tritonshoorn’ blijkt te heten.22

En steeds verschijnen er ook boeken in enorme oplagen: vanuit het niets op de eerste plaats in de bestsellerlijst belandde het zesde deel van De aardkinderen (Het lied van de grotten, van Jean M. Auel, vertaald door Henny van Gulik en Ingrid Tóth, Bruna Uitgevers), oplage 100.000 stuks.23 De ongeveer 110 boeken over Geronimo Stilton, geschreven door een Italiaans collectief naar een idee van Elisabetta Dami, beginnen doorgaans met een oplage van 25.000.24 De Nederlandse scout die de reeks naar Nederland haalde, is ook de vertaler ervan: ‘Je hoeft mij niet meer te vertellen hoe het moet. Ik heb leren lopen en nu kan ik echt wel rennen. Ik bén Geronimo. […] De beroemde uitroep van Geronimo is mille mozzarelle, ik maakte daarvan gi-ga-geitenkaas.’25 En dan Biggles, de Britse oorlogspiloot uit een lange reeks die ook ik ooit verslond: er stond een bericht in de krant dat de International Biggles Association in oktober 2011 in Amstelveen bijeen zou komen. Daar werd Wapenbroeders gepresenteerd, een bundeling met zes vertaalde, nieuwe Bigglesverhalen (vertaling Vincent van Gerven, Roger Schenk, Paul van der Werf, IBA). Biggles is de avontuurlijke hoofdpersoon van 97 jongensboeken, geschreven door Captain W.E. Johns (1893–1968), die zelf in de Eerste Wereldoorlog vliegenier was en toen krijgsgevangen werd genomen. Tekstschrijver, vertaler en woordvoerder Paul van der Werf: ‘In de jaren zestig beleefden de Bigglesavonturen in Nederland een piek, met de bekende uitgaven in de Prismareeks. We hebben het uitgezocht in de archieven: er zijn toen liefst 1,9 miljoen exemplaren van Johns’ boeken gedrukt.’26 De vertaling is voorzien van mooi ouderwetse illustraties en van talloze voetnoten waarin zaken worden uitgelegd als het Verypistool27: met liefde gemaakt en verzorgd.

Van Vlieland en opstandige dauw
Ger Groot wees op twee vuistdikke romans over Spanje ten tijde van oorlog en terreur: Antonio Muñoz Molina’s De nacht der tijden (een vertaling door Tineke Hillegers-Zijlmans en Frieda Kleinjan-Van Braam voor De Geus, ‘met lange, welgevormde (en fraai vertaalde) zinnen’, aldus Groot28) en Ongewisse glorie van Joan Sales (een vertaling van Adri Boon voor Menken Kasander & Wigman). Hans Boland publiceerde het zesde deel van het verzameld werk van Poesjkin in vertaling: Drama en sprookjes (De Papieren Tijger): veel lof voor hem; nu hij de gedichten achter de rug heeft was er volgens Sjeng Scheijen een lossere toon nodig voor Boris Godoenov. ‘Maar ook dit gaat Boland buitengewoon goed af. De echte test komt straks, als Boland Poesjkins proza gaat vertalen.’29 Getipt en bewierookt en druk besproken ook een andere vertaling van Boland: De beren van Vsevolod Garsjin (Athenaeum – Polak & Van Gennep, met nawoord door de vertaler).30 Garsjin en Poesjkin zijn negentiende-eeuwers, net als Dostojevki, over wiens vroege Nederlandse receptie Pieter Boulogne op 21 mei 2011 te Leuven promoveerde (binnenkort meer hier over in Filter). Van de nieuwere schrijvers viel vooral de Tsjetsjeense roman van Vladimir Makanin op (Asan, vertaald door Gerard Cruys voor De Arbeiderspers), net als De beren een boek over Kaukasische oorlogen, de ene dichterbij dan de andere. Curieus was het gelijktijdig verschijnen van twee vertalingen van Het jaar 4338, een (jawel, negentiende-eeuwse) bundel verhalen van Vladimir Odojevksi. Aai Prins vertaalde ze voor Hoogland & Van Klaveren, Willem Weststeijn voor Pegasus en Stichting Slavische Literatuur. Naar verluidt wisten de twee vertalers en uitgevers niets van elkaars plannen. ‘Eindelijk is Odojevski vertaald,’ verzuchtte Mirjam Noorduijn, ‘en nu meteen twee keer’; zij vergeleek en zag verschillen, maar sprak geen voorkeur uit.31 Sjeng Scheijen vindt de onvoorziene tweestrijd gewonnen door Prins.32 De twee uitgevers brachten een gezamenlijk persbericht uit en hoopten op meer aandacht, hetgeen geschiedde.

De Fondsen bleven succesvol in het promoten van de Nederlandstalige literatuur in het buitenland. Dat kunnen de directeuren, Henk Pröpper en Carlo van Balen die allebei afscheid namen, met hoofdletters op hun palmares schrijven. Of het nu Crime Writers, Quality Non-Fiction, Children’s Books, Graphic Novels of gewoon 10 Books from Holland and Flanders zijn: de prospectussen laten het trots zien: Kir kurdu kitap kurdu (Bibi’s bijzondere beestenboek van Bibi Dumon Tak in het Turks door Şansal Livatyali), Sang & Roses suivi de Mamma Medea door Alain van Crugten voor Actes Sud-Papiers (Tom Lanoye), Hello Everybody! door Michele Hutchison (een boek van Joris Luyendijk voor Profile). Ik denk wel dat we Marlene Müllers vertaling Kutscher Herbst (Koetsier Herfst van Charlotte Mutsaers) opmerkelijk mogen noemen (verschenen bij Hanser). Het is zo veel dat het moeilijk te overzien is en je bent dankbaar als iemand vanuit zijn cultuur het licht laat schijnen over wat er uit ons taalgebied binnenkwam. ‘Van Duinkerken tot Vlieland, van Hadewijch tot Hafid’ luidde zo’n overzicht, geschreven door Daniel Cunin in de vorm van ‘indrukken van een Franse lezer’.33 Cunin spreekt met liefde en verstand over een ‘overdaad aan stijlen en standpunten’ in de Nederlandstalige literatuur. 2011 is – daarentegen – ook weer het jaar waarin er veel ophef ontstond over een poging diezelfde overdaad aan stijlen en standpunten te exporteren naar China. De manifestatie is indrukwekkend geweest, de zorg voorbeeldig, en de discussie in de media, hoe vervelend en koket soms ook, zorgde er in elk geval voor dat bij alle literatuur ook de mensenrechten en de verhouding tot het grote China zelf nadrukkelijker besproken werden. Hier waren de standpunten talloos en het zat velen hoog; Grunberg kwam er steeds op terug in zijn Volkskrant-voetnoten, wijzend op elke vlaag hypocrisie die aanwaaide; veel columnisten peilden hun morele hart, beleidsmakers en schrijvers als Ramsey Nasr meldden zich om de haverklap om incidenten recht te zetten (de affaire van het Amnestyspeldje dat een aantal schrijvers liever in de prullenbak gooide; de schrijver Frans Thomése die bij De Wereld Draait Door de meegereisde schrijvers scherp aanviel, et cetera). Het is duidelijk dat er moet worden opgelet, zeker als de censuur toeslaat zoals bij Kluuns Komt een vrouw bij de dokter, waar in het Chinees flink is ingegrepen.34 De Fondsen zullen vast alert blijven en al hun diplomatie blijven inzetten. Maarten ’t Hart was niet mee naar China, hij publiceerde zijn Dienstreizen van een thuisblijver (bij De Arbeiderpers) waarin hij – naast een ontroerend portret van de Hongaarse vertaler Béla Szondi – hilarisch vertelt over reizen met schrijvers en fondsen naar het buitenland; met name de ontluisterende schildering van de dienstreis naar Göteborg is aan te bevelen – een antidote tegen de Chinese hype.

Maar even exotisch bleef de import uit het buitenland, vertalingen in het Nederlands die minder gedragen worden door de massa van een bekende, nabije en grote cultuur. Soms oudere teksten, soms jongere: uit het Oudijslands, dertiende-eeuws, de Edda van Snorri (Marcel Otten voor Athenaeum – Polak & Van Gennep; zie verderop in dit nummer) tegenover het nieuwe Rust van de Hongaar Attila Bartis door Cora-Lisa Sütö) voor Meulenhoff. Michiel Leezenberg signaleerde in NRC Handelsblad een aantal twintigste-eeuwse Perzische fictieboeken, verschenen bij de Wereldbibliotheek (Ahmad Shamlu, Opstandige dauw, poëzie, vertaald door Sharogh Heshmat Manesh), De Geus (Mahmoud Doulatabadi, Zonder Soloetsj, vertaald door Gert J.J. de Vries) tot De blinde uil van Het Talenhuis, een boek van Sadegh Hedayat, vertaald door Ali Soleimani: ‘Het idee dat Iran meer te bieden heeft dan olie en ayatollahs zal sommigen verrassend in de oren klinken; maar een nog grotere verrassing zijn de adembenemende rijkdom en veelzijdigheid aan thema’s en emoties van deze literaire traditie.’35 De blinde uil, weet Lezenberg, werd al tweemaal eerder in het Nederlands vertaald; hij wijst er ook op dat in Iran niet alles of niet alles compleet te verkrijgen is; Doulatabadi, die hij Nobelprijswaardig acht, krijgt vrijwel niets uitgegeven. Hét initiatief van het vertaaljaar 2011 was de Berberbibliotheek die Athenaeum – Polak & Van Gennep uitbracht: de schrijver Asis Aynan (van het fantastische Ik, Driss dat hij samen met Hassan Bahara schreef) en de vertaalster Hester Tollenaar tekenen ervoor, voor het plan, de vertaling en de voorbeeldige boekverzorging met voor- en nawoord en verklarende woordenlijsten. Aynan beschouwt de reeks als verrijking van de Nederlandse literatuur: ‘Het is idioot dat de kous af is met de migratie van mijn vader. Ik kies voor Nederland, ik ben hier geland, maar ik wil graag cultuur van dáár naar hier halen. Dat is ook migreren.’36

De moed tot simpliciteit
Het zwaartepunt bij de uit het Duits vertaalde boeken lag op filosofie en op heruitgaven van vertalingen van Nico Rost (1896–1967): Hans Fallada en Anna Seghers (zie elders in dit nummer). Daarnaast moet Gerrit Bussink gecomplimenteerd worden die aan zijn omvangrijke oeuvre Stad der engelen, de laatste roman van Christa Wolf (1929–2011), toevoegde (Van Gennep). Hij vertaalde De commandant van Jürg Amann (Contact) met daarin verwerkt de memoires van kampcommandant Rudolf Höss (zie daarvoor ook ‘Het kwaad vertaald’, Filter 15:4, met name het portret door Christiane Kuby van Willy Wielek-Berg). Ook van Bussinks hand verscheen Het begin van iets (van Siegfried Lenz), geflankeerd door een ongewijzigde herdruk van diens Duitse les (uit 1970, vertaald door Jaap Walvis, allemaal bij Van Gennep) en een herziene vertaling van Degenhardts Lont (Uitgeverij Schokland). Veel klassieke teksten ook, ik noem: een nieuwe vertaling van het Nibelungenlied (Jaap van Vredendaal, voor Boom) en De jeugd van koning Henri Quatre van Heinrich Mann (José Rijnaarts, Atlas, in de almaar groeiende Duitse Bibliotheek). De moderne Duitse literatuur kwam minder aan bod, al trok Charlotte Roche met haar Schootgebed (Janneke Panders voor De Bezige Bij) flink de aandacht. Een aparte prestatie werd geleverd door Dineke Bijlsma, die de eigenzinnige (‘meanderende’) zinnen van Melinda Nadj Abonji, een jonge Zwitserse schrijfster met Servische achtergrond, in haar greep kreeg; Duiven vliegen op (Van Gennep) werd alom geprezen, zowel in het Duitse taalgebied als in Nederland, ook toen de vertaling verscheen: ‘Gewoon lezen. Het liefst hardop,’ aldus Antoine Verbij in Trouw.37 Maar de vertaalster kreeg niet overal evenredig veel eer; bont maakte Karin Amatmoekrim het toen ze nadrukkelijk wees op Abonji’s buitelende, vervreemdende stijl en op een gegeven moment de beslissing nam zich ‘op de schrijfstijl te verlaten’: dat is een compliment voor de vertaling, onbewust of impliciet, laten we uitgaan van het laatste.38 Intussen breidde Hans Driessen zijn oeuvre uit met een nieuwe Sloterdijk: Je moet je leven veranderen (Boom). Maar hier zijn ‘de lange, complexe zinnen, zelfgewrochte begrippen en overdreven geleerde termen’ (volgens Hans Dijkhuis) juist niet te wijten aan de vertaling, ‘die een heksentoer moet zijn geweest’.39 Een interessant standpunt, juist in een artikel waarin ‘de moed tot simpliciteit’ geprezen wordt, want je kunt je wel degelijk een andere vertaling voorstellen, niet alleen per definitie. Driessen kiest daar niet voor, zoals hij ook bevestigde in een interview dat hij aan de Volkskrant gaf en dat geïllustreerd was met een onmiddellijk legendarische foto van de vertaler met hond en korte broek. ‘Sloterdijk schrijft zwierig en abstract, hij is geen warhoofd. En als je hem niet begrijpt, moet je gewoon doorlezen tot er aan het einde licht op een aantal duistere passages valt,’ zegt Driessen, alsof het vertalen vanzelf gaat. Dat is in lichte tegenspraak, dunkt me, met een andere bewering: ‘Aan een vertaling mag je niet zien dat het een vertaling is. En wat ook geen aanbeveling is, is “als het origineel erdoorheen schemert”. Dan krijg je zeker geen werkbeurs van het Letterenfonds. Dat origineel moet erin zitten, maar dan wel inhoudelijk.’40 Intussen kondigde De Arbeiderspers aan dat Driessen een nieuwe (blijkbaar steeds aan Nijmegenaren te vergeven) vertaling van Manns Zauberberg in voorbereiding heeft. Dat zal spannend worden, want Hawinkels heeft er in 1975 wel iets bijzonders van gemaakt.

Twee kleine vertalingen uit het Frans vielen mij op vanwege het fraaie Nederlands, allebei van Rokus Hofstede: Tips en wenken voor wie zijn afdelingschef om opslag wil vragen (van Perec, De Arbeiderspers) en De Elf van Pierre Michon (bij Van Oorschot, zie ook elders in deze Filter). De aandacht woog niet op tegen die voor zijn compaan Martin de Haan, die met een nieuwe Houllebecq kwam (De kaart en het gebied, De Arbeiderspers): veel merchandising, advertenties, iets van een stunt. NRC Handelsblad kwam zelfs met een heuse ‘Le Guide Houellebecq’, die je zo in het boek kunt stoppen als bijlage.41 Dat Houellebecq niet kwam opdagen bij een lezing in Amsterdam, past wonderwel bij deze roman, waarin Houellebecq als personage voorkomt en verdwijnt. ‘Vertaler slaat alarm: Houellebecq is zoek’: het haalde de krant, tot op de voorpagina van de Volkskrant.42 Wineke de Boer interviewde (voor www.depapierenman.be) de vertaler, die moest wennen aan de andere hoofdpersoon in het boek, want die heette net als hij Martin. De taal is weer uiterst verzorgd. Indrukwekkend verder – maar daar wordt in deze Filter nog op gewezen – is het inmiddels derde deel van de Bibliotheek Descartes (Over de methode, vertaling Jeanne Holierhoek, een bewerking van de eerdere versie van Theo Verbeek, voor Boom).

Een kind, in opleiding & een zijdelingse snoekbaarsglimlach
Op het gebied van de toneelvertaling valt er steeds meer te beleven, hoezeer de sector ook getroffen wordt door bezuinigingen, althans in Nederland. Er wordt verschillend gewerkt, afhankelijk van de verschillende naturen. Tom Lanoye bracht De Russen!, waarvoor hij op verzoek van regisseur Ivo van Hove twee jeugdwerken van Tsjechov samenvoegde tot een ‘actuele zwarte komedie’, met invoeging van eigen tekst. Hanny Alkema had een interessant interview met Lanoye dat overloopt van het enthousiasme voor het toneelvertalen. Hij werkt nauw samen met acteurs, dramaturg en regisseur; doet research door voorstellingen te bezoeken en te zien hoe de acteurs spelen en zit graag bij de repetities: ‘Van repetities leer je heel veel. Die geven inspiratie. Ik voel me daar altijd weer als een kind, in opleiding. Het liefst zou ik in het repetitielokaal kamperen. Helemaal verliefd op die grandioze talenten. O, als je je tekst uit die goddelijke bekken mag horen stromen!’43

Hoe Geert van Istendael werkt beschreef hij zelf al eens,44 en nu bracht Het Nationale Toneel zijn versie van Brechts Driestuiversopera, een belevenis sowieso om alleen al de bekende songs in het Nederlands te horen; Kester Freriks merkte op dat ‘de aanklacht tegen de graaicultuur en de fraudeschandalen van nu’ in de tekst gevlochten zijn en schuift dat op de rekening van de vertaler en de regisseur (Franz Marijnen).45 Dezelfde toneelgroep bracht voorts twee andere klassiekers: Goethes Faust (in een ‘theatermarathon’) in een versie van Janine Brogt, die in de context ervan interessante uitspraken over het vertaalproces deed;46 en als hoogtepunt wat mij betreft Shakespeares Midzomernachtdroom in een indrukwekkende vertaling van Tom Kleijn. ‘Het knettert en spettert in Boermans Midzomernacht’, ‘Boermans glorieert in Midzomernacht’ luidden de krantenkoppen, maar daar droeg met alle respect voor deze bijzondere regisseur de vertaling werkelijk aan bij: ‘Wat aan jouw trouw is echt? Bedrieg je / Trouw met trouw, doortrapte duivelsknecht! / Heb je ook Hermia met je eden bedrogen? / Paar eed aan eed, en het gewicht is nul. / Jouw eed aan haar plus die aan mij gewogen, / Wegen niets, zij allemaal flauwekul.’ Van Tom Kleijn werd ook De Presidentes opnieuw op de bühne gebracht, ‘het poepdrama’ van Gustav Schwab, een taalfestijn. In het buitenland vierde Maria Goos hoogtij: haar stuk Doek! beleefde in het Duits in Berlijn zijn première (Der letzte Vorhang, Duits van Rainer Kersten), in Tsjechië werd Cloaca opgevoerd als Fuk (vertaling Teresa Šimůnková).

Frits Abrahams publiceerde in zijn column voor het eerst Rudy Kousbroeks vertaling van ‘Elegy for Jane’ (Theodore Roethke), een mooi gedicht over de onmogelijke liefde van een docent voor een studente: ‘Ik zie nog haar nekkrullen, slap en vochtig als hechtranken; / en haar snelle blik, een zijdelings snoekbaarsglimlach; / en hoe, van de schrik eenmaal aan de praat / de lichte lettergrepen voor haar dansten, / en hoe zij zich wiegde in haar denkgenot’.47 Dat is een klein gedicht, dat in de luttelheid van de woorden afsteekt tegen drie monumentale poëzie-uitgaven die afgelopen jaren opvielen: Peter Verstegen bundelde zijn Emily Dickinsonvertalingen (Verzamelde gedichten, bij Van Oorschot) volgens zijn aloude formule met uitgebreide commentaren. Dan De tuin van de Franse poëzie (Athenaeum – Polak & Van Gennep), aangelegd door Paul Claes. Deze bloemlezing werd bewierookt door Aart van Zoest,48 terwijl Erik Lindner (in De Groene Amsterdammer, 5 juni 2011) en Erwin Mortier (in de Volkskrant van 12 maart 2011) het betreuren dat Claes provocatief ophoudt met een vormvast gedicht van Vian en de modernere ontwikkelingen in de Franse poëzie niet opneemt.49 De derde grote uitgave is de hervertaling van de gedichten van Borges (De Bezige Bij), uitgebreid besproken in de kranten en ook in deze Filter. Wat opvalt, bij alle drie, is de grote nadruk op het vormvaste vertalen, iets dat opgang maakt, zou ik zeggen en niet, zoals de vertalers Maarten Steenmeijer en Barber van de Pol suggereren, ‘ouderwets’ wordt gevonden (in hun nawoord bij Alle gedichten van Borges, p. 1194). Het is bijzonder dat de twee Borgesvertalers redacteur Wil Hansen in hun lof betrekken. Nog enkele opvallende poëzie-uitgaven: de bundel Bijna onzichtbaar – Almost invisible van Mark Strand verscheen eerder in de Nederlandse vertaling van Wiljan van den Akker en Esther Jansma dan in het Engels (bij Van Oorschot); zestiende- tot negentiende-eeuwse Engelse gedichten door Cornelis Schoneveld in de Boekwinkeltjesreeks (Klankrijk en vol furie); een scherp negatieve kritiek op wat Jan Rot allemaal doet met de Figaro of de Kindertotenlieder van Mahler50; de grote aandacht voor de vertaling van alle psalmen door Huub Oosterhuis (met de suggestieve titel 150 psalmen vrij, voor Ten Have; in NRC Handelsblad vatte Oosterhuis het samen in de zinsnede ‘Ik censureer de Heer’51). NRC Next riep op tot het vertalen van de limerick die Salman Rushdie schreef over de scheiding van entertainmentfenomeen Kim Kardashian52, maar ik heb niet de moeite genomen te kijken wat ervan geworden is.

Pradoïstisch slot
Hoe onmogelijk is het om de beste vertalingen van het jaar te kiezen. De jury van de Filter Vertaalprijs maakt in dit nummer de nominaties voor 2012 bekend. Zij is het in één geval eens met Martin Sommer, die Over de democratie in Amerika van Alexis de Tocqueville, 176 jaar na verschijnen integraal vertaald, het boek van het jaar noemde; helaas deed Sommer dat zonder de vertalers te vermelden.53 Velen roemden ook de nieuwe vertaling van de gedichten van Borges. Maar de jury van de Filter Vertaalprijs 2012 heeft haar werk gedaan – en is dat aan het doen – zonder naar andermans meningen te luisteren, of die nu in de redactie, in de pers of in dit stuk geopperd werden en worden. De jury koos voor vertalingen van boeken uit alle tijden, uit de 13e, 16e, 19e, 20e en 21e eeuw. De bijdragen die hierna volgen geven geen enkele indicatie voor de winnaar – op 24 april 2012 wordt tijdens het internationale literatuurfestival City2Cities het vonnis geveld bij een feestelijke bijeenkomst in een spiegeltent, opgesteld voor de voormalige rechtbank te Utrecht.

En toen werd in Madrid op een koude dag begin februari 2012 het geheim van de Mona Lisa onthuld. De ontdekking van een kopie in het Prado zorgde na restauratie voor een nieuw licht op het doek, dat daardoor ‘transformeerde’. En de kopie zal, met het landschap dat op de achtergrond zichtbaar wordt, in status groeien. Wederom een mooie metafoor voor de verhouding tussen origineel en vertaling, bijna een heuse vertaaltheorie, die ik voor de gelegenheid pradoïstisch wil noemen. En dan inclusief de personen die erbij betrokken zijn. Zoals Da Vinci en zijn leerling naar verluidt in het atelier naast elkaar aan het doek zaten te werken, zo stellen we ons dan de vertaler voor, zittende naast de auteur, die hij naar de kroon steekt.

 

Noten
1 Geciteerd naar De Morgen, 30 november 2011.
2 VPRO-gids 25, 18–24 juni 2011.
3 Vrij Nederland, 11 juni 2011.
4 Vertaling van Cora Bastiaansen, corabas.wordpress.com, geraadpleegd op 8 juli 2011.
5 In: La condition du traducteur. Paris: Centre National du Livre, 2011.
6 NRC Weekend, 4–5 juni 2011.
7 In NRC Handelsblad van 21–22 mei 2011 werd geschermd met het verschil tussen wat de ‘Global Media Islamic Front’ ervan maakte en wat de avondploeg van de krant ‘die via contacten een vertaling liet maken’ fabriceerde. Waarna de NRC-ombudsman ‘de correcte vertaling’ leverde.
8 Met andere woorden, 30e jaargang, nr. 4, p. 48.
9 Hij vroeg het, zelf gevraagd door ‘een Nederlandse zangeres’, eerst aan Bob Frommé, medecolumnist bij Het Parool (20 augustus 2011), die op 27 augustus antwoordde. De versies van de lezers stonden in de krant van 2 september 2011.
10 Adrian Tahourdin noemde in Times Literary Supplement op 3 februari 2012 de vertaling een vloeiende en idiomatische versie, ‘apart from one jarringly anachronistic note, where he [Paul Vincent, TN] refers to “African American or Native American” soldiers’.
11 De Pers, 7 maart 2011.
12 De roman heet Avonturen in de alledaagse onwerkelijkheid (L.J. Veen), de bloemlezing Engel in het raam op het oosten (Poëziecentrum).
13 ‘Don’t judge over anderen. Dan gaat God ook over jou niet judgen’ (p. 33) of ‘Meester, als mijn mattie me flasht, hoe vaak moet ik hem dan vergeven?’ (p. 55). Zie verder ook de ELV-kerstcolumn van Rogier van der Wal (literairvertalen.org/column/omg_een_eigentijds_kerstevangelie).
14 Nog even en er zijn vertalingen voor persoonlijk gebruik, vervaardigd op grond van opvattingen en technieken waar jij je als lezer helemaal in kunt vinden; ieder zijn eigen vertaling, luidt het motto te zijner tijd.
15 de Volkskrant, 30 april 2011.
16 Vgl. NRC Handelsblad, 9 juni 2011. Via een ingezonden brief, NRC van 16 juni 2011, werd daar door Wilfried Uitterhoeve op gewezen.
17 NRC Handelsblad, 22 juli 2011.
18 Volkskrant Magazine, 2 juli 2011.
19 Een fraai artikel van Jonathan Frantzen over een reis naar een eiland om er de as van zijn dode vriend David Foster Wallace te verstrooien verscheen in Vrij Nederland in een vertaling van Rien Verhoef (2 juli 2011). Of neem de reconstructie van de jacht op Bin Laden door Nicholas Schmidle in hetzelfde blad, 13 augustus 2011, literatuur geworden door dezelfde vertaler.
20 NRC Handelsblad, 26 mei 2011, en De Groene Amsterdammer, eveneens 26 mei 2011.
21 14 januari 2012.
22 ‘The sound of the shell’ in het origineel van 1954; de geciteerde zin luidt: ‘All round him the long scar smashed into the jungle was a bath of heat.’
23 Bron: de Volkskrant, 23 april 2011.
24 Bron: NRC Handelsblad, 14 oktober 2011.
25 Ibidem.
26 de Volkskrant, 22 oktober 2011.
27 ‘Pistool met korte, brede loop, gebruikt voor het afvuren van lichtfakkels, gebruikt om signalen te geven’ (p. 85).
28 NRC Handelsblad, 28 oktober 2011.
29 de Volkskrant, 3 december 2011.
30 ‘In schitterend Nederlands gesteld,’ aldus Jeroen Vullings in Vrij Nederland, 10 september 2011.
31 NRC Handelsblad, 23 juni 2011.
32 de Volkskrant, 25 juni 2011
33 De Revisor, halfjaarboek voor nieuwe literatuur 2 (2011), p. 133–144, vertaald door Jan Pieter van der Sterre.
34 Sprekende voorbeelden in de NRC van 16 mei 2011, waar onder meer een seksscène is samengevat tot ‘We beginnen te zoenen.’
35 NRC Handelsblad, 17 maart 2011.
36 de Volkskrant, 23 april 2011.
37 Trouw, 12 november 2011.
38 de Volkskrant, 7 januari 2012.
39 Trouw, 9 juli 2011.
40 Interview door Jeannette Klusman in de Volkskrant van 14 mei 2011 met de spectaculaire en hopelijk goed bedoelde kop ‘Je kunt vertalen tot je dement wordt’. Dat staat mooi haaks op het adagio van Sloterdijk in dit boek, namelijk dat je je hele leven moet vullen met trainen en oefenen.
41 3 juni 2011, door Bernard Hulsman en Bianca Stigter. Martin de Haan voegde dit keer zelf geen verklarende woordenlijst toe.
42 15 september 2011.
43 Trouw, 18 juni 2011.
44 Filter 13:1, p. 59–71; online raadpleegbaar.
45 Cf. NRC Handelsblad, 14 maart 2011.
46 ‘In het Duits heeft het een wonderbaarlijke vloeiendheid waaraan feitelijk geen enkele vertaling ooit recht kan doen: het worden toch constructies. Ik heb geprobeerd een tekst te maken die iets vertelt in het theater, die poëtisch is zonder te verzanden in verstechnieken, rijmvoeten en wat niet al.’ de Volkskrant, 21 januari 2011.
47 NRC Handelsblad, 15 december 2011.
48 ‘Wie zo vertaalt, verraadt dat hij zelf dichter is. Deze maakt met zijn boek een monument voor poëzie, en impliciet ook voor zichzelf.’ Vrij Nederland, 19 maart 2011.
49 Claes is in de bundel bewonderenswaardig helder, ook als hij vertelt hoe hij heeft vertaald (p. 15): ‘Bij de vertaling wordt het Franse vers getransponeerd naar het Nederlands: het lettergreepvers wordt een heffingsvers, het rijm blijft altijd behouden, de cesuur is niet systematisch gehandhaafd.’
50 ‘Wanstaltig’ vindt Mariska van der Meij in Het Parool van 24 mei 2011.
51 In een interview door Rinskje Koelewijn, 12–13 november 2011.
52 Op 7 november 2011: ‘The marriage of poor Kim Kardashian / Was krushed like a kar in a krashian / Her Kris kried. Not fair! / Why kan’t I keep my share? / But Kardashian fell klean outa fashian.’
53 de Volkskrant, 24 december 2011.