Niet zo lang geleden schreef ik op deze plek een wellicht wat pessimistisch verhaal over de beperkte houdbaarheid van vertalingen, vertalers en schrijvers. Misschien speelde het feit dat ik aan vakantie toe was een rol bij het kiezen van die negatieve benadering. Gelukkig bracht de vakantie, die een paar dagen later begon, licht in de duisternis. De zon scheen in elk geval bijna tijdens ons hele verblijf in Engeland en Schotland.
Daar in Schotland weten ze in elk geval raad met hun schrijvers. Als Robert Burns (1759-1796) ergens in een pub een pint heeft gedronken, is er een gedenksteen, en Walter Scott (1771-1832) lijkt in elk dorp zijn advocatenpraktijk te hebben uitgeoefend. Omdat we in de Scottish Borders logeerden was Scott voortdurend aanwezig – Robbie Burns kwam uit Ayrshire, aan de andere kant van het land. Midden in Scotts geboorteplaats Edinburgh staat een soort stenen raket (uit 1846) die een standbeeld van de schrijver omkadert. Meestal zit er een duif op Scotts hoofd. Al onderweg naar Edinburgh, in Selkirk, kom je op een kruispunt een standbeeld van hem tegen. Ook daar zit meestal een duif op het hoofd van de voormalige sheriff van het dorp, die behalve jurist ook een uiterst productief en internationaal bekend auteur was.
Dé plek van Walter Scott in Schotland is zijn voormalige woonhuis Abbotsford in Melrose. Scott kon goed van zijn dubbele baan leven. In 1811 begon hij met de bouw van wat uiteindelijk een soort klein kasteeltje zou worden, dat hij vulde met huisraad en verzamelingen, waaronder zwaarden, helmen, wapenrustingen en wat dies meer zij. Alsof hij genoeg rekwisieten paraat wilde hebben voor het geval ze honderdvijftig jaar later een van zijn historische roman wilden komen verfilmen.
Negen jaar geleden was ik ook al eens in Abbotsford. Er is heel wat veranderd. Nu is er een groot parkeerterrein en een smaakvol en smakelijk restaurant met terras en uitzicht op het huis, in 2005 was er nog maar een kleine parkeerplaats en serveerden een paar bejaarde dames uit het dorp scones bij de thee op keukentafels met plastic tafelkleden. Er is nu, in 2014, ook een grote geschenkenwinkel en vooral een prettige tentoonstellingsruimte met vitrines die aan allerlei aspecten van het leven en het werk van Scott zijn gewijd. Zijn laarzen, handschoenen en hoge hoed liggen in zo’n vitrine, en ook het gastenboek van het huis, met handtekeningen van vermaarde collega’s als Charles Dickens en Oscar Wilde.
Eén vitrine deed het Nederlandse vertaalhistorische hart sneller kloppen: daar stond namelijk, op een plastic standaardje, deel één (van de drie) van de eerste Nederlandse vertaling van een van Scotts beroemdste boeken, Ivanhoe (1819). Het is de enige vertaling in de hele expositie. De vertaler wordt in het heel algemene bijschrift niet genoemd, maar het is de Groningse kostschoolhouder W.L.H. Köster Henke (1793-1856). Veel weten we niet over deze Wilhelm Ludwig Henrich, behalve dat hij nog een aantal vertalingen van werk van Scott voor dezelfde uitgever (Van Boekeren in Groningen) maakte, ook was hij de auteur van enkele schoolboeken voor het onderwijs van het Engels.
Van de eerste Nederlandse vertaling van Ivanhoe verscheen nog een tweede druk, in 1833, bijna tien jaar later dus, wellicht noodzakelijk geworden voor de aandacht voor het overlijden van Scott een jaar eerder. De naam van Köster Henke werd ook daarin vermeld, maar dat was niet meer het geval toen in 1851/1852 een uitgave in twee delen verscheen die als ‘Nieuwe Uitgave’ werd aangeduid, ‘Herzien door M.P. Lindo’. Geruime tijd later, in 1893, verscheen een vertaling van Jan ten Brink, ‘Met gebruikmaking van de voortreffelijke vertaling van Dr. M.P. Lindo’. De vertaling van Köster Henke hield dus eigenlijk al zeventig jaar stand, en ze kreeg zelfs, weer bijna negen decennnia na Ten Brink, een nieuw leven toen Paul Schultink in 1981 een op het oog nieuwe integrale vertaling publiceerde. Dat dit eigenlijk een bewerking was van de bewerking van Ten Brink van de bewerking van Lindo van de vertaling van Köster Henke wordt nergens vermeld, maar is niet moeilijk te constateren bij vergelijking van de teksten.
W.L.H. Köster Henke is dus van de ene kant een vergeten vertaler, maar van de andere kant heeft zijn werk een lang leven gehad. Met wat spit- en graafwerk zouden we ook het leven van al dan niet vergeten andere vertalers en hun werk kunnen verlengen: wordt het dus niet eens tijd voor een mooi online biografisch woordenboek van vertalers? En wordt het ook niet eens tijd dat ik mijn best aardige verzameling Nederlandse vertalingen van werk van Walter Scott, met de nadruk op Ivanhoe, ga aanbieden aan dat prachtige museum in Abbotsford?
Bibliografie
Gielkens, Jan. 1997. ‘Hath Not a Jew Eyes? Ivanhoe en zijn vertalers en bewerkers’, Filter, 4:4, p. 31-41.
Gielkens, Jan. 2007. ‘Ivanhoe en de verdwenen vertalingen’, Filter, 14:3, p. 50-57.
Gielkens, Jan. 2008. ‘De Nederlandse vertalingen van Walter Scotts Ivanhoe 1824-2006’, in: Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis, deel 15. Nijmegen/Leiden, p. 125-141, met bijbehorende, alleen online gepubliceerde ‘Bibliografie van Nederlandstalige vertalingen en bewerkingen van Walter Scott, Ivanhoe. A Romance. Edinburg/Londen [1819]’.
Welsink, Dick. 2008. ‘De eerste Nederlandse vertaler van Ivanhoe’, Nieuw Letterkundig Magazijn, 26, p. 62-62.