Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Mijn Meninas 2: Is Picasso een vertaler?

Henri Bloemen

Ja, Ton, dat was wel een moment daar in het Picassomuseum in Barcelona, begin juli. Ook nu nog, après-coup, twee maanden later, heeft het iets waarvoor ze in het Duits het woord aufschlußreich hebben dat Van Dale met leerzaam, veelzeggend, verhelderend en belangwekkend vertaalt, maar dat toch vooral een moment benoemt waarop iets ontsloten wordt, een moment van verlichting waarop iets waar je allang naar op zoek was plotseling een stuk duidelijker wordt. Je schildert het in je column perfect: we liepen daar een beetje als toeristen door het museum, want als je al in Barcelona bent, moet je toch zeker ook het Picassomuseum ‘meenemen’. En net dan doet die moderne kunst iets waartoe ze volgens sommigen beroepen is: je wakker schudden, je verrassen, het gewone gangetje onderbreken. Om precies te zijn waren het niet eens de schilderijen van Picasso zelf die die plotse beloftevolle spanning veroorzaakten, maar een tekst aan de ingang van de zalen waar Picasso’s – hoe moeten we het noemen? – ‘bemoeienissen’ met Velazquez’ afgrondelijke Las Meninas uit 1656 hingen. Die bemoeienissen werden ontegenzeggelijk in vertaaltermen beschreven. Er was daar sprake van trouw aan het originele werk, van respect voor de sfeer van het origineel, van het bewaren van het licht, de omvang, de ruimte en het perspectief en dat ondanks de inzet van heel andere procedures; het zou gaan om een interpretatie van Velazquez door Picasso gebaseerd op een uitvoerige studie van het ritme, de kleur en de beweging. Nog voor we ook maar één schilderij gezien hadden, kwamen we tot de constatering: hier gaat het om vertaling. Als Picasso al geen vertaler was, dan werkte hij zeker wel als een vertaler. Het was werkelijk een spannend moment; we gingen, mag ik wel zeggen, de zalen binnen in de stellige overtuiging dat we hier iets meer te weten gingen komen over de essentie van de vertaling.

Ikzelf loop, zoals je weet, al een tijd lang veeleer te broeden dan na te denken over een (m.i. nog onbestaande) ‘esthetica van de vertaling’ die aan de vertaling een plaats moet geven naast (of misschien toch veeleer: tussen) andere kunstvormen, met andere woorden die eindelijk eens positief moet formuleren waarin de eigenheid van vertaling, onderscheiden van alle andere kunstvormen, bestaat. En werd vertalen hier niet heel prominent in verbinding gebracht met die prestigieuze kunstvorm schilderkunst, vertegenwoordigd dan nog door een van de beroemdste schilders aller tijden? Achteraf gezien hadden we misschien meteen moeten bedenken dat ons narcisme als vertaaltheoretici misschien wat al te zeer gestreeld was door de verbinding met het werk van die twee beroemde schilders. En misschien hadden we ook al meteen moeten bedenken dat de vergelijking van vertaling met andere kunstvormen, bijvoorbeeld de muziek, heel gangbaar is, maar, in mijn ogen tenminste, de definiëring van de eigenheid van vertaling problematisch maakt net omdat vertaling meestal in termen van andere kunsten beschreven wordt, bijvoorbeeld: een boek vertalen is als de uitvoering van een muziekstuk. Of hier dus: vertalen is als het maken van een schilderij op grond van een bestaand schilderij. Jij formuleert het nog sterker door de vergelijking te vervangen door een gelijkstelling: Picasso is (=) een vertaler.

Mpb 70-433-g

http://www.bcn.cat/museupicasso/en/collection/chronology.html

Maar ik wil eerst twee dingen aanhalen, die het allegorische karakter van dat bijzondere moment nog versterken. We waren inderdaad naar Barcelona gekomen om daar op een internationaal congres onze leerlijn literair vertalen voor te stellen. Belangrijk genoeg, en te weinig belangstelling, dus teleurstellend. Maar de echte teleurstelling zat wat mij betreft nog ergens anders. Het congres werd geopend door een gerenommeerde vertaalwetenschapster, en we waren het er allebei over eens dat het niveau van die lezing bedroevend was. Voor mij was het de zoveelste bevestiging van een intussen vaststaande overtuiging: als je wil weten wat het wezen van vertaling is, moet je zeker niet bij de vertaalwetenschap – of toch niet bij dat soort vertaalwetenschap – te rade gaan. Mijn ergernis ken je: terwijl die wetenschap wel de impliciete belofte inhoudt iets wezenlijks over vertaling te zeggen te hebben, doet ze met het eindeloze debiteren van steeds meer uitgeloogde banaliteiten niets anders dan de vervulling van die belofte te onthouden. Misschien is die belofte onvervulbaar, misschien is het een onmogelijke vraag, maar doe dan niet alsof je het wel weet of alsof het antwoord wel ooit zal komen – als er ooit genoeg wetenschappelijk onderzocht is. Dat is één.

De tweede gebeurtenis speelde zich af onmiddellijk voor de ingang van de Meninas-zalen. Caroline, jouw vrouw, wilde de tekst voor later gebruik aan de ingang fotograferen. Ze had haar toestel niet eens in de aanslag of er stond al een museumwachter bij haar om het, met expliciete verwijzing naar het copyright, te verbieden. Misschien ben ik wat te gevoelig op dat punt, maar ik vind de scène tekenend: op het ogenblik dat we verwachten iets belangrijks over vertalen te ervaren, staan de wachters van de originaliteit klaar om de rechten van het origineel te vrijwaren. In onze cultuur hebben we enkel een esthetica van originelen, er is geen esthetica van de vertaling. En zoals bij Kafka staan zelfs nog de geringste poortwachters klaar om ervoor te zorgen dat dat ook zo blijft. Gelukkig was overschrijven blijkbaar geen probleem.

En toen gingen we binnen. Wat we te zien kregen was, met een literatuurwetenschappelijke term, een ekfrastisch festijn: tientallen schilderijen die op een of andere manier teruggingen op het schilderij van Velazquez. Vier keer als geheel, tientallen detailstudies, een hele reeks met onderwerpen (duiven) die op het eerste gezicht niets met Velazquez te maken hebben. Maar ‘teruggaan’ is hier het verkeerde woord, in feite gaat Picasso veel verder in een richting, die freilich ook al door Velazquez ingeslagen was: bij beiden gaat het niet in eerste instantie om de voorstelling van een object, maar om het schilderen van het schilderen. Bij Velazquez is dat misschien alleen zichtbaar in een geheel van motieven (de schilder, het palet, de ezel, de modelachtige poses van de andere figuren, de aangekeken, maar afwezige beschouwer enz.), bij Picasso is het thematisch: het is, als ekfrase, een oefening in het schilderen van het schilderen, niet alleen in die zin dat hij Velazquez ‘naschildert’ (dat doet hij in zekere zin ook), maar vooral dat hij al schilderend erachter wilde komen wat schilderen was. Misschien is dat een kenmerk van de ‘late stijl’ van kunstenaars. Denk aan de oude, dove Beethoven, die in zijn laatste sonates op zoek is naar de klank van de klank en daarvoor afzonderlijke klanken isoleert, zoals Picasso hier bepaalde motieven isoleert of bepaalde figuren totaal vervreemdt. Of denk aan de oude Roy Lichtenstein, die wilde weten wat een penseelstreek is door penseelstreken te schilderen. Dat in de Meninas-reeks ook motieven voorkomen die niet met Velazquez in verbinding te brengen zijn, houdt net hiermee verband. Picasso was zodanig bezig met alles wat schilderen tot schilderen maakt, dat hij ook elementen uit zijn atelier (de duiven op het balkon) in zijn zoektocht opnam. Voor mij is het duidelijk: hier is iemand aan het werk die al schilderend op zoek is naar het wezen van het schilderen.

En dan: Picasso is een vertaler. Als we die uitspraak mogen uitbreiden naar: schilderen = vertalen, dan kom ik met mijn vertaalesthetische beslommeringen al meteen in de moeilijkheden, want ik wil vertalen nu net niet benaderen vanuit de gelijkenis of analogie met andere kunstvormen, maar vanuit zichzelf. Wat is de eigenheid van de kunstvorm vertalen?

Maar laten we ervan uitgaan dat er een verwantschap is. Laten we aannemen (ik vind het aannemelijk) dat vertalen zo’n kunstvorm is die in zichzelf op zoek is naar zichzelf. Vertalingen die zich niet in paratekstueel bijwerk, maar in zichzelf afvragen wat ze eigenlijk zijn. Ken jij in de geschiedenis van het vertalen vertalingen die dat doen? Of sterker nog: die dat in de mate doen waarin Picasso dat hier doet? Die zijn er, maar ze zijn zeldzaam. Bovendien lijkt mij dat pleidooien voor het zichtbaar maken van vertaling in de vertalingen zelf – die zijn er altijd geweest: Huet, Schleiermacher, Nabokov, Borges – in het denken over vertalen altijd al meteen gerelativeerd zijn doordat ze als een mogelijkheid naast vele andere opgevat werden. Een vertaling die helemaal niet aan zelfreflectie doet, die alles cacheert wat haar als vertaling herkenbaar zou kunnen maken, geldt (wellicht terecht) ook als vertaling. Dat werpt uiteraard de beslissende vraag op of zelfreflectie een wezenlijk bestanddeel is van de kunstvorm vertalen. Voor de moderne esthetica staat buiten kijf dat de kunst zichzelf (haar materiaal, haar maakproces, haar relatie met het niet-artistieke enz.) reflecteert. Als vertaling dat niet in alle gevallen doet, stelt zich de kritische vraag of ze wel tot de moderne kunst behoort of wil behoren. Een moeilijke zaak, die esthetica van de vertaling. Maar voor mij moet ze doen wat de vertaalwetenschap verzuimt te doen: met haar nominalistische definitie van vertaling (‘vertaling is wat vertaling genoemd wordt’) is elke vorm van vertaling voor de vertaalwetenschap slechts één onder vele. Lekker tolerant, maar daarmee zal ze nooit kunnen beschrijven wat vertaling eigenlijk is tenzij ze erin slaagt zulke fijnmazige vertaalbeschrijvingen te maken die zelfs nog de best gecacheerde vertaling als vertaling weten te lezen.

Of een esthetica van de vertaling wel in de buurt van die essentie kan komen, blijft dus de vraag. Want ook die schilders blijven blijkbaar maar zoeken naar het wezen van hun metier, ook al lijkt bij hen de vanzelfsprekendheid dat je al schilderend naar dat wezen moet zoeken veel groter dan bij vertalers. Dat maakt het project van een esthetica van de vertaling precair: je dreigt meteen het contact met een groot deel van het werkveld – waar de vertaalfeiten geproduceerd worden – te verliezen. Maar ik ben geen feitengelovige, ik geloof in de kracht van het begrip, en misschien kan een verdergaande discussie van Picasso’s omgang met Velazquez dat begrip vervolledigen. Dat gevoel heb ik wel.