Wij vertalers en tolken vinden onze roeping niet altijd meteen. Onze ontdekkingsreis heeft vaak iets van een dwaling. We beginnen in een heel ander vakgebied en gaandeweg, soms door spelingen van het lot, soms na zelfgestuurd ingrijpen, wordt duidelijk dat we talent hebben voor vertalen en tolken en dat ook wíllen doen. Niet zelden dobberen we dan ook maatschappelijk doelloos rond, totdat stormen of zeestromingen ons op een zekere koers zetten en onze rol in de samenleving zich duidelijker begint af te tekenen, alsof uit dichte nevel de kust opdoemt van een gedroomd eiland waar we ons uiteindelijk helemaal thuis gaan voelen. We kunnen ook vereenzamen, omdat we het niet eens zijn met de heersende opinie, omdat we naar andere stemmen luisteren, vreemde gebruiken hebben of deel uitmaken van twee culturen. Daardoor worden we niet altijd geaccepteerd als volwaardig lid van de groepen waarvoor we ons zo nuttig kunnen maken.
Deze gedachten kwamen bij mij op toen ik een artikel las over de zeventiende-eeuwse vertaler, tolk en goudzoeker Samuel Cohen. We weten helaas niet veel over hem. Hij duikt af en toe op in verschillende archieven. Die momentopnames geven wel een boeiend inzicht in zijn curieuze levenswandel, die is onderzocht door de Canadese historicus Mark Meuwese van Winnipeg University.1
Samuel Cohen sprak in zijn jonge jaren in elk geval Portugees en Nederlands, misschien ook Spaans. Hij stond met één been in het zeventiende-eeuwse Amsterdam, met het andere in de Joodse cultuur van zijn ouders. Die waren waarschijnlijk, zoals veel Sefardische joden, vanuit Portugal of Spanje voor de Spaanse Inquisitie gevlucht en hadden een veilige haven gevonden in de Republiek, waar ze konden rekenen op een meer tolerant religieus klimaat.
Zeker is dat Samuel in 1629, toen hij ongeveer 29 jaar oud was, in Amsterdam woonde. In dat jaar duikt zijn naam voor het eerst op in een beëdigde verklaring die werd afgelegd voor een Amsterdamse notaris. Daarin wordt hij beschreven als ‘een Portugees in Amsterdam’. Dit was in het toenmalige Amsterdam een gangbare aanduiding voor een joodse man uit Spanje of Portugal, een Sefardische jood.2 In hetzelfde jaar werd hij in dienst genomen door de West-Indische Compagnie (WIC), waarschijnlijk vanwege zijn talenkennis, maar in elk geval om goud en zilver te zoeken in Brazilië.3 De WIC was namelijk van plan een omvangrijke kolonie te gaan vestigen in het noordoosten van Brazilië.
Het volgende spoor dat Samuel achterliet is een vermelding in de archieven van de WIC dat hij in oktober 1631, twee jaar later dus, in de Nederlandse kolonie in Olinda, Brazilië, woonde. De WIC had dit deel van Brazilië in 1630 veroverd op de Portugezen en wilde het verder uitbreiden. De Compagnie organiseerde een militaire expeditie naar de noordelijke provincies Rio Grande do Norte en Ceará, om een alliantie te smeden met de inheemse Tapuya in de Sertão, het droge achterland, die zich verzetten tegen de Portugezen. Samuel vertaalde onderschepte Portugese correspondentie en tolkte bij verhoren van krijgsgevangenen, Portugese kolonisten die waardevolle inlichtingen konden geven. Hij tolkte ook tijdens de gesprekken van Nederlandse militairen met inheemse verkenners en bemiddelaars van de expeditie, Tupí en Tapuya die ook Portugees spraken.
Waarschijnlijk genoot Samuel enige status, want Smient, de commandant van de expeditie, kreeg opdracht hem onder te brengen in de officiersverblijven van het WIC-jacht Nieu Nederlant. Het belang van Samuel voor de WIC blijkt ook uit een brief van de zogenaamde Politieke Raad van de WIC in Olinda aan de Heren XIX, het bestuur van de WIC, over de onvoorziene terugkeer van de Nieu Nederlant naar Amsterdam. Het jacht was aangevallen door de Portugezen en had via de Nederlandse eilanden in het Caribisch Gebied de wijk genomen naar de Republiek, met Cohen aan boord. De Politieke Raad klaagde dat ze Samuel nodig hadden in Brazilië, want hij was ‘erg nuttig voor ons bij het lezen en vertalen van Portugese brieven’.
In augustus 1633 duikt Samuel weer op in de archieven, opnieuw met een beëdigde verklaring bij een notaris. Ditmaal was het om de Portugese joodse koopman Sijmon Drago te verdedigen. Die was namelijk in Pernambuco mishandeld en beroofd door schurkachtig krijgsvolk van de WIC. Samuel koos dus niet altijd partij voor zijn werkgever, de WIC, maar bleef ook zijn geloofsgenoten steunen.4
Verklaring van Cohen over de mishandeling, plundering en slechte behandeling van Portugees koopman Drago en diens bezittingen tijdens de verovering van Pernambuco door de WIC. Stadsarchief Amsterdam.
Het jaar daarop, 1634 besloot de WIC een poging te wagen Curaçao te veroveren op de Spanjaarden, om van daaruit de Spaanse overzeese handel zoveel mogelijk te verstoren. Johannes van Walbeeck werd benoemd tot bevelhebber van deze operatie. Hij kende Samuel nog uit Brazilië en nam hem weer in dienst, ditmaal als vertaler en tolk Spaans, met het oog op de vredesonderhandelingen die naar verwachting zouden plaatsvinden na de verovering van het eiland. De kleine WIC-vloot, vier schepen met 250 soldaten erop, slaagde er binnen korte tijd in om het droge en rotsachtige eiland in te nemen. Samuel tolkte bij de Spaanse overgave op 21 augustus 1634. De Spanjaarden en een groot deel van de inheemse bevolking, etnische Caquetío, werden gedwongen te vertrekken naar het Venezolaanse vasteland.
Vanaf 1636 stuurde de Spaanse gouverneur verschillende malen Caquetío-verkenners naar Curaçao om de bezetters te bespioneren en er enkele te ontvoeren naar Caracas. De ontvoerde mannen, Hollandse, Duitse en Engelse huurlingen, werden door de Spaanse gouverneur in Caracas persoonlijk verhoord, met behulp van tolken. De verslagen daarvan zijn bewaard gebleven in het Archivo General de las Indias, het algemeen koloniaal archief van Spanje in Sevilla. De ontvoerde soldaten verklaarden dat er bij de Hollanders op Curaçao een Portugees was die Samuel heette, ‘het joodje’ (judihuelo) werd genoemd, en geen varkensvlees at. Ze zeiden dat hij bij de indios, de Caquetío, woonde.
Volgens de Curaçaose historicus en koloniale ambtenaar Hamelberg werd ‘de Portugeesche tolk Samuel Coheño, een trouw ende vernuftich man’ tot ‘Kapitein der Indianen’ aangesteld. Dit kan de reden zijn dat Cohen bij de indios was gaan wonen. Misschien was het ook omdat Samuel de antisemitische opmerkingen van protestantse soldaten over zijn dieet of zijn religieuze leven beu was. In elk geval kon hij met de Caquetío praten, want ze spraken Spaans.
Samuel komt voor het laatst voor in brieven van de WIC met de vermelding van zijn dood in Luanda, Angola, in de lente van 1642. Die stad, eerder een belangrijke schakel in de slavenhandel, was een jaar eerder door de WIC veroverd op de Portugezen met de bedoeling om Afrikaanse slaven te leveren voor de kolonie in Brazilië. Waarschijnlijk was Samuel dus weer ingehuurd door de WIC voor één van de expedities. Zeker is dat hij vertaalde en tolkte bij de onderhandelingen met de Portugezen, die zich niet zonder slag of stoot overgaven. Ook vertaalde hij weer geïntercepteerde Portugese correspondentie in het Nederlands. In april 1642 werd Luanda zo ernstig getroffen door malaria en gele koorts, dat slechts 150 van het 1100 man tellende garnizoen van de WIC nog op de been waren. Ook Samuel moet toen zijn bezweken.
Samuel Cohen speelde een belangrijke rol bij de expedities van de WIC, maar zelf heeft hij weinig profijt gehad van zijn werk. Hij had rijk kunnen worden als hij goud of zilver had gevonden tijdens zijn reizen. Hij is er niet in geslaagd carrière te maken in de WIC, misschien omdat hij als jood een buitenbeentje was bij de overwegend protestantse handelsmaatschappij. Een andere mogelijke reden is dat zijn taalvaardigheid zo nuttig was voor zijn superieuren dat ze een bevordering in de weg stond.
Noten
1 Meuwese, Mark, 2010, ‘Samuel Cohen (c. 1600-1642). Jewish Translator in Brazil, Curaçao, and Angola’, The human tradition in the Atlantic world, 1500-1850, Chapter Three.
2 Gemeentearchief Amsterdam, Notarieel Archief, Inv. No. 637: folio 201 (15 juni 1629) en Inv. No. 942: folio 737 (8 augustus 1633).
3 Gemeentearchief Amsterdam, Notarieel Archief, Inv. No. 637: folio 201 (15 juni 1629) en Inv. No. 942: folio 737 (8 augustus 1633).
4 Bron: https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e2-ac56-666d-e053-b784100a1840?person=96049ab6-205e-d7e2-7046-e70f9d5fb8d3