Namen zijn wonderlijke dingen. In het dagelijks leven beschouwen we plaats- en persoonsnamen als betekenisloze labels: mijn naam ‘Laura’ verwijst naar mijn persoon, en heeft geen verdere betekenis. In de literatuur daarentegen doen namen als Pip, Bulstronk of Zweinstein meer dan alleen verwijzen: ze kunnen de lezer iets vertellen over een personage of plaats.
Persoons- en plaatsnamen vormen daarmee een uitdaging voor de vertaler. In een bekende context, zoals de Duitse of Engelstalige, hebben de meeste lezers geen probleem met een Torstraße of High Street. Gaat het om een ‘exotischere’ context, dan kan de vertaler de lezer helpen door van het IJslandse Laugardalsvöllur bijvoorbeeld het Laugardalspark te maken.
Maar soms leveren namen wél hoofdbrekens op, want namen kunnen ook een inhoudelijke betekenis hebben. Dat het hoofdpersonage uit Onafhankelijke mensen Bjartur (‘helder’, ‘licht’, ‘optimistisch’) heet is niet gek, als je bedenkt dat dit personage tegenslag na tegenslag ondergaat met een bijna bovenmenselijk doorzettingsvermogen. In welke gevallen moet je een naam vertalen om de lezer te helpen, en wanneer wil je liever de exotische sfeer van de broncultuur behouden? Bij die keuze helpt het niet dat de grens tussen een betekenisloos label en een betekenisdragend symbool vaag is; wanneer is het van belang om te weten dat de naam van personage Björk ‘berk’ betekent en Ari ‘arend’, en wanneer zijn het ‘gewoon’ namen?
De klok van IJsland
Een interessant geval is de roman Íslandsklukkan, een als historische roman vermomde cultuurkritiek van Nobelprijswinnaar Halldór Kiljan Laxness (pseudoniem van Halldór Guðjónsson, 1902-1998). Deze in drie delen verschenen roman staat werkelijk bol van de namen en vormt daarmee een uitdaging voor elke vertaler.
Het verhaal speelt zich af eind zeventiende eeuw. Nadat de arme boer Jón Hreggviðsson ter dood wordt veroordeeld volgt een reis van vijfhonderd pagina’s door half Europa, waarin Jón probeert aan zijn lot te ontsnappen. Hij komt in aanraking met alle lagen van de bevolking, waaronder de geleerde manuscriptenverzamelaar Arnas Arnæus, gebaseerd op de echt bestaande Árni Magnússon (1663-1730). De naam ‘Arnas Arnæus’ is hier dus geen willekeurig label, maar moet de lezer op het spoor zetten om het verhaal op een bepaalde manier te interpreteren. Laxness speelt meer met namen; hij verijslandst bijvoorbeeld alle plaatsnamen (de Maas wordt de Másfljót, bijvoorbeeld). Jón Hreggviðsson wordt in Denemarken Joen Regvidsen genoemd en in Duitsland Johann Reckwitz.
Hoe is Marcel Otten (1951), de meest recente Nederlandse vertaler van De klok van IJsland (De Geus, 2005), omgegaan met dit bombardement aan persoons- en plaatsnamen? Otten staat bekend om zijn sterk naturaliserende aanpak,1 iets waar hij soms fikse kritiek op heeft gekregen.2 Maar is die kritiek ook terecht, of valt er iets te zeggen voor zo’n naturaliserende strategie? En hoe onderscheidt Ottens strategie zich van de eerdere vertaling van Greta Baars-Jelgersma en N.G. Visser (IJslands klok, Uitgeverij Heideland, 1957) en de Engelse vertaling van Philip Roughton (Iceland’s Bell, Vintage, 2003)?
Om die vragen te beantwoorden moeten we eerst weten: wat doet Otten nu precies? Daarom bekijken we eerst welke keuzes hij heeft gemaakt in De klok van IJsland – de impliciete strategie3 – en vervolgens zijn uitspraken over strategie en methode – de expliciete strategie.4 Hierbij heb ik me omwille van de beperkte ruimte geconcentreerd op deel één van De klok van IJsland, en alleen op namen van plaatsen en personen.
© Laura Molenaar
Ottens impliciete vertaalstrategie
Otten volgt de vaste vertaling van namen als Frakkland en Moscóvia; die zijn omgezet naar Frankrijk en Moskou. En hij heeft Jón Hreggviðsson net als Laxness in Denemarken Joen Regvidsen, in Duitsland Johann Reckwitz genoemd. Maar hij heeft er ook voor gekozen om sommige IJslandse plaatsnamen zónder zo’n vaste vertaling te naturaliseren.5 Þingvellir wordt bij Otten bijvoorbeeld Dingvelden; Öxará wordt Bijlrivier. Ook persoonsnamen worden vernederlandst; zo is Sigurður Snorrason in zijn vertaling Sigurd Snorri’szoon.
Otten hanteert deze naturaliserende strategie niet overal. Keflavík is vertaald als Keflibaai (maar niet: Drijfhoutbaai). Eyrarbakki blijft gewoon Eyrarbakki, en wordt niet bijvoorbeeld Zandbank. Þorskafjörður wordt Kabeljauwfjord, maar Hafnarfjörður wordt Hafnarfjord, niet Havenfjord. Krýsuvík wordt Kruisbaai, maar Reykjavík blijft Reykjavik. Rángárvellir wordt ‘vlakte van Bochtrivier’ en Ármansfell wordt ‘Berg van de Goede Geest’, maar Ærlækjarsel blijft gehandhaafd. Het achtervoegsel -vellir wordt afwisselend vertaald als -veld, -velden en -vlakte.
Goed, je kunt nu je wenkbrauwen fronsen over deze inconsistente aanpak. Maar een inconsistente aanpak kan heel goed verdedigbaar zijn, zeker met het oog op de betekenisvaagheid die namen kenmerkt. Misschien is het minder belangrijk dat er bij Keflavík drijfhout aanspoelt dan dat er kabeljauw gevangen wordt in Þorskafjörður. En Reykjavík is zo bekend dat het vreemd zou zijn daar Rookbaai of Stoombaai van te maken. Laten we onze reflexkritiek dus nog even uitstellen.
Om te zien in hoeverre Otten (in)consistent is, heb ik aan Ottens vertalingen naam voor naam een strategie toegekend, om deze vervolgens te vergelijken met de oudere Nederlandse vertaling en de Engelse vertaling.6 Er zijn verschillende strategieën te onderscheiden: handhaving (waarbij ik de latinisering van namen als Jón > Jon of Þingvellir > Thingvellir als handhaving heb beschouwd, evenals aanpassing van Laxness’ idiosyncratische spelling van plaatsnamen aan de gangbare spelling); naturalisatie; partiële naturalisatie (bijvoorbeeld wanneer een deel van het woord is veranderd, zoals Keflavík > Keflibaai of Hreggviðsson > Hreggvidszoon); en het volgen van een conventionele vertaling, zoals Frakkland > Frankrijk. Daarnaast zijn er nog enkele gevallen waar een andere strategie is gevolgd (zoals omschrijving, of naturalisering naar een derde taal) of de naam simpelweg is weggelaten.
De gehele tabel is met de resultaten van deze analyse is hier te vinden. Uit Tabel 1, waarin het resultaat van de turfsessie is samengevat, maken we direct op dat Otten veel gevarieerdere vertaalkeuzes maakt dan Roughton, die handhaaft tenzij een naam geen ‘echte’ naam betreft, maar bijvoorbeeld een bijnaam. Otten naturaliseert ook meer dan tweemaal zo vaak als Baars-Jelgersma & Visser.7 Het valt ook op dat Otten elk van de vier geïdentificeerde strategieën ongeveer even vaak gebruikt.
Maakt dit Otten inconsistent? Niet als we een patroon kunnen ontdekken in deze variatie; dat zou namelijk suggereren dat er een strategie aan ten grondslag ligt. We zien bij nadere beschouwing bijvoorbeeld dat er bij Otten enkele clusters van naturaliserende vertaalkeuzes voorkomen.8 Dat zijn ook de fragmenten waar bijzonder veel plaatsnamen achter elkaar zijn gebruikt. Het kan erop wijzen dat Otten ervoor kiest meer te naturaliseren op plekken waar het IJslands de lezer zou kunnen gaan duizelen. Toch is hij ook op deze plekken niet geheel consistent; zo vinden we binnen die clusters van naturalisatie nog steeds Akranes, Eyrarbakki, Brynjolf, Kaldadal, Kjalarnes en Ærlækjarsel. Misschien spelen er nog andere overwegingen mee in zijn gevarieerde aanpak? Laten we nagaan wat de vertaler er zelf over zegt.
Expliciete strategie: soepel, duidelijk Nederlands
Op de vraag in hoeverre een vertaler vrijheid heeft om af te wijken van de brontekst antwoordde Otten in een interview dat dit ‘afhangt van het origineel,’ maar dat ‘als [...] vertalingen uitblinken in een “zo getrouw mogelijke weergave van het origineel”,’ je vaak een resultaat krijgt dat ‘gortdroog is.’9 We zouden hieruit de voorlopige conclusie kunnen trekken dat Otten een soepel en begrijpelijk Nederlands primaat geeft boven het nauwgezet volgen van de brontekst. In relatie tot zijn vertaling van de poëtische Edda heeft hij ook wel gezegd dat een teveel aan IJslandse namen de lezer kan verwarren: ‘onvertaald blijven [eigennamen] donkere vlekken die als onuitspreekbaar abracadabra de niet-geoefende lezer aanstaren.’10 Deze strategie verklaart in elk geval onze bevinding dat Otten vooral naturaliseert bij clusters van namen.
Toch kan een streven naar begrijpelijk en soepel Nederlands niet Ottens enige oogmerk zijn, getuige zijn nawoord bij De klok van IJsland:
In deze vertaling heb ik de ene keer de IJslandse plaatsnamen vertaald en de andere keer niet. Je ontkomt er niet aan om ze soms te vertalen, bijvoorbeeld ‘de Heide van Tweedagen’ (Tvídægraheiðr[sic]), omdat anders de betekenis ervan je als lezer ontgaat (de oversteek over deze heide duurt twee dagen te paard).
Hierbij telt dus niet de grote dichtheid aan IJslandse namen, maar de inhoudelijke betekenis.
Een derde overweging die Otten noemt is behoud van het effect van de tekst op de lezer. In een interview zei Otten: ‘Vertalen en bewerken staat of valt voor mij met het effect dat het stuk op het oorspronkelijke publiek heeft gehad [...]. Dat effect probeer ik te benaderen.’11 Hoe hij dit effectbehoud nastreeft blijft echter onduidelijk, en ook of deze overweging ook bij het vertalen van namen meespeelt. Het zou zeker kunnen dat Otten het effect van de IJslandse namen op de Nederlandse lezer wil overbrengen door (sommige) namen te vertalen; voor een IJslander zou de betekenis van de naam ‘Tvídægra’ dan duidelijk zijn, en om dat effect ook op de Nederlandstalige lezer over te brengen zou je die betekenis doorzichtig moeten maken. Hier valt wel iets op aan te merken, maar voor we Ottens strategie bediscussiëren is het goed om een stapje terug te doen.
Normen rondom namen
Waarom zou je namen wel of niet vertalen? Goed, dit is een diepe filosofische vraag, dus laten we het onszelf makkelijker maken: hoe worden namen vertaald? In de wetenschappelijke literatuur wordt vaak de volgende norm geformuleerd: een naam wordt onvertaald gelaten, tenzij de naam een algemeen geaccepteerde vertaling heeft of de naam een metafoor is.12Hoewel deze norm (‘behouden, tenzij’) de kwestie lijkt te hebben opgelost, verschuift ze het probleem alleen maar. Nu moet de vertaler namelijk beoordelen welke namen metaforisch bedoeld zijn en welke niet, dat is: welke namen een bijzondere betekenis hebben, die op de doeltaallezer moet worden overgebracht.
Er valt dus wel iets te zeggen voor Ottens keuze om af te wijken van de bestaande norm (tenzij hij gelooft dat Laxness een groot deel van de namen metaforisch bedoeld heeft; hierop ga ik hieronder in). Hiermee vermijdt hij het duivelse dilemma om te kiezen welke namen metaforisch bedoeld zijn en kan hij zijn eigen normen formuleren, die we hierboven hebben gezien. Om Ottens vertaling van namen te beoordelen moeten we dus vooral bekijken in hoeverre hij voldoet aan zijn eigen normen; het zou oneerlijk zijn om zijn keuzes langs een niet-gehanteerde maatstaf te leggen.
Begrijpelijkheid, betekenis, effect
Zoals we hebben gezien formuleerde Otten drie normen waaraan een goede vertaling voor hem moet voldoen: die moet begrijpelijk, soepel Nederlands opleveren; naamsbetekenis overzetten als die belangrijk is; en het effect op de lezer behouden.
Wat de eerste norm betreft – streven naar een soepel Nederlands – is Otten goed geslaagd; niet voor niets won hij de Filter Vertaalprijs en ontvangen zijn vertalingen mooie recensies. Wat betreft de andere twee normen zien we dat hij er vrij flexibel mee omspringt.
Het streven naar het vergroten van lezersbegrip door namen te naturaliseren is in sommige gevallen inderdaad te rechtvaardigen. De betekenis van de persoonsnaam Snæfrid IJslands Zon is meteen duidelijk (hierbij is ‘IJslands Zon’ een bijnaam), terwijl Snæfríður Íslandssól ondoorzichtig blijft. Het zou jammer zijn om het IJslands hier te behouden omdat de bijnaam ons iets vertelt over het personage (en haar reputatie). En als een personage zichzelf schertsend Hundur Hundsson noemt, is het logisch om daar in het Nederlands Hond Hondszoon van te maken, anders gaat het grapje verloren.
Zoals we hebben gezien naturaliseert Otten meer zodra er veel namen achter elkaar voorkomen, om daarmee de tekst begrijpelijker te maken; de naam ‘Heide van Tweedagen’ zou de lezer volgens Otten helpen bij het tekstbegrip. Dat hij daarin niet helemaal consistent te werk gaat hoeft niet problematisch te zijn omdat de grens tussen betekenisvolle namen en niet-betekenisvolle namen vaag is. Toch vraag ik me af of Ottens strategie wel werkt. Is een tekst met Nederlandse (begrijpelijke) en IJslandse (onbegrijpelijke) namen door elkaar heen als geheel echt veel begrijpelijker voor de lezer?
Ook in sommige individuele gevallen vraag ik me af of het betekenisbehoud de lezer echt helpt, met name bij de geografische namen. Is het uit de naam ‘Heide van Tweedagen’ meteen duidelijk dat het twee dagen duurt om de heide over te steken? Bovendien: uit de context blijkt al dat deze heide ‘reusachtig’ is en dat Jón Hreggviðsson een heel etmaal (twee dagen) moet reizen om haar over te steken. Dus is de noodzaak er wel om de lezer met de naamsbetekenis te helpen? Hetzelfde geldt voor de Drekkingarhylur/Verdrinkingspoel, waarvan de betekenis ook in de tekst wordt uitgelegd. Maar ook bij namen zonder zulke uitleg kun je je afvragen wat het Nederlands toevoegt. In de passage waar Kabeljauwfjord voorkomt wordt bijvoorbeeld nergens gerefereerd aan kabeljauwvangst,13 dus ik vraag me af waarom Otten hier voor naturalisatie heeft gekozen.
Daarbij zijn niet alle namen even doorzichtig, en soms is de betekenis niet meer te achterhalen. Maar met giswerk begeef je je op glad ijs. Dat Otten toegeeft soms ‘een gokje te wagen’14 en in het IJslands nog geen ‘broodje ham’ te kunnen bestellen, maakt het ijs nog gladder.15 Een kritiekpunt dat hier wellicht mee samenhangt is het feit dat Ottens vertalingen niet altijd foutenvrij zijn. Seltjarnarnes wordt consequent verhaspeld tot Seltjarnes, de plaatsnaam Miðhús wordt ‘middenschip’ (zou moeten zijn: Middenhuis/-huizen), Vörðufell wordt ‘heideboerderij’ (zou moeten zijn: Rotsberg of Steenmannetjesberg; is deze fout misschien overgenomen uit de vertaling van Baars-Jelgersma & Visser?), Hrafnabjörg wordt Ravenberg in plaats van Ravenklif, Herdísarvík wordt Vuurbaai in plaats van Herdísbaai (Herdís is een vrouwennaam), en Stokkhús verwijst naar de zeventiende-eeuwse gevangenis in Kopenhagen maar is vertaald als ‘blokhut’.
Een derde strategisch punt dat naar voren kwam was Ottens streven naar effectbehoud. Maar ook daarin is hij mijns inziens niet geslaagd wat betreft de namen. Ik denk namelijk dat IJslandse lezers de plaats- en persoonsnamen niet zozeer lezen als betekenisvolle woorden, maar gewoon als ‘labels’. (Enkele uitzonderingen uiteraard daargelaten, zoals de eerder genoemde Arnas Arnæus en Hundur Hundsson.) We lezen ‘Amsterdam’ ook niet als ‘dam over de rivier de Amstel’, evenmin denken we bij ‘Hasselt’ aan een hazelaar.
De waarom-vraag
Ik begin te vermoeden dat een vertaler, ook als die van de bestaande norm afwijkt, niet helemaal ontkomt aan de filosofische waarom-vraag: Waarom is informatie over de Heide van Tweedagen belangrijk voor de lezer, en over Eyrarbakki niet?16 Zo kom je toch nog uit bij het duivelse dilemma, en een andere w-vraag: wat wilde Laxness eigenlijk bereiken met zijn namen? Doelde hij op de inhoudelijke betekenis, of wilde hij alleen de plekken en personen noemen? Denkt Otten dat Laxness met zijn Tvídægra en Þorskafjörður de lezer wilde informeren over de reistijden in een bepaalde streek en in welke fjord er op welke vis gevist werd?
Dat lijkt me niet. Voor mij is het zeer plausibel dat Laxness de enorme hoeveelheid plaats- en persoonsnamen heeft ingezet als stijlmiddel. Ik vermoed dat hij de sfeer van de IJslandse saga’s wilde oproepen,17 waarin immers ook kwistig wordt gestrooid met namen.18 In dat geval zou handhaving van de namen het verhaal juist ontegenzeggelijk in de IJslandse context van de saga’s situeren. In dat geval is Keflavík gewoon Keflavík, niet Drijfhoutbaai.
Met dank aan Haidee Kotze voor haar feedback op een eerdere versie van dit artikel. Fouten die onverhoopt in deze eindversie zijn terechtgekomen zijn geheel voor mijn (LM) rekening.
Noten
1 Zie bijvoorbeeld “Juryrapport Filter Vertaalprijs 2012”, Filter 9(2).
2 Zie Van den Berg: 12, en ook Bliek: ‘De halve universitaire wereld viel over hem heen. Want Otten had het in zijn hoofd gehaald om ook onbegrijpelijke namen te vertalen en om hier en daar wat vrijer met de tekst om te gaan. Zo ontstond er een vertaling die heel modern aandoet, maar volgens de universitaire wereld te populistisch is.’ Inderdaad is er bijvoorbeeld door IJslandskundige en vertaler Paula Vermeijden (1933-2005) kritiek geuit op zijn vertaling van de Edda; zie Vermeijden 124-125, 132-133.
3 Ik volg Brems in dit onderscheid.
4 Ik ga er hier voor de eenvoud vanuit dat Ottens vertaalopvatting door de jaren heen niet is veranderd. Dat is wel zo, zie “Juryrapport Filter Vertaalprijs 2012”. Bovendien zal zijn strategie van tekst tot tekst verschillen, zie “Tien vragen aan vertaler Marcel Otten”, Hebban. Echter moet ik hier simplificeren; de omvang van dit essay is te beperkt om te analyseren hoe Ottens vertaalopvatting veranderd is en het is moeilijk te achterhalen welke vertaalopvatting hij hanteerde toen hij aan De klok van IJsland werkte.
5 Deze ingreep wordt ook wel culturele filtering, domesticering of adaptatie genoemd, zie Chesterman 168. Ik beschouw het omzetten van een IJslandse naam naar een Nederlands woord of woordcombinatie als naturaliseren. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit geen haarscherp begrip is en dat er discussie mogelijk is over wat er precies onder ‘naturalisatie’ valt.
6 Het voert hier te ver om ook Roughton en Baars-Jelgersma & Visser te bespreken, maar hierbij zij opgemerkt dat ook zij soms onorthodoxe keuzes maken, zoals Roughtons vertaling van Austfirðir (lett. Oostfjorden) met het on-Engelse ‘Eastfjörds’, en Baars-Jelgersma & Vissers vele weglatingen.
7 Prof. Haidee Kotze wees me erop dat dit ook interessant is in het licht van de hervertalinghypothese, die stelt dat latere vertalingen vaak dichter bij brontekst blijven dan eerdere vertalingen. Het zou interessant zijn hier verder onderzoek naar te doen in het licht van de vertaling van eigennamen.
8 Rond pagina’s 43-47 en op pagina’s 66, 80, 91 en 134 van zijn vertaling.
9 “Tien vragen aan vertaler Marcel Otten”, Hebban.
10 Otten, “Den gevers heil! De Edda in de vertaling van Jan de Vries,” Filter.
11 Zie Somers.
12 Newmark 70-71, zie ook Bantas 80 en Manini 172.
13 In de vertaling van Otten: ‘“Wat moeten ze met jou hier in het zuiden? Waarom verbranden ze jou niet in het westen, hufter?” vroeg Jon Hreggvidszoon. “De lui van Kabeljauwfjord weigerden brandhout te leveren”, zei de man. “Dat is het nieuwste, dat ze hier in het zuiden brandhout overhebben voor iemand uit een ander gewest”, zei Jon Hreggvidszoon.’ (p. 47)
14 Zie Bliek en Otten 2010: 23.
15 Zie Bliek.
16 Dit punt werd ook gemaakt is door Han Nijdam in zijn bespreking van Ottens vertaling van Njáls saga: ‘Wat verder opvalt, is dat Otten eigennamen soms wel en soms niet in het Nederlands vertaalt. Zo vraag ik me af waar de winst ligt in het vertalen van Skarphéðinn (de oudste zoon van Njal) met “Ruwgeitenvel”.’ Nijdam 50.
17 Zie bijvoorbeeld Hallberg: ‘As a “historical” novel Islandsklukkan presented its author with certain problems of style. He needed a touch of archaism. […] [T]he most important general prototypes for the narrative art of his novel were the sagas themselves. […] Laxness has skilfully adapted the narrative art and style of the sagas to his own purposes.’ (12-13)
18 Zie Jesch.
Bibliografie
Baars-Jelgersma, Greta en Visser, N.G., vertalers. IJslands klok. Door Halldór Laxness, Uitgeverij Heideland, 1957.
Bantaş, Andrei. “Names, nicknames, and titles in translation.” Perspectives: Studies in Translatology, 2:1, pp. 79-87.
Berg, Rien van den. “IJsland tussen wraak en vergeving.” Nederlands Dagblad, 15 september 2017, pp. 12-13.
Bliek, Nicole. “Schaapskoppen en verhalen uit IJsland.” Algemeen Dagblad, 8 februari 1996, p. 12.
Brems, Elke. Verander iets. Over vertaalstrategieën. Kennisbank Expertisecentrum Literair Vertalen, 26 oktober 2006. https://literairvertalen.org/kennisbank/verander-iets-over-vertaalstrategieen. Geraadpleegd 22 januari 2024.
Chesterman, Andrew. “Vertaalstrategieën: een classificatie.” Denken over Vertalen, vertaald door Ans van Kersbergen, geredigeerd door Naaijkens, Ton et al., Vantilt, 2010, pp. 153-72.
Hallberg, Peter. “Halldór Laxness and the Icelandic Sagas.” Leeds Studies in English 13, 1982, pp. 1-22.
Hebban, “Tien vragen aan vertaler Marcel Otten.” https://www.hebban.nl/artikelen/tien-vragen-aan-vertaler-marcel-otten-en-een-leesclub-met-het-geknetter-in-de-sterren. Geraadpleegd 24 januari 2024.
Jesch, Judit. “Geography and Travel.” A Companion to Old Norse-Icelandic Literature and Culture, geredigeerd door Rory Mc Turk, Blackwell Publishing, 2005.
Jury Filter Vertaalprijs. “Juryrapport Filter Vertaalprijs 2012”, Filter. Vol. 19, nr. 2, pp. 27-31, https://www.tijdschrift-filter.nl/jaargangen/2012/192/juryrapport-filter-vertaalprijs-2012-27-31. Geraadpleegd 24 januari 2024.
Kress, Helga. “Halldór Laxness (Halldór Guðjónsson).” Nobel Prize Laureates in Literature, Part 3, vertaald door Alison Tartt, 2007, pp. 46-67.
Laxness, Halldór. Íslandsklukkan. Reykjavík: Helgafell. 1969. Oorspronkelijk verschenen als Íslandsklukkan (1943), Hið ljósa man (1944) en Eldur í Kaupinhafn (1946), alle bij Helgafell.
Manini, Luca. “Meaningful Literary Names.” The Translator, vol. 2, nr. 2, 1996, pp. 161-78.
Newmark, Peter. Approaches to Translation. Pergamon Press, 1981.
Nijdam, Han. “Saga van Njal.” Madoc, vol. 15, 2001, pp. 49-51.
Otten, Marcel. “Den gevers heil! De Edda in de vertaling van Jan de Vries.” Filter, vol. 11, nr. 2, 2004, pp. 49-58.
Otten, Marcel, vertaler. De klok van IJsland. Door Halldór Laxness, Breda: De Geus, 2005.
Otten, Marcel. “Inleiding.” Edda, negende druk, Ambo, 2010, pp. 11-23.
Roughton, Philip, vertaler. Iceland’s Bell. Door Halldór Laxness, Vintage International, 2003.
Sigurðsson, Svavar. Hvaðan fær Keflavík nafnið sitt? [Waar komt de naam Keflavík vandaan?] Visindavefur, 30 januari 2009, https://www.visindavefur.is/svar.php?id=51096. Geraadpleegd 24 januari 2024.
Somers, Maartje. “Een geweldig arsenaal aan schuttingtaal.” Het Parool, 19 april 1994, p. 6.
Vermeijden, Paula. “Een nieuwe Edda?” TijdSchrift voor Skandinavistiek, vol. 16, nr. 1, 1995, pp. 111-33.
Laura Molenaar (1993) studeerde wiskunde en filosofie en werkt als vertaler, redacteur en recensent. Ze vertaalde eerder proza van Fríða Ísberg, Gerður Kristný en Auður Jónsdóttir en poëzie van Eva Rún Snorradóttir.