Op 10 november 2023 jongstleden hield ik in de KB (Koninklijke Bibliotheek), Nationale Bibliotheek van Nederland, de lezing ‘Het geheim van de verdwenen vertalingen’. Die omineuze titel was natuurlijk bedoeld om nieuwsgierigen te lokken, want niets helpt meer om ergens de aandacht op te vestigen dan door te roepen dat iets geheim is. Met het ‘geheim’ van de verdwenen vertalingen doelde ik op het gegeven dat heel veel literaire vertalingen naar het Nederlands in het verleden niet werden opgenomen in de collectie van de KB. En dat is natuurlijk curieus, want van een nationale bewaarbibliotheek mag je verwachten dat zij van elke uitgave uit eigen land een exemplaar bewaart. En als vertalingen niet goed worden bewaard, kan ook niet goed worden gereconstrueerd wie wanneer wat voor wie vertaalde, welke cultuuruitwisselingen er allemaal plaatsvonden en wat vanuit het buitenland vertaald naar het Nederlands allemaal in Nederland terechtkwam. Hoe kwam het dan dat niet alle vertalingen bewaard werden?
Recente aanwinst in de KB-collectie
Een vertaling van bijvoorbeeld Emile Zola in het Nederlands, uitgegeven door een Nederlandse uitgever, is een Nederlands boek en dient eigenlijk in de Nederlandse nationale ‘depot’-collectie bewaard te worden. Maar talloze vertalingen naar het Nederlands, uit welke taal dan ook, ontbreken dus nog steeds in het zogeheten ‘Depot van Nederlandse Publicaties’. Van Emile Zola had en heeft de KB bijvoorbeeld talloze exemplaren van de originele Franse drukken, maar veel van de Nederlandse vertalingen van eind negentiende tot begin twintigste eeuw in de huidige collectie zijn pas vrij recent langs antiquarische weg daarin beland. En de collectiespecialisten verwerven nu nog steeds actief vertalingen uit het verleden.
Wat is nu het ‘geheim’ van die verdwenen vertalingen, wat verklaart die lacunes in de collectie van de KB? Ten eerste: anders dan de meeste westerse landen had en heeft Nederland géén ‘Wettelijk Depot’. In een land als Frankrijk bestaat bijvoorbeeld al eeuwen een strikt dépôt légal, maar in Nederland bestaat niet een dergelijke wet die van uitgevers eist dat van elk boek zonder enig voorafgaand oordeel een exemplaar naar de nationale bibliotheek moet worden gestuurd. In de Franse tijd werd door de Napoleons wel zo’n dépôt légal ook aan Nederland opgelegd en na 1815 werd onder Willem I die regeling wel enige tijd voortgezet, maar de handhaving ervan viel tegen en uitgevers trokken zich er hoe dan ook weinig van aan. Belangrijk daarbij is, ten tweede, dat de KB zelf ook helemaal niet de focus legde op het bijhouden van de nationale boekproductie: de KB was een geleerdenbibliotheek met internationaal georiënteerde collecties voor een selecte groep vakspecialisten. In de eerste gedrukte catalogus van de KB vind je heel veel Latijnse, Franse en Duitse uitgaven en maar weinig boeken van eigen bodem. En dat bleef heel lang zo. De conservatoren en specialisten van de KB waren gericht op de Bijzondere Collecties, zoals de oude drukken en de handschriften, én op de belangrijke internationale bronnen. Tot ver in de twintigste eeuw had de KB bijvoorbeeld vakreferenten Duits en Romaanse talen in dienst die literaire werken in principe enkel in de oorspronkelijke talen opnamen. Vertalingen hadden nauwelijks hun aandacht, ze werden zelfs meestal geweerd. In het KB-archief zijn nog oude richtlijnen van deze vakreferenten terug te vinden, waarin tot in de jaren zeventig regels te vinden zijn als ‘Vertalingen van originelen in het Engels, Duits en Frans worden niet aangeschaft.’ En gedurende langere perioden werd dat beleid dus niet gecompenseerd door een aselectieve depotregel. Zeker in de negentiende-eeuwse aanwinstenregisters van de KB zijn maar heel weinig vertalingen naar het Nederlands te vinden.1
Reclame voor Emile Zola vertalingen, circa 1920.
Pas in 1974 kwam in Nederland een ‘vrijwillig depot’ tot stand: ondanks een stevige lobby van de KB lukte het niet om de wetgever ervan te overtuigen dat ook Nederland een Wettelijk Depot nodig zou hebben. Toen wendde de KB zich met haar partners tot het Uitgeversverbond en dat verklaarde de leden te zullen vragen vrijwillig een exemplaar van alle uitgaven op te sturen. Dit vrijwillig depot – een soort poldermodeloplossing – functioneert tot op de dag van vandaag. Met Zwitserland en Vaticaanstad behoort Nederland zodoende nog steeds tot de zeldzame Westerse landen zonder een Wettelijk Depot. De instelling van dit vrijwillig depot betekende wel dat vanaf dat moment géén beoordeling of selectieregel de Nederlandse vertalingen meer kon verhinderen de KB-collectie te bereiken. En dat betekende dat het dedain dat vertalingen in het verleden ten deel viel niet meer kon of mocht optreden, althans niet binnen de muren van de KB.
Want dat is wel de derde belangrijke reden voor het ontbreken van vertalingen: het dedain dat er in het verleden heerste en soms nog heerst ten opzichte van vertalingen: niet origineel, niet creatief, een afgeleide, onzuiver, lopendebandwerk, etcetera. In het zeer belangrijke recente Vertalen in de Nederlanden, een cultuurgeschiedenis van Dirk Schoenaers, Theo Hermans, Inger Leemans, Cees Koster en Ton Naaijkens, een lang verwacht standaardwerk, wordt dit dedain uit het verleden beschreven, zeker voor wat betreft de periode van de late negentiende eeuw. Juist toen kwam door industrialisatie van het boekenvak en verbeterd onderwijs de boekenmarkt flink op stoom. Lezen was niet alleen meer iets van een hoogopgeleide elite en de nieuwe doelgroepen werden door de uitgevers bediend, niet in de laatste plaats met goedkoop geproduceerde vertalingen. Terwijl menige particuliere leesbibliotheek tot na de Tweede Wereldoorlog veel vertaald werk voor de nieuwe lezers aanbood, bleef de KB zich echter lang beperken tot de hoogopgeleide elite die in de originele taal las. Het dedain gold vroeger waarschijnlijk niet alleen de hoge productie van de vertalingen, maar soms ook de nieuwe lezers. De negatieve denkbeelden uit het verleden ten opzichte van vertalingen die de auteurs van Vertalen in de Nederlanden beschrijven, verklaren veel van de lacunes in de KB-collectie. Tijdens mijn voordracht werd gevraagd of de voorbeelden die ik toonde van recente aanwinsten wel ‘hoogstaande’ vertalingen waren. Nu kun je je inderdaad afvragen of een pulpversie van Schuld en boete, ingedikt tot 64 kolommen, wel de beste vertaling zal zijn, maar de KB bepaalt dat in ieder geval niet. Alle vertalingen moeten eenvoudig worden bewaard, waarna zij die dat wensen oordelen kunnen geven.
Ook wordt in het nieuwe standaardwerk de vierde en zeker niet de minste reden benoemd waardoor vertalingen in de KB ontbraken: het dedain ten opzichte van die werken uitte zich vaak met een onmiskenbare genderkleur: veel veronderstelde negatieve aspecten van het vertalen en van vertalingen werden gekoppeld aan vrouwen of het vrouwelijke. Dit zien wij bij de KB duidelijk terug in onze antiquarische aanwinsten: bij veel van de oude vertalingen die we nu alsnog binnenslepen is de auteur of de vertaler een vrouw. Daarom is ook een depotregel, wettelijk of vrijwillig, zo’n belangrijke inclusieve regel: er mag geen ruimte worden geboden om uit te sluiten. Want als die ruimte er wel is, zal zeker het patriarchaat daar zijn slinkse gebruik van maken. Maar het herstelwerk is gaande en wij speuren dus naar ontbrekende vertalingen. Cees Koster wijst in zijn stuk over de negentiende eeuw in Vertalen in de Nederlanden op de schamperheid die de vertaalde romans van populaire schrijfsters als Louise Mühlbach en Marrie Braddon uitlokten. Juist dergelijke werken zijn in de laatste jaren door de KB verworven. Dat zij in het verleden niet waren opgenomen, wijst behalve op het dedain ten opzichte van vertalingen en schrijfsters ook weer op het onvermijdelijke boekhistorische fenomeen dat het populaire meestal minder werd behouden dan het bijzondere: hoe hoger de oplage hoe slechter bewaard. Een recente mooie aanwinst is ook de internationaal zeer gezochte eerste druk van de Nederlandse vertaling van Bram Stokers Dracula uit 1928, vertaald door Jeanette Wink-Nijhuis. Gelukkig staat de naam van de vertaalster in dit geval op de titelpagina, want dat was allesbehalve de norm eind negentiende en begin twintigste eeuw.
En wij blijven dus speuren naar ontbrekende vertalingen, waarbij het waarschijnlijk niet toevallig is dat één van de vertalingen die wij nog wel het meest zoeken een werk van een vrouw is: Verdediging van de rechten der vrouwen van Mary Wollstonecraft uit 1796. Gedrukt in Den Haag, maar vooralsnog nergens te vinden. De Engelse tekst is onder handbereik, maar de Nationale Bibliotheek van Nederland dient de Nederlandstalige druk van die belangrijke tekst van die belangrijke schrijfster te bezitten.
Noot
1 Tussen 1881 en 1912 moest voor Nederlandse boeken wel het auteursrecht verzekerd worden door conform de toenmalige auteurswet exemplaren naar het ministerie van justitie te sturen. Eén exemplaar daarvan ging naar de KB. Maar omdat Nederland nog niet was aangesloten bij de Berner Conventie, maakten vertalingen ook weer beperkt deel uit van deze stroom. En in 1912 kwam aan die toelevering door de herziening van de auteurswet sowieso alweer een einde.
Arno Kuipers is collectiespecialist Nederlandse taal- en letterkunde bij de KB Nationale Bibliotheek. Hij is ook betrokken bij de acquisitie van het boek in het algemeen uit de periode 1801-1974.
Meer lezen over dit onderwerp? Zie: Jan Gielkens, 'Ivanhoe en de verdwenen vertalingen', Filter 14:3.