Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Gerrit grijs en zwart

Twee Achterbergbundels

Bert de Waart

Er zijn in 2021 twee bundels vertaalde gedichten van Gerrit Achterberg verschenen, een in het Hogelandster Gronings en een in het Frans. Mien moeke is n grieze vrijdagmörn (Achterberg 2021a), vertaald door Fré Schreiber en Hans Werkman, bevat 33 gedichten, L’ovaire noir de la poésie (Achterberg 2021b), door Daniel Cunin, 100.1

In mijn Filter-column Dichteres des weilands (De Waart 2023), waarin ik vertalingen van Achterbergs bekende gedicht ‘De dichter is een koe’ vergeleek, heb ik die uit deze twee tamelijk recente bundels al besproken, en heb ik een uitvoerigere vergelijking van de bundels zelf aangekondigd: bij dezen. Ik herhaal hier, enigszins bijgewerkt, de voetnoten die ik in die eerdere column aan de vertalers gewijd heb.2

Dat beide bundels een kleur in hun titel hebben is toeval, al leverde het mij een comfortabel bruggetje naar de titel van deze column. ‘Mien moeke is een grieze vrijdagmörn’ is de beginregel van het eerste gedicht in Achterberg 2021a. Maar zoals meestal in vertaalde bloemlezingen is de keuze en de indeling door de vertalers gedaan. De eerste twintig gedichten gaan over de levensloop van de dichter, en daarvan de eerste drie over zijn moeder; de titel Mien moeke... is dus niet helemaal toevallig.

Ook in L’ovaire noir de la poésie is de keuze en de indeling van de hand van de vertaler. Daniel Cunin heeft mij meegedeeld dat hij de dichtregels waaraan hij deze titel ontleent, namelijk r. 7 en 8 van ‘Radium’ [481] (VG: 400): ‘de donkere eierstok / van ongeboren poëzie’ (de vertaling: C: 55), een goede weergave vindt van de teneur van Achterbergs poëzie.

En inderdaad: het alomtegenwoordige thema daarin is dat de dichter poogt contact te maken of te herstellen met een gestorven geliefde. Zijn gedichten zouden dan een kiem (moeten) bevatten van (nog) ongeschreven poëzie die de grenzen van dood en tijd kan overschrijden. In veel gedichten van Achterberg is daarbij een wereldbeeld te zien dat als het ware wortelt in het protestantse geloof van zijn jeugd.

Over de indeling van Achterberg 2021b kom ik nog te spreken.

n Grieze vrijdagmörn
Mien moeke is n grieze vrijdagmörn is een tweetalige uitgave, en je kunt ervan uitgaan dat ieder die het boekje wil lezen naast Hogelandster Gronings ook, en waarschijnlijk vlotter, Nederlands leest – en de meesten zullen ook Achterberg al kennen. Waarom dan toch die vertaling – of welke vertaling dan ook in iets anders dan de algemene taal van een gebied?

Uit liefde voor die regionale taal, meestal, en uit vertaalplezier, omdat het kan. In de inleiding van Mien moeke… staat nog een motief:

[Fré Schreiber] hil n lezen ien n Grunneger dörp, hai las doar n gedicht van Achterberg veur,     eerst ien t Nederlands, noatied ien t Grunnegers. t Was eefkes stil en dou zee n vraauw: ‘In t     Grunnegers vin ik t mooier, t komt dichterbie.’ (SW: 3)

Dat een vertaler in zijn doeltaal zoekt naar het beste equivalent voor een specifiek woord in een specifieke context is niet ongewoon, maar vertalers in een niet-algemene taal zoeken daarbij vaak ook nog naar het, in dit geval ‘Groningste’ woord, meestal het woord dat het minst op het Nederlands lijkt, en ook vaak in een minder formeel register:

Achterberg zegt ien ‘Demokroat’ [766] (VG: 667): ‘ben ik een dichter, dan is ’t per abuis’. Ain van ons [Hans Werkman] von ien Nieuw Groninger woordenboek van K. ter Laan n woord dij van abuis òflaaid was: ‘verabbeezaaiern’, en stelde veur: ‘Bin ik n dichter, din bie abbezaaiern.’ Mor de aander haar n beter idee: ‘Bin ik n dichter, din heb ik mie mishad.’ (SW: 6)

R. 9 van het bekende sonnet ‘Innemee’ [922] (VG: 827) luidt bijvoorbeeld: ‘Bij ons luiden ze urenlang de klok.’ ‘Luiden’ is in het Gronings luden, maar Schreiber en Werkman schrijven ‘Bie ons trekken ze urenlaank aan klok’ (SW: 55): dat is toch wat minder dominee-achtig gezegd. Of ze hebben het zo gedaan om de vijf jamben van het Nederlands overeind te houden na het wegvallen van ‘de’ in het lidwoordarme Gronings.3 Daarom vertalen ze r. 1 en 2 van ‘Rath & Doodeheefver’ [789] (VG: 711): ‘Op het behang van Rath & Doodeheefver / staan de figuren (…)’ ook niet als Op behang van Rath & Doodeheefver / stoan feguren (…)’ maar als ‘Behangpampier van Rath & Doodeheefver / staait vol mit ploatjes (…)’ (SW: 51). Denk ik.

Van 9 van de 35 gedichten in Mien moeke… is geen andere vertaling in welke taal dan ook gepubliceerd,4 en dat is opmerkelijk bij een zo veelvuldig vertaalde en gebloemleesde dichter als Achterberg.

 

Bangeghaid ien rug
‘Kinderangst’ / ‘Kienderschrik’ is behalve in het Gronings verder alleen in het Russisch vertaald door Irina Michajlova en Aleksej Poerin: ‘Детский страх’ (Achterberg 2007: 51) (digitaal: p. 197). In dit gedicht, dat nu eens niet over de gestorven geliefde gaat maar inderdaad een angstig kind aan het woord laat, werkt dat informele register huiveringwekkend goed. De Groningse tekst vertelt geloofwaardiger vanuit een kind dan Achterbergs eigen Nederlands:

            Ik durfde niet omzien, doch wist dat het er was:
            een witte heks voor het vensterglas.
            (…)
            steken van angst in mijn rug, o dat
            iemand mijn mond openriep, want dat
            een witte heks voor het venster danst,
            achter de angst van mijn hart verschanst,
            die mij met tintelend tarten verraadt
            aan de maan, waarmee zij te lachen staat. [738] (VG: 671)

 

            Ik duurde nait omkieken, mor wis dat t der waas:
            widde juver veur vìnsterglaas.
            (…)
            steken van bangeghaid ien rug, hai dat
            ain mien mond openraip, der daanst
            ja n widde juver bie vìnster laans,
            bezied achter kèlleghaid van mien haart,
            dij mie nittjet en kilt en verradt
            aan moan, dij mit heur mitlaagt. (SW: 59)

De laatste strofe is wel bijzonder literair geformuleerd, met ‘tintelend tarten’ en ‘te lachen staat’; daar heeft de vertaling een andere, veel ‘gewonere’, informelere, zinsbouw.

Om boug en tuug
Zowel in Mien moeke… als in L’ovaire noir… staat een vertaling van het titelloze gedicht dat als motto voorin Achterbergs eerste eigen bundel, Afvaart uit 1931, stond. Hier eerst de Groningse vertaling.               

            Aan het roer dien avond stond het hart
            en scheepte maan en bossen bij zich in
            en zeilend over spiegeling
            van al wat het geleden had
            voer het met wind en schemering
            om boeg en tuig voorbij de laatste stad. [65] (VG: 22)

 

            Aan t rouer dij oavend ston t haart
            en scheepte moan en bozzen bie hom ien.
            en onner zail op weerschien
            van aal dat t haart aal leden haar
            voarde t mit wiend ien twijduustern
            om boug en tuug laans leste stad. (SW:47)

In de laatste regel hebben Schreiber en Werkman ‘voorbij de laatste stad’ niet vertaald als veurbie leste stad, maar als ‘laans leste stad’: zo blijft de regel jambisch. Denk ik; het levert ook een bonusalliteratie op. In r. 3: is ‘zeilend’, evenals ‘tintelend’ in [738] (VG: 671) een tegenwoordig deelwoord, met een informelere uitdrukking vertaald. En de laatste twee regels, ‘met wind en schemering / om boeg en tuig (…)’, kun je zo lezen dat de boeg en het tuig van dat schip bij het varen door wind en schemering omhuld zijn, maar er dringt zich een andere interpretatie op: het schip vaart met behulp van de wind, terwijl de boeg en het tuig al in schemering gehuld zijn. Schreiber en Werkman lezen het gedicht blijkbaar zo, want ze vertalen ‘met wind in schemering’.

L'ovaire noir
'Aan het roer die avond…' staat, als gezegd, als motto voor in Achterbergs bundel Afvaart uit 1931; het staat niet in de inhoudsopgave vermeld, hoewel het wel degelijk een gedicht van Achterberg is, één van zijn bekendste nog wel. Dat is in alle edities van Afvaart zo gebleven, ook als die zijn opgenomen in latere bundelingen, tot en met de Verzamelde gedichten. Daniel Cunin heeft het met zijn vertaling, ‘Le coeur ce soir-là…’ precies zo gedaan: die staat voorin (C: 11), in cursief, als motto van de hele bundel vertalingen, en staat niet in de inhoudsopgave vermeld.

Na dat motto zijn er twee afdelingen, waarvan de eerste, Matière, een nieuwe, integrale vertaling geeft van de bundel Stof uit 1946.5 Die bundel bevat 32 gedichten, waarvan 26 als titel een stofnaam hebben; in het gedicht gaat het er dan telkens om dat die stof, laat ik het zo maar noemen, transcendeert tot iets anders. Cunin heeft zijn vertaling van Stof aangevuld met 16 soortgelijke vertaalde Achterberggedichten, namelijk twee gedichten die ‘Stof’ heten, zes met een stofnaam als titel, waaronder het al genoemde ‘Radium’, en acht die meer of minder expliciet gaan over het herstel van contact met de doden – met die ene gestorven geliefde, bij Achterberg. Dat streven naar contact is de bindende factor in Achterbergs bundel Stof, en tevens in deze eerste afdeling van L’ovaire noir… als geheel.

De 51 gedichten in de tweede afdeling, Figures, gaan over fictieve dan wel historische personen, vaak in de titel van het gedicht al genoemd. Van de 100 gedichten in Cunins bundel zijn er 60 niet eerder in het Frans vertaald, waarvan 28 ook niet in een andere taal: een kwantitatief belangrijke bijdrage tot het Achterbergdeel van de wereldliteratuur. Maar vooral ook kwalitatief.

Prou et gréement
Cunins versie van ‘Aan het roer dien avond …’:

            Le cœur ce soir-là prit la barre
            embarquant lune et forêt
            avant de hisser voile sur le miroir
            de tout ce qu’il avait souffert
            par vent et brune il dirigea prou
            et gréement au-delà du dernier port. (C: 11)

Ik vind dit een mooie vertaling: minstens zo klankrijk en suggestief als Achterbergs tekst. We zagen zojuist dat Schreiber en Werkman hun vertaling informeler hebben gemaakt; Cunins Frans is, denk ik, van een literair register, zoals Achterbergs Nederlands dat ook is; dit is Franse literatuur. Het gedicht bestaat in het Nederlands uit drie zinnen, verbonden door en; de vertaling uit één zin, met een deelwoord- en een infinitiefconstructie: ‘embarquant…’ en ‘avant de…’. Toch heeft Cunin geen concessies gedaan aan de inhoud: boeg en tuig varen in r. 5 en 6 door wind en schemering samen: ‘par vent et brune’, en ‘voorbij’ is voorbij: ‘au-delà de’.

De vertaling geeft wel het onderwerp van het gedicht, ‘het hart’, iets meer reliëf. Dat hart staat bij Achterberg weliswaar aan het roer, maar in r. 5 zou je je bij ‘voer’ ook kunnen voorstellen dat het zich daar door het schip of de wind laat voortbewegen. Niet de meest voor de hand liggende interpretatie, allicht wat gestuurd door ‘De moeder de vrouw’, en in deze vertaling verdwenen: Cunins ‘dirigea’ betekent ondubbelzinnig ‘besturen’, en ‘prou et gréement’ zijn er het lijdend voorwerp bij. Zo zijn ‘boeg en tuig’ steviger verankerd in de zin en aan het schip dan in het Nederlands, waar ze met het vage ‘om’ aan wind en schemering worden opgehangen. En ‘dirigea’ rijmt op ‘au-delà’, en allitereert met ‘du dernier’.

‘Du dernier port’ in plaats van ‘de la dernière ville’: metri causa, denk ik; zo is de jambische pentameter behouden; ‘port’ allitereert bovendien met ‘prou’. Maar het draagt ook bij aan het verflinken van het hart: steden zijn bestemmingen voor toeristen, havens voor zeelieden (ook al wordt die bestemming vanavond voorbijgevaren).

De vertaling is al met al, ook door de rijmen en alliteraties plastischer dan Achterbergs tekst. Ze is ook ondubbelzinniger. Maar bij vertalen sneuvelen er veel vaker dubbelzinnigheden, zeker bij het vertalen van het Nederlands naar het Frans. Het Frans, en met name het literaire Frans, heeft veel meer woorden met een preciezere betekenis dan hun Nederlandse pendant – dat dan dus niet echt een pendant is. In zulke gevallen zal de Franse vertaling onvermijdelijk expliciteren.6  In L’ovaire noir… staan veel van die explicitaties, en meestal maken ze de tekst, net als in ‘Le coeur ce soir-là…’, helderder en plastischer. Voorbeelden:

Nulle mort ne saurait poindre

            Huid

            De tijd vouwt u naar binnen.
            Ik breid mij om u uit
            met het geheiligd linnen
            mijner onsterflijkheid.
            Er kan geen dood beginnen
            in deze nieuwe huid. [595] (VG: 440)

 

            Peau

            En vous-même, le temps vous plie
            Autour de vous, je m’amplifie
            par le lin sanctifié
            de mon immortalité.
            Dans cette nouvelle peau,
            nulle mort ne saurait poindre. (C: 33)

Poindre is niet zomaar ‘beginnen’: het Robert-woordenboek markeert het als literair, en het intransitieve poindrebetekent ‘opstaan’ of ‘opgaan’, zoals de zon; een synoniem is se lever.7 Koenen geeft zelfs ‘uitbotten, uitlopen’, en dat suggereert nieuw leven, en schudt misschien de bedeesde erotiek van r. 2-4 wakker.

Magasin de cigares, huile de foie de morue
Ik citeer het sonnet ‘Microben’ integraal, omdat het zo’n genot is die opsomming in r. 3-5 hardop te lezen; de vertaling als geheel is trouwens een taalfeest. Zie (hoor) bijvoorbeeld de alliteratie ‘microbes-me-mots-magasin’ in de eerste strofe, en al die ou-klanken in de tweede:

            Microben

            De stad is overvol van uw microben.
            Van alle zijden dringen op mij aan
            woorden, die met u in betrekking staan:
            sigarenmagazijn, abdijsiropen,
            spekslagerij, Van Houten, levertraan.
            Hoe zal eenmaal het raadsel zich ontknopen,
            dat alle namen naar u uit doet gaan,
            alsof gij in de dingen zijt gekropen.
            Ik kan nog uren door de straten lopen:
            de taal houdt u in 't alphabet bijeen
            tegen reclamezuil en uithangborden.
            De doden spreken nimmer meer maar worden
            artikelen, die wij in winkels kopen
            voor 'n fluistering over de toonbank heen. [624] (VG: 512)

 

            Microbes

            La ville grouille de vos microbes.
            De toutes parts me sollicitent des mots
            en relation avec vous: magasin
            de cigares, sirops d’abbaye, boucherie
            porcine, Van Houten, huile de foie de morue.
            Comment se dénouera un jour cette énigme ?
            Les noms me ramènent tous vers vous, à croire
            que vous vous êtes faufilée dans les choses.
            J’aurai beau arpenter les rues pendant des heures :
            le langage vous tient assemblée dans l’alphabet
            sur les enseignes et les colonnes publicitaires.
            À défaut d’encore parler les morts se font
            articles que l’on achète dans les boutiques
            en échange d’un murmure par-dessus le comptoir. (C: 58)

Achterbergs gestorven geliefde wordt in het Nederlands doorgaans aangesproken met het genderneutrale u of gij, maar de Franse vertaling onthult dat het hier om een vrouw gaat, met de deelwoorden ‘faufilée’ en ‘assemblée’: niet Cunins werk, maar onvermijdelijk door de Franse grammatica: een servitude die blijft bestaan zolang de Académie française er niets aan doet. Dat geldt ook, denk ik, voor het herhalen van ‘me’ vóór ‘ramènent’.

Andere explicitaties zijn wel van Cunins hand. Arpenter (r. 9) is niet ‘lopen’, maar ‘ijsberen’: een heel bepaalde manier van lopen, die perfect in deze context past.

Bij twee andere verfransingen heb ik wat twijfel. Allereerst ‘J’aurai beau arpenter les rues’ in r. 9: die uitdrukking betreft toch een vruchteloze poging om iets te veranderen? ‘J'ai beau crier, il n'entend rien’, geeft Le Robert, s.v. beau, als voorbeeldzinnetje: het verhoopte resultaat van dat schreeuwen, dat hij mij namelijk hoort, blijft uit. Dus: al mijn geloop door de straten maakt niet dat de taal u niet meer bijeenhoudt. Maar de ‘ik’ van al die Achterberggedichten wil juist niets liever dan dat het nooit ophoudt. Dus: al loop in nog uren (zolang als mijn hartje begeert) door de straten, gelukkig blijft de taal u bijeen houden. Daarnaast vat Cunin ‘voor een fluistering’ in r. 14 op als een prijsopgave. Ik geloof eerder, alweer in lijn met het verlangen van die Achterberg-‘ik’ zoals ik dat denk te kennen, dat die artikelen gekocht worden om die fluistering mogelijk te maken: als in ‘hij huurde een dakkoffer voor zijn kampeerreis naar Zuid-Frankrijk’. Hier toch ‘gewoon’ pour in plaats van ‘en échange d’’?

Couchée en prière
In ‘Spinoza’ leent Achterberg zoals zo vaak een begrip uit de natuurwetenschap – in dit geval Spinoza’s metafysica – om het contact met die geliefde te herstellen. Ook hier is het Nederlands niet expliciet over wie de ‘u’ is, en ook hier geeft het Frans uitsluitsel met ‘couchée’ in r. 2, en verder met ‘surpassée’ in r. 8 en ‘fière’ in r.10.

De eerste regel bevat een sterke vergelijking:

            Diep in de deken van de tijd
            ligt gij gebed, niets onderscheidt
            u van de grond, die u omvat (…) [627] (VG: 487)

 

            Au creux de l’opacité du temps, vous êtes
            couchée en prière, rien ne vous distinguant
            du sol qui vous englobe (…) (C: 107)

De tijd die de ‘u’ als een deken toedekt en aan het oog onttrekt; die ‘u’ wordt bovendien door de grond toegedekt. En ‘deken’ roept ook in het deelwoord ‘gebed’ in r. 2 de notie ‘bed’ op, en leidt vandaar naar slaap = dood en naar, alweer, schuchtere erotiek. Alleen die notie, want ‘gebed’ is niet het voltooid deelwoord van bedden: dat werkwoord bestaat niet meer; het moet het voltooid deelwoord van inbedden zijn.

Een sterke vergelijking, maar Cunin heeft haar geneutraliseerd: ‘opacité’ is ‘duisternis, ondoorzichtigheid’. Hij heeft die bednotie wel heeft opgemerkt, blijkens ‘couchée’ in r. 2 , wat ‘naar bed gegaan’ betekent. En is hier misschien ook sprake van een gebed? Bij een dichter als Achterberg, en zeker in dit gedicht, waarin God in de laatste strofe met name genoemd wordt, is dat niet eens onwaarschijnlijk. In het Frans staat ook dat gebed erbij (‘prière’). Cunin leest nauwkeurig en vertaalt gewetensvol, dat zie je hier en op veel andere plaatsen in L’ovaire noir… Maar waarom hij niet heeft gekozen voor couverture voor ‘deken’ en encastrer of emboîter voor ‘ingebed’zie ik niet.8

Que Votre règne vienne
Een zeer effectieve explicitatie staat in de vertaling van ‘Triniteit.’ De laatste van de vijf strofen luiden (r.13-20):

            Heilige Geest, vervul het vers
            zo gans dat er geen vezel is
            die niet van Uw belevenis
            vibreert als van de liefde vlees.
            Moeder van Jezus is het vlees.
            Zuster van Christus is het vers.
            Vader die in de hemelen zijt,
            kome Uw koninkrijk. [497B] (VG: 601)

 

            Esprit saint, comblez le poème,
            de sorte que la moindre fibre,
            comme de l’amour la chair,
            vibre sous Votre vécu.
            Mère de Jésus est la chair.
            Sœur du Christ est le poème.
            Père, qui êtes aux cieux ,
            que Votre règne vienne. (C: 111)

 Achterberg laat deze regels vibreren door in de vierenveertig woorden veertien klankrijke v’s te zetten, waarvan acht in herhaalde woorden: de kernwoorden ‘vers’ en ‘vlees’ elk tweemaal, en ‘van’ viermaal. Van is een gebruikelijk voorzetsel om de aanstichter van het vibreren mee in te leiden: ‘het volk vibreerde van vreugde over de nieuwe koning’: die vreugde brengt het volk in trilling. Zo staat het in r. 15 en 16: ‘… (geen vezel) die niet zó van Uw belevenis vibreert als vlees vibreert van de liefde’.

Het Frans heeft in deze twee strofen niet al die v’s, maar Cunin heeft dat gecompenseerd door na het gebruikelijke dein r. 15 in r. 16 ‘sous’ te schrijven, dat hier niet alleen ‘van’, maar ook echt ‘onder’ betekent. Als de Heilige Geest het vers vervult, ja, dan vibreert het des te meer als het eronder ligt, zoals het vlees onder de liefde.

Dolydreams
Is dat extra moeilijk, of juist niet, niet bestaande woorden vertalen? Het levert hoe dan ook bij Cunin een aantrekkelijke vertaling op:

            Bloem

            De bloemen van uw leven bloeien nog.
            Ergens staan de geheime kelken open,
            wier reuk ik ken, die ik zal dopen
            met een nog nooit gehoorde naam,
            b.v. ledozame,
            de z.g. dolybloe,
            uit het geslacht der gelyroe,
            behorend bij de dolydromen. [578] (VG: 441)

 

            Fleur

            Les fleurs de votre vie fleurissent encore.
            Quelque part s’ouvrent les secrets calices
            dont je connais la fragrance, et que je baptiserai
            d’un nom jamais encore prononcé,
            par ex. lédosemble,
            aussi appelé dolyblue,
            de la famille des gelyroues,
            apparentées aux dolydreams. (C: 34)

Het bloeit en het geurt, en het klinkt als een klok.

Het Hogeland en de hele francofonie
Ik heb in dit stuk herhaaldelijk de loftrompet gestoken over de schoonheid en de expressiviteit van de klank van deze vertalingen. Dat is uiteraard uiterst subjectief, zeker als zo’n loftuiting komt van iemand die, als ik, van geen van beide doeltalen (Gronings en Frans) moedertaalspreker is. Maar die klankrijkdom is voor mij wel een belangrijk aspect van het plezier waarmee ik het werk van Schreiber en Werkman en dat van Cunin gelezen heb.

Deze vertalingen verschillen intussen hemelsbreed van doelpubliek en -cultuur, en daardoor van vertaalstrategie. Schreiber en Werkman vertalen voor de moedertaalsprekers van slechts een van de kwartieren van het Groninger Ommeland, een moedertaal die haar bestaansrecht ontleent aan de dagelijkse omgang van streekgenoten. Achterbergs privémetafysica, met de galm van een sobere protestanse kerk op de achtergrond, is hier niet overgebracht naar een kerkje op een wierde op het Hogeland, maar eerder naar een keuken onder een lage zoldering. Mien moeke… is grondgebonden poëzie.

Cunin heeft de (alle) Franstalige poëzielezers als publiek, en heeft dus de Franse literaire conventies voor ogen gehad. Hier klinkt Achterberg in een kathedraal of literaire salon. L’ovaire noir… is Franse poëzie.

Maar Schreiber en Werkman hebben meer gedaan dan zich afvragen ‘Hoe zeggen we dat in het Hogelandsters?’, en Cunin heeft zich niet alleen afgevraagd ‘Hoe ziet dit eruit als Frans gedicht?’ Ze zijn minstens zo getrouw aan hun bron als aan hun doeltaal. De vragen waren eerder ‘Hoe kunnen we dit het beste zeggen in het Hogelandsters? en ‘Hoe kan een Frans gedicht dit zo precies mogelijk uitdrukken?’. De vertalers hebben allereerst heel goed gelezen, en gezorgd dat Gerrit Achterberg aan de keukentafel, en in de kathedraal en de salon heelhuids is aangekomen. We hebben er in 2021 twee Achterbergbundels bij gekregen.

Noten
1 Ik zal verder na citaten uit Mien moeke … de afkorting SW zetten, en na die uit L’ovaire noir… de afkorting C, beide met paginanummer. Achterbergs gedichten hebben in de historisch-kritische uitgave (Achterberg 2000, dl. 1 ) een nummer tussen vierkante haken; dat vermeld ik telkens bij geciteerde gedichten, evenals het paginanummer van het desbetreffende gedicht in mijn (vijfde) druk van de Verzamelde Gedichten (VG), Achterberg 1974.
2 Fré Schreiber schrijft en houdt radiocauserieën over het Gronings, en vertaalt in die taal. Hans Werkman is dichter, prozaïst en publicist over (protestants-christelijke) literatuur, o.a. over Willem de Mérode. Daniel Cunin is een zeer productieve vertaler uit het Nederlands in het Frans. Een zeer beperkte keuze uit ‘zijn’ auteurs: Stefan Brijs, Adriaan van Dis, Radna Fabias, Lale Gül, Hadewijch, W.F. Hermans, Kamagurka, Lucebert, Bart Moeyaert, Cees Nooteboom en Marieke Lucas Rijneveld. Hij heeft ook een blog, Flandres-Hollande, waarin hij schrijft over de auteurs die hij vertaalt, en over hun culturele context. De blog van 1 februari 2021, Entre crimes & poèmes - flandres-hollande (hautetfort.com), gaat over Achterberg; die van 30 mei van dat jaar, L'ovaire noir de la poésie - flandres-hollande (hautetfort.com) over Cunins vertaling.
3 En in [738] (VG: 671), hieronder, kan het Gronings het ook stellen zonder het bepalende woord mijn. Nog een Groninger kenmerk is dat de infinitief van werkwoorden ook dient voor van die werkwoorden afgeleide zelfstandige naamwoorden: n lezen (SW: 3) is ‘een lezing’. In de spelling die Schreiber en Werkman gebruiken wordt de elisie van de toonloze e niet zoals in het Nederlands met een apostrof aangegeven: n en niet ‘n, ‘een’, t en niet ‘t, ‘het’. Dat is begrijpelijk: zo’n apostrof suggereert dat er ‘eigenlijk’ een stomme e zou moeten staan, maar in het Gronings is die klank er eenvoudig niet, en er ontbreekt niets.
4 Waar ik dit soort opmerkingen maak over hoeveel vertalingen er van welke Achterberggedichten gepubliceerd zijn bedoel ik steeds, zonder dat erbij te zeggen: volgens de database waarin ik nu al een paar jaar alle Achterbergvertalingen bijhoud die ik op het spoor kom.
5 Van Stof verscheen in 1952 in Montpellier een Franse vertaling door Henk Breuker, F.-J.Temple en F. Cariès, Matière (Achterberg 1952), die zelf weer de brontekst werd van een vertaling in het Arabisch door S. Sā'ib, Hayūla li-šācir hūlandā Ak̲terberḡ (Achterberg 1961). Over Henk Breuker is een spannend verhaal te vertellen, en dat heeft Frans van Lier gedaan in De Parelduiker 2012. (Van Lier 2012); zie ook dit Franse Wikipedia-artikel over Breuker. Voor de Arabische vertaling verwijs ik naar Lucas 2007. Na Stof zijn nog drie bundels van Achterberg in een integrale vertaling verschenen: Doornroosje uit 1947, in het Duits door A.G. Piechorowski: Dornröschen (Achterberg 1986), en twee uit 1953: Ballade van de Gasfitter; daarover gaat mijn Filtercolumn van week 7 van 2020 (De Waart 2020), en Ode aan den Haag, Ода Гааге, door Irina Michajlova en Aleksej Poerin, opgenomen in Achterberg 2007: 58-87 (digitaal: p.199 – 205).
6 Deze kennis van het literaire Frans dank ik aan Daniel Cunin zelf. Zie de laatste voetnoot bij mijn Filtercolumn van week 2 van 2021 (De Waart 2021).
7 Dat is ook de vertaling van Breuker c.s.: ‘Nulle mort désormais ne se lève / en cette peau nouvelle’ (Achterberg 1952: 29). Fagne vertaalt in 1975: ‘Nulle mort ne commence / dans cette nouvelle peau’ (Fagne 1975: 24), en Verspoor, minder precies: ‘Les décès ne peuvent / rien dans ma peau neuve’ (Verspoor 1992: 108).
8 Een van de Filter-redactieleden deed mij deze suggestie ter hand: ‘Wellicht omdat in couchée ook ‘couche’ mee-echoot (en dat betekent ‘laag’), onder een aantal lagen verstopt, dus. Couche is ook het woord dat een archeoloog zou gebruiken om verschillende lagen in de grond mee aan te duiden, misschien dus ook als vooruitwijzing naar die ‘sol’?

Bibliografie
Woordenboeken
Ik heb passim gebruik gemaakt van de zes woordenlijsten en -boekjes opgenomen in de site Woordwaark(www.woordwaark.nl/#Woordenboeken1 ) voor het Gronings, en van de digitale Robert (https://dictionnaire.lerobert.com) en Koenen (F/N 16e dr., N/F 14e dr.) voor het Frans.

Achterberg
Achterberg, Gerrit. 1952. Matière. Poèmes. Trad. du hollandais par Henk Breuker F.-J. Temple F. Cariès. Montpellier: La Licorne
Achterberg, Gerrit. 1961. Hayūla li-šācir hūlandā Ak̲terberḡ. Vert. S. Ṣā'ib. Damascus
Achterberg, Gerrit. 1974. Verzamelde Gedichten. 5e dr. Amsterdam: Em. Querido’s uitgeverij n.v.
Achterberg, Gerrit. 1986. Dornröschen. 25 Sonette. Niederländisch und Deutsch. Übers.. A.G. Piechorowski. Reicheneck
Achterberg, Gerrit. 2000. Gedichten. Historisch-kritische uitg., verz. d. P.G. de Bruijn. 4 dln. Den Haag: Constantijn Huygens Instituut. Dl. 1:  Gedichten 2000 1 Teksten pdf, ook in de DBNL: www.dbnl.org/tekst/acht003gerr02_01/
Achterberg, Gerrit. 2007. Oda-gaage drugie stichotvorenija. Vert. d. Irina Michajlova, & Aleksej Poerin. Sint-Petersburg: Staatsuniversiteit. http://folioverso.ru/bibl/poeti_niderlandskye.pdf , pp. 185- 219
Achterberg, Gerrit. 2021a. Mien moeke is n grieze vrijdagmörn. 35 gedichten vertoald ien t Grunnegers. Vert. d. Fré Schreiber & Hans Werkman. z.pl. [Warffum]: Stichting Uitgaven Noord-Groningen
Achterberg, Gerrit. 2021b. L’ovaire noir de la poésie. Poèmes. Notes et trad. du néerlandais par Daniel Cunin. Préf. de Stefan Hertmans. Postf. de Willem Jan Otten. z.pl. [Clichy]: Les édidtions de Corlevour 

Overig
Cunin, Daniel. [blog] Flandres-Hollande. 1-2-2021: Entre crimes & poèmes - flandres-hollande (hautetfort.com) en 30-05-2021: L'ovaire noir de la poésie - flandres-hollande (hautetfort.com)
Fagne, Henri. 1975. Anthologie de la poésie néerlandaise de 1850 à 1945. Prés. et trad. de -.Paris: Éditions Universitaires.
Lier, Frans van. 2012. ‘Mon oncle de la France. Henk Breuker en Zuid-Frankrijk: schrijver tussen twee talen’, De Parelduiker, 17, pp. 61-72, DBNL: https://www.dbnl.org/tekst/_par009201201_01/_par009201201_01_0036.php
Lucas, Edwin. 2007. ‘Lost in Translation. Achterberg in het Arabisch’ In: Jaarboek Gerrit Achterberg 7. Utrecht, pp. 7 – 25. Achterberg Jaarboek 07.pdf
Verspoor, Dolf. 1992. ‘Anthologie. Achterberg & Verspoor. Vijftien gedichten.’ In: De tweede ronde 13.1, p. 107 – 112, DBNL: https://www.dbnl.org/tekst/_twe007199201_01/_twe007199201_01_0038.php
Waart, Bert de. 2020. ‘Er kan van overspel geen sprake wezen. Vertalingen van Gerrit Achterbergs "Ballade van de gasfitter".' In: Filter, webfilter, week 7, https://www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/vrijdag-vertaaldag/2020/week-7-bert-de-waart/
Waart, Bert de. 2021. ‘Zo veel koeien. Geen recensie van The Discomfort of Evening, Was man sät, Qui sème le vent, Il disagio della sera of La inquietud de la noche’. In: Filter, webfilter, week 2, https://www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/vrijdag-vertaaldag/2021/week-2-bert-de-waart/  
Waart, Bert de. 2023. ‘Dichteres des weilands [222]’. In: Filter, webfilter, week 13, www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/vrijdag-vertaaldag/2023/week-13-bert-de-waart/
Waart, Bert de. 2023. 'Dan maar wat minder rijm'. In: Filter, webfilter, week 19, https://www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/vrijdag-vertaaldag/2023/week-19-bert-de-waart/
Wikipedia over Henk Breuker: Henk Breuker — Wikipédia (wikipedia.org)