Vorig jaar vertaalde ik twee zelf aangedragen Italiaanse romans: Malacqua van Nicola Pugliese en De dag voordat het geluk kwam van Erri De Luca. Het gebeurt niet zo vaak dat je een boek mag vertalen dat je zelf hebt voorgesteld, en al helemaal niet twee keer in hetzelfde jaar.
Hoe ik dat voor elkaar heb gekregen? Niet dankzij mijn contacten bij de uitgeverijen, want die kende ik niet. Ook niet dankzij mijn enorme staat van dienst, want die heb ik niet. Waarschijnlijk ben ik met de juiste boeken bij de juiste uitgevers terechtgekomen, in dit geval Van Oorschot en HetMoet, beide zelfstandig. Het klinkt nu net alsof het niks voorstelde, maar het was een lang proces met de nodige afwijzingen. De meeste uitgevers reageerden überhaupt niet op mijn voorstel, sommige wezen de titels af, tot ik bij de juiste kwam en in één jaar beide boeken mocht vertalen. Uiteindelijk was het me gelukt! Lang leve de zelfstandige uitgever die jonge vertalers een kans geeft.
De boeken waar ik zo enthousiast over ben, zijn niet de eerste de beste: Malacqua van Pugliese is een herontdekte klassieker uit 1977, uitgegeven door Italo Calvino, en Erri De Luca is een van de grootste hedendaagse schrijvers uit Italië. Beide boeken spelen zich af in Napels, waar ik heb gewoond. Pugliese is een groot stilist die in een razende, beklemmende taal in 45 dagen een roman schreef waarin het in Napels vier dagen lang aan één stuk door regent terwijl iedereen een voorgevoel heeft dat er iets verschrikkelijks staat te gebeuren. De Luca schreef met De dag voordat het geluk kwam een fijnzinnig en poëtisch boekje over een weesjongen die in de jaren vijftig opgroeit in een volkswijk in Napels – een boek dat je bijblijft. Met deze beknopte beschrijvingen doe ik beide boeken tekort, maar waar het om gaat is dit: er komt meer talent uit Napels dan alleen Elena Ferrante en het is tijd dat we dat leren kennen. Vertalers kunnen daarbij helpen.
Volgens mij is dat namelijk de grote troef van de vertaler: geen nieuwe titels maar verborgen parels en vergeten boeken scouten. De mailings van buitenlandse literair agenten en uitgevers met nieuwe titels of bestsellers zijn namelijk niet bij te houden en bovendien vinden die boeken waarschijnlijk toch wel hun weg naar Amsterdam. Juist de oudere werken zijn interessant: de boeken waar weinig mensen nog aandacht voor hebben maar die in de boekenkasten van vertalers kapot gelezen staan te wachten om in een andere taal herboren te worden. Schwob-titels dus, maar ook minder oude boeken. Vertalers hebben nu eenmaal last van een soort hardnekkig virus – het is iets blijvends, vrees ik – dat maakt dat je bij ieder mooi boek dat je leest meteen denkt: dit wil ik vertalen. Al is het maar om te proberen het boek waar je van houdt te doorgronden.
Het komt, kortom, door mijn ambassadeursrol dat deze boeken nu verschijnen. Dat is het mooie van vertalen: je kunt boeken een tweede leven geven. Of eigenlijk een tweede eerste leven. Deze rol van de vertaler is logisch: een vertaler kent de literaire en culturele traditie van het desbetreffende buitenland en kan zonder commercieel belang (want voor het geld doen we het nooit: voor het kleingeld dat je met een vertaling verdient kun je je de moeite beter besparen) adviseren over nieuwe vertalingen. Ook literaire tijdschriften kunnen daarin een rol spelen. Van zowel Nicola Pugliese als Erri De Luca verschenen eerder vertalingen van mijn hand in Terras, waarmee de publicaties een voorproefje bleken te zijn.
Dat zal lang niet altijd lukken, misschien heb ik ook geluk gehad. En laten we niet vergeten dat je een lange adem moet hebben als je boeken wilt aandragen. Je moet blijven doorzetten en als je op het punt staat de handdoek in de ring te gooien nóg een keer doorzetten. Blijven geloven in je boek, ook al zegt iedereen om je heen dat het verspilde moeite is. Duidelijk maken waarom jíj dat boek moet vertalen en niet een ander. Niet bang zijn voor afwijzingen want die komen geheid. Ook niet, dat vooral niet, in de verleiding komen om belabberde voorwaarden te accepteren. Ik denk hierbij aan die ene onprofessionele uitgever die me wilde ‘betalen’ met een publicatie en blijkbaar dacht dat ik voor Jan met de korte achternaam wilde werken. Terwijl je als vertaler juist méér tijd steekt in een boek dat je zelf aandraagt en je geen enkele garantie hebt dat al die moeite beloond wordt. (Gelukkig kunnen vertalers voor dit soort initiatieven tegenwoordig een ontwikkelbeurs aanvragen bij het Nederlands Letterenfonds.)
Maar leuren kan dus wél lonen, althans in symbolische zin. Ik heb prachtige boeken vertaald, ik heb daar weer veel van geleerd, op beide omslagen staat mijn naam – de petitie ‘Vertalers op het omslag’ was voor deze uitgevers niet eens nodig – en Nederland is twee mooie Napolitaanse boeken rijker. Veel meer vertalersgeluk kan ik me voorlopig niet wensen.
_____
Malacqua van Nicola Pugliese verschijnt deze zomer bij Van Oorschot als onderdeel van de Schwob-zomeractie. De dag voordat het geluk kwam van Erri De Luca is in 2022 verschenen bij HetMoet. Deze zomer verschijnt bij dezelfde uitgeverij ook Niet nu, niet hier van Erri De Luca, in een vertaling van Annemart Pilon.