Alles moet altijd en overal samenhangend zijn. Als je spreekt. Als je schrijft. Het is soms een gareel. Ook ‘onsamenhangend’ kan best interessant zijn, en er kan veelal ook snel een samenhang gevonden worden voor iets wat op het eerste gezicht onsamenhangend lijkt. En is trouwens niet alles verbonden sinds die ene grote Grand Boum(Big Bang)? Laatst, op het einde van een NT2-les, stelde ik een creatieve schrijfoefening rond rijmwoorden voor, en de vraag stelde zich (achteraf) of dit wel met de lesdoelstellingen strookte (een van de lesdoelstellingen was de introductie van het imperfectum, ook dat van onregelmatige verba). Ik dacht meteen aan ‘zon – bon – kon’ en ‘was – plas – las’. En daar had je meteen de samenhang in een niet-samenhang… Is het niet zalig om ook op die manier eens iets te ‘leren’?
Wat er ook van zij, misvormd door het gareel, heeft de drang naar samenhang me lang parten gespeeld met betrekking tot het schrijven van deze column. Ik had geen kapstok. Tot die maandag, 6 februari 2023. Ik hoorde het woord ‘voyoucratie’ (vrije vertaling: ‘heerschappij van de schurken’) op Radio France Culture tijdens het programma ‘Les Pieds sur terre’ (vrije vertaling: ‘De voeten op de grond’) waarin de luisteraar de podcast ‘Sofiane, fils de voyou’ (vrije vertaling: ‘Sofiane, zoon van een schurk) te horen kreeg. De 29-jarige Sofiane Dridi neemt in deze podcast het woord ‘voyoucratie’ in de mond: ‘Mon père a fait la guerre du Liban. Il est revenu en France par la suite. Et il a continué. C’était entre boxe et voyoucratie, quoi.’ (vrije vertaling : ‘Mijn vader vocht in de oorlog in Libanon. Hij kwam daarna terug naar Frankrijk. En hij ging verder. Hij hing tussen het boksen en de wereld van de schurken.’).
En dit ene woord – voyoucratie – deed me aan het Verschueren woordenboek1 van mijn vaderlijke grootvader, Camiel Bambust (1909-1950), denken. Ondanks die tweeëntwintig jaar tussen zijn sterven en mijn geboorte, is laatstgenoemde toch (talig) dichtbij.
Hij had iets met haar
Hij had iets met haar. Met mijn grootmoeder. Uiteraard. Maar ook met haar. Het hoofdhaar. Net zoals mijn moederlijke grootouders en ikzelf - zie https://www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/vrijdag-vertaaldag/2021/week-18-isabelle-bambust/.
Er is allereerst het blaadje met ‘frou-frou van haar van het hoofd’. Ik heb het nooit anders geweten: de Belgische ‘froufrou’ voor de algemene ‘pony’ (over het voorhoofd gekamd hoofdhaar). In het Frans wijst ‘frou-frou’ of ‘froufrou’ op het geluid veroorzaakt door over elkaar wrijvende stoffen, bladeren of pluimen, terwijl met ‘frange’ ‘(haar)pony’ bedoeld wordt.
Verder is er een briefje met ‘kroonen lokken’. Naast de gevlochten haarkroon, vind ik hierover geen precies spoor terug. Een kroon wordt in woordenboeken natuurlijk wel beschreven als een kruin, de bovenste rand van iets. En de hoofdkruin is dan uiteraard het bovenste deel van het hoofd dat met haar bedekt wordt. De ‘hoofdkroon’, met het haar, kan in die zin dus wel tot haarlokken herleid worden.
Hij had iets met vreemde talen
De fijne vleeswaren staan nu wel in het woordenboek Van Dale als ‘charcuterie’ vermeld, maar dat was niet het geval voor het woordenboek Verschueren van de jaren dertig.
De Engelse ‘trench coat’ wordt in het Nederlands ‘trenchcoat’. Mijn grootvader gebruikt een koppelteken (ook in het woordje regenmantel) en de pluralisvorm.
Een balk is in het Frans ‘une poutre’, en een balkje ‘une poutrelle’. De ‘poutrel’ in Van Dale – het kleine balkje – heeft derhalve niets te maken met de Vlaamse ‘poutrel’ (zoals bedoeld op het briefje van mijn grootvader) waaronder een grote ijzeren balk wordt verstaan.
Mijn grootvader zette in het woordenboek een kruisje naast het woord ‘pels’, en hij voegde een briefje bij waarop de ene kant ‘Pelsen’ staat en op de andere kant ‘fout hier in deze woordenboek’. Het meervoud dat Verschueren voorschrijft is ‘pelzen’, en dit woord geldt onder die vorm ook als soortnaam (net zoals dat vandaag het geval is). Mijn grootvader was vermoedelijk verblind door zijn dialect dat rechtstreeks uit het Middelnederlands voortspruit en ‘pelsen’ vooropstelt. ‘Deze woordenboek’ moet ‘dit woordenboek’ zijn. ‘Woordenboek’ staat nochtans als een onzijdig woord in het betrokken woordenboek Verschueren vermeld, maar ook hier laat Camiel zich door zijn dialect leiden: ‘den boek’ en ‘dezen boek’.
Hij had iets met zijn dialect
Op een van de briefjes schrijft hij ‘op zijn Kalkens’. Het doet me wat. Er is de ‘scheel’, eigenlijk ‘schele’, voor een schijf, of voor een deksel, bijvoorbeeld op een kookpot.
De ‘djakke’ is een ‘zweep’. Wellicht bedoeld als een (aandoenlijke) knipoog, waarschuwt mijn grootvader met ‘let op voor ne klop he’.
Wrichten… en ontwrichten
Het is me niet duidelijk wat hij met het woord ‘wrichten’ bedoelt. In mijn zoektocht naar dat woord, las ik de volgende treffende passage in het blogartikel ‘Wrichten’ van Wout Sorgdrager: ‘Er is geen betere reden om de dingen te doen zoals je ze doet dan dat je ze nu eenmaal altijd zo doet. Iemand verplaatsen is daarom ontwrichtend. Ik zocht het op: wrichten is nog geen werkwoord. Wrichten is wat gebeurt. Wrichten voltrekt zich. Zo gaat het nu eenmaal.’2
Daar waar in het woordenboek ‘democratie’ vermeld staat, vind ik het volgende briefje waarop duidelijk ‘demoncratieën’ geschreven staat. Ik had eerst ‘democratieën’ gelezen. De ‘demoncratie’ is een verbastering van ‘democratie’ en staat voor ‘een beschrijving van een situatie waarbij het lijkt dat de duivel de macht heeft in een land’.3
Het zijn vooral die twee laatste woordenboekblaadjes die me door merg en been gaan. Het blaadje met de ‘kerkhofbloem’ doet me onvermijdelijk denken aan de laatste rustplaats van mijn grootvader. En het blaadje met ‘demoncratieën’ herinnert me aan het feit dat zijn korte leven door twee wereldoorlogen doorkruist werd. In die zin is ook het (door mijn grootvader vermelde) woord ‘trench coat’ niet vrijblijvend, want met ‘trench’ – loopgraf – verwijst het woord naar WO I. De ‘trench coat’ was een praktische mantel waarmee men door de loopgraven kon stappen.
Bijzonder is ook dat enkele van deze afzonderlijke woordenboekblaadjes oorspronkelijk een geschreven boodschap aan mijn grootvader vormden, een kattebelletje. Op de ene zijde reconstrueer ik de gegevens van de bestemmeling: ‘Em. Bambust, Hussevelde’.4 Wat de andere zijde aangaat, puzzel ik het volgende samen: ‘Emiel, we hebben dezen avond… repetitie in de kerk, Edm. Lauwaet.’ Het gaat hier over een repetitie van de Kalkense Koninklijke Harmonie Sint-Cecilia waarbij mijn grootvader speelde.
Gelukkig is de muziek een blijver die wricht…
Isabelle Bambust is docent NT2 (Nederlands als tweede taal) en Frans aan het UCT (Universitair Centrum voor Talenonderwijs-UGent), vertaler en onderzoeker, en wetenschappelijk postdoctoraal medewerker aan de UGent, Faculteit Recht en Criminologie
Noten
1 Modern Woordenboek Verschueren, Turnhout: Brepols, 1937 (op de kaft prijkt 1938), derde druk.
2 Wout Sorgdrager, ‘Wrichten’, 9 mei 2017, https://woutsorgdrager.wordpress.com/2017/05/09/wrichten.
3 Bijvoorbeeld in het artikel ‘Hoe democratie tot demoncratie is geworden’ - zie https://www.tribute.nu/post/hoe-democratie-tot-demoncratie-is-geworden.
4 De tweede naam van mijn grootvader is ‘Emiel’. Daar waar hij woonde, werd hij ‘Emiel’ genoemd. Doch, mijn grootmoeder sprak hem altijd met zijn eerste voornaam aan, dus met ‘Camiel’.