Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Dichteres des weilands [222]

Bert de Waart

Als de dichter een koe is, zoals de titel van dat populaire gedicht van Gerrit Achterberg wil, is ten minste één koe dichteres. Als er ooit een bundel runderpoëzie verschijnt wil ik die hebben, alleen al om het portretje van de dichteres op de achterkant; zoals Van het Reve dat heeft omschreven: ‘de fotoos […] waarop ze, bij gedempt licht, hun kin op de rug van hun hand laten rusten.’ (Van het Reve 1970: 18; ook in Tirade jg. 6: 501)

Ik verzamel sinds december 2018 vertalingen van Achterberg, en in die verzameling is het meest vertaalde gedicht, met 31 vertalingen: ‘De dichter is een koe’. Het staat in de Verzamelde Gedichten op p. 101, en heeft in de wetenschappelijke editie, Gedichten 2000, het nummer [222].

Van die 31 vertalingen van [222] zijn er wel 21 in het Engels, en 20 daarvan1 zijn gemaakt in het voorjaar van 2008 voor de David Reid Poetry Translation Prize: dat vertekent dat aantal natuurlijk nogal. Maar El poeta es una vaca is ook de titel van een Spaanse bloemlezing van Nederlandstalige poëzie waar geen gedichten van Achterberg in staan (Schalekamp 1995).2 Veel iconischer kun je als dichtregel niet worden.

Logo van de David Reid Poetry Translation Prize, waarvoor in 2008 20 vertalingen van Achterbergs gedicht 'De dichter is een koe' gemaakt werden. 

 

            De dichter is een koe                                                              

            Gras... en voorbij het grazen

            lig ik bij mijn vier poten

            mijn ogen te verbazen,

            omdat ik nu weer evengrote

  5        monden vol eet, zonder te lopen,

            terwijl ik straks nog liep te eten,

            ik ben het zeker weer vergeten

            wat voor een dier ik ben - de sloten

            kaatsen mijn beeld wanneer ik drink,

10        dan kijk ik naar mijn kop, en denk:

            hoe komt die koe ondersteboven?

            Het hek waartegen ik mij schuur

            wordt glad en oud en vettig op den duur.

            Voor kikkers en voor kinderen ben ik schuw,

15        en zij voor mij: mijn tong is hen te ruw,

            alleen de boer melkt mij zo zalig,

            dat ik niet eenmaal denk: wat is hij toch inhalig.

            's Nachts, in de mist, droom ik gans onbewust

            dat ik een kalfje ben, dat bij de moeder rust.

 

Alleen de boer
Voor ik verder ga eerst een kwaliteitstoets. Als je r. 16 oppervlakkig leest, vat je ‘alleen’ allicht op als in: ‘Alleen De Boer bakt kwaliteitskoek’, met de noodzakelijke implicatie ‘...en niemand anders’. Dat is het bijwoord alleen, dat hier ‘slechts deze/dit, met uitsluiting van andere(n)’ betekent. Maar de lezing ‘alleen de boer (en niemand anders) melkt mij zo zalig’ is niet in te passen in deze tekst, want er is geen andere kandidaat voor het melken. R. 16 is alleen te interpreteren als je na ‘alleen’ een dubbele punt zet, of ten minste een komma: dan betekent het ‘maar’ of ‘echter’. Dat is betekenis 4 in mijn Van Dale uit 1976, met als voorbeeld: ‘het middel zou goed zijn, alleen: het is te duur’. Deze interpretatie van ‘alleen’ past wel in de tekst: r. 14-16: voor kikkers en kinderen ben ik bang, en zij voor mij, maar (gelukkig,) de boer melkt zalig.

Vertalers die in r. 16 iets hebben als ‘slechts’ hebben die regel niet goed gelezen. Acht vertalingen in het Engels hebben ‘alone’ of ‘only’, de beide in het Hongaars hebben ‘csak’, de Roemeense heeft ‘numai’, de Afrikaanse ‘net maar’, en de Italiaanse ‘soltanto’.3

Een fraaie vertaling is die van Frances Whybrew: ‘Yet when the farmer, hard hands gentle now, / splashes down my milk, I never think / […].’ De meest recente, die in het Frans van Daniel Cunin uit 2021, laat nog minder twijfel aan de juiste interpretatie van ‘alleen’:‘heureusement la traite (‘het melken’) est un tel bien-être / que jamais je ne me dis […]’.

 

Dichter of boer
‘De dichter is een koe’ is op het eerste gezicht een echt poëziealbumgedicht: grappig en niet al te moeilijk. Of is het toch ingewikkelder, is het toch achterbergiaans? Is hier een koe aan het woord, of een dichter, bijvoorbeeld Gerrit Achterberg, die zich voorstelt wat er in hem zou omgaan als hij een koe was? ‘Bij’ in r. 2 is raar: alsof die poten geen deel (meer) zijn van de liggende koe, en ook de ‘ogen’ in r. 3 worden op afstand gezet: de dichter/koe verbaast zijn/haar ogen, niet zichzelf. Nog zo’n verlies van identiteit, of ten minste van eenheid, in r. 8-11: het spiegelbeeld, ‘mijn beeld’ in de sloot is ‘mijn kop’, maar meteen daarna ‘die koe’. Misschien moet je je zelfs afvragen wat er door de sloten gekaatst wordt: is dat de koeienkop, waarvan na weerkaatsing een beeld terugkomt, of hangt er boven die sloten een beeld (van een koeienkop), en wordt dat dan weerkaatst? Of zoek ik er nu, aangespoord door het ongewone ‘kaatsen’ in plaats van weerkaatsen, te veel achter? Hoe dan ook, spelen met identiteit, dat is pure Achterberg-thematiek.

In het tweede deel van het gedicht, r. 12-17, is de ik-figuur menselijker: hij/zij heeft besef van tijd en vergankelijkheid (‘op den duur’, r. 13), van de gevoelens van anderen (‘en zij voor mij’, r. 15), en van ethische dilemma’s: die boer is misschien wel inhalig (r. 17; prachtig rijm trouwens, ‘zalig’ - ‘inhalig’).

Neerlandici lezen ‘De dichter is een koe’ doorgaans als een poëticaal gedicht, één over het dichten: de dichter transformeert (herkauwt) de werkelijkheid (het gras), en maakt er gedichten (melk) van, die door de uitgever (de boer) aan de man worden gebracht.4 Toch is het niet uit te sluiten dat deze of gene vertaler het gedicht opvat als karakteristiek voor Nederland, land van koeien (alom bekend van de wereldwijd verkochte blikjes gecondenseerde melk en blikken melkpoeder) – en in één moeite door van kaas, klompen, molens en tulpen – de agrarisch-arcadische interpretatie.5

Kun je uit een vertaling afleiden hoe de vertaler het gedicht gelezen heeft? Misschien geeft de titel een aanwijzing, en anders misschien de vertaling van r. 2, lig ik bij mijn poten’, en van r. 10-11, ‘mijn kop’ die ‘die koe’ wordt: controversiële zienswijzen, die niet goed te rijmen zijn met de agrarisch-arcadische interpretatie. Dit soort gekkigheid verwacht je van een dichter, van Gerrit Achterberg bijvoorbeeld, maar niet van een koe.

Gerrit Achterberg. Foto: Wikimedia Commons.

Koe of als koe
15 van de 21 Engelse vertalingen van [222] heten ‘The poet is a cow’, en laten daarmee de mogelijkheid om het gedicht als poëticaal te interpreteren open. Dat doen eigenlijk ook de vertaling van Leda Lornie, ‘The poet cow’, en die van Gareth Budden, die geen titel heeft.

De vier overige vertalingen van de titel geven een sleutel voor de interpretatie van het gedicht. Sarah Greeves keert het om: ‘The cow is a poet’. Deze titel kondigt een gedicht aan waarin een koe, de ‘ik’ dus, de dichteres uithangt: je weet wel, altijd vol mooie gedachten, maar niet erg praktisch, vergeetachtig en zo. Bij Barbara Cowan, Judith Wilkinson en David Colmer, die deze aflevering van de David Reid Poetry Translation Prize won, is de ‘ik’ de dichter, die zich een koe waant; hun vertalingen heten ‘The poet as (a) cow’.

Behalve 21 maal in het Engels is ‘De dichter is een koe’ tweemaal in het Hongaars vertaald: ‘A költő tehénkorában’ (Bernáth 1965: 182, vertaling Ottó Orbán), en ‘A költő egy tehén’ (Dékány 1986: 373). Volgens Google Translatie betekent Dékány's titel ‘De dichter is een koe’, en die van Orbán ‘In de koeientijd van de dichter’. ‘Toen de dichter een koe was’, denk ik bij dat laatste, en dat komt in de buurt van ‘The poet as a cow’. Er zijn ook twee Franse vertalingen, beide ‘Le poète est une vache’ geheten (Temple & Breuker 1958: 5 en Cunin 2021: 69). Ten slotte is er één vertaling in het Roemeens: ‘Poetul e o vacă’ (Covaci 1973: 301), in het Fries: ‘De dichter is in kou’ (Jongsma 1976: 7), in het Afrikaans: ‘Die digter is ’n koei’ (Van der Westhuizen 2007), in het Franco-Provençaals: ‘L'écrivèn e la vatse’ (Perucca z.j.), in het Italiaans: ‘Il poeta è una mucca’ (Cocomazzi 2019: 67), en in het Gronings: ‘Dichter is n kou’ (Schreiber & Werkman 2021: 77).6 Dat is dus acht maal ‘de dichter is een koe’.

Van de 31 vertaalde titels richt die van Greeves wat meer de aandacht op de koe, en die van Barbara Cowan, Judith Wilkinson, David Colmer en Ottó Orbán op de dichter – maar daaruit volgt niet meteen dat dit agrarisch-arcadische, respectievelijk poëticale vertalingen zijn.

Ik zal vanaf nu bescheiden zwijgen over de eerste vertaling in het Frans, waarvan ik alleen de titel ken, en die in het Hongaars, Roemeens en Franco-Provençaals, en mij beperken tot talen waar ik wel iets over durf te zeggen: Engels, Fries, Italiaans, Afrikaans en Gronings en het Frans van Daniel Cunin: samen 26 vertalingen.

 

A cow
‘Bij’ in ‘bij mijn vier poten’ in regel 2 is in 15 van de 21 Engelse vertalingen ‘by’, of ‘with’, of ‘next to’, of ‘beside’ of ‘at’ of ‘among’, en soms explicieter: ‘my four legs by my side’. Zie ook hoe Judith Wilkinson het doet, in de paragraaf Lazing in the sun hieronder, waar ik twee heel grappige Engelse vertalingen in hun geheel citeer. De zes andere: David Colmer en Chris Wilson hebben ‘on’, met de poten onder de koe, waar ze horen. Bij Gareth Budden zouden ze eronder kunnen liggen: ‘sprawling my legs’, evenals bij A.B.: ‘four legs stretched out’, en bij Antoinette Fawcett: ‘I tuck up my four feet’. Gerard Forde vertaalt ze niet, zodat ze bij hem ook niet bij de koe liggen. Ook deze vertaling staat in extenso in Lazing in the sun.

De vertalingen van r. 10-11, ‘mijn kop’ – ‘die koe’, zijn (nog) minder verschillend. 17 ervan hebben ‘my head’, of ’visage’, of ‘face’, of ‘poll’ – ‘that cow’. De versie van Edward Krabbendam en Henny van den Steen van Ommeren – Krabbendam heeft ‘this cow’, en die van Eleonore Schönmaier ‘the cow’. Bij Paul Vincent is er geen spoor van twijfel of de koe haar eigen kop als zodanig herkent: ‘looking at my head I think / how come the top is underneath?’

Dit alles levert evenmin duidelijke aanwijzingen op dat één of meer vertalers het gedicht hebben opgevat alsof het in een toeristenfolder thuishoort, of juist niet. Gareth Budden laat evenwel vaker dan de anderen passages die die agrarisch-arcadische interpretatie in de weg zouden kunnen staan achterwege of onderbelicht: zijn vertaling heeft geen titel, ‘sprawling my shanks’ (r. 2) laat de poten in elk geval aan het koeienlijf, en hij laat wat ruimte tussen ‘mijn kop’ en ‘die koe’:

            streams fracture my face as I drink,

            and looking down it makes me think:

            how did that cow become upside down? (r. 7-9)

In r. 7 is ook te zien hoe Budden de boven opgeworpen vraag beantwoordt of het door de sloten gekaatste beeld al beeld was vóór het kaatsen: door het woord ‘beeld’ te vermijden, en de conclusie dat de koe hier haar kop weerspiegeld ziet aan de lezer over te laten. Nog vijf andere vertalers in het Engels vermijden die lastige vraag, maar benoemen wel het spiegelen: David Colmer: ‘Reflected in ditches […] / I see my head’, Paul Vincent: ‘I meet / my shape in ditches’, Antoinette Fawcett: ‘I’m reflected / in ditches’, Frances Whybrew: ‘I frown to see the ditch reflect / a strange cow’s head’, en Chris Wilson, die net als Budden niet over spiegeling spreekt: ‘I lower my head to drink and think, / “Why is that cow upside down?”’

Een derde fragment dat eventueel de boerenlezing zou kunnen storen is ‘dat ik niet eenmaal denk: wat is hij toch inhalig’ in r. 17: belediging door innuendo.7 Dat wordt door bijna alle vertalers rechttoe-rechtaan vertaald, meestal als ‘greedy’; Budden zwakt de suggestie af:

            only the farmer milks me sweetly,

            the way he does without being greedy (r. 14-15)

In deze vertaling zijn de elementen die raadselachtig zijn, en mogelijk diepzinniger, weggelaten of afgezwakt. Dat, en het realisme dat spreekt uit ‘shanks’ (r. 2)8 maakt ze geschikt voor een agrarisch-arcadische interpretatie. We zullen deze zelfde eigenschappen terugzien in de Friese bewerking van Cees Jongsma.

 

Lazing in the sun
Ik vind, zoals gezegd, twee van de Engelse vertalingen heel grappig: die van Judith Wilkinson en die van Gerald Forde. Zoals beloofd citeer ik ze hier van top tot teen. Let bij Judith Wilkinson op regel 2: hoe deze koe haar poten op het salontafeltje legt, en ook op r. 7 en 8, en op ‘topsy-turvy’ (r. 11). R. 17 en 18 zijn bij haar veel beeldender dan bij Achterberg, en de rijmparen ‘milk’- ‘silk’ en vooral ‘greedy’- ‘needy’, met spiegelbeeldige betekenis, zijn een vondst: deze koe is een vrouw van de wereld. Maar duidelijk ongeschikt voor de veehouderij. Misschien is ze wel poëtisch angehaucht.

 

            The poet as cow

            Grass… and all day I've grazed.

            I've put my four feet up and still

            I munch away and am amazed

            to find that I can have my fill.

  5        I need not walk to eat and eat,

            and every mouthful is a treat.

            Who am I? I can't always tell

            and yet my image rings a bell:

            the ditch reflects it when I drink,

10        and I look at my head and think:

            that cow is topsy–turvy – why?

            The gate I rub against grows old

            and smooth and greased as time unfolds.

            Frogs scare me, as do kids, and I

15        scare them — my rough tongue makes them shy.

            The farmer's greedy for my milk –

            I'm needy of his hands of silk.

            At night, in fog, with dreams I'm blessed:

            a calf again, with my mother, at rest.

Translation: © Judith Wilkinson, 2008

 

Gerard Forde was ook al mijn favoriet onder de vertalingen van ‘De Dapperstraat’ van J.C. Bloem (De Waart 2020). In deze Achterberg-vertaling, één regel korter dan de brontekst, geen vreemd gepositioneerde poten. Verder laat hij minder te raden over dan Achterberg deed: zijn koe denkt ‘ik herkauw’ (r. 3) en ‘o ja, ik ben een koe’ (r. 7). Fraai is ‘eating on the hoof’ (r. 5), en ‘could do with a good scrub’ (r. 12), en fraai dubbelzinnig: ‘don’t take my cream’ in r. 16: cream skimming is ‘afromen’ en ‘snelle, gemakkelijke winst behalen’.Deze koe is goed bij de pinken, beter dan haar collega in Achterbergs gedicht, maar ook duidelijker een koe. Deze vertaling is, net als die van Gareth Budden, agrarisch-arcadisch interpreteerbaar.

           

            The poet is a cow

            Grass… and when the grazing's done,

            time for lazing in the sun.

            Chew it over, ruminate

            on mouthfuls large as those I ate

  5        while eating on the hoof. But how?

            There I go again. What a fool!

            I'm a cow, of course! — The pool

            reflects my likeness as I drink,

            then looking at my head, I think:

10        how come that cow is upside–down?

            The old fence on which I rub

            could really do with a good scrub.

            Of frogs and children I am wary,

            and they of me: my tongue's too scary.

15        The farmer milks me with such care,

            that I never think: don't take my cream!

            By misty nights I quietly dream

            that I'm a calf again and mother's there.

Translation: © Gerard Forde, 2008

 

In kou
De Friese vertaling is de enige die zich als bewerking presenteert: ‘Nei it Hollânsk fan Gerrit Achterberg’ staat eronder. Ze staat tussen eigen gedichten van de bewerker, Cees Jongsma, in zijn derde bundel Milieu (Jongsma 1976: 7). Milieu heeft als ondertitel ‘Boerefersen’, en gaat, evenals de twee eerdere bundels, over leven en werken op en om de boerderij.10 Als Jongsma het gedicht al niet in zijn bundel heeft opgenomen om de koeien-kaas-klompen-molens-tulpeninterpretatie, dan krijgt het die onvermijdelijk in deze context.

 

            De dichter is in kou

            Gers …

            en wylst ik weidzje                                          

            slikje ik myn fjouwer poaten,                           

            myn eagen laitsje                                            

  5        dat ik krekt wer plôken, moaten,                     

            bekken fol iet

            sûnder to rinnen,

            wylst ik just noch roan en friet.

            ‘k Mei wolris by mysels to ried

10        hwatfoar bist ik bin. De sleatten

            wjerkeatse ’t byld wol as ik drink.

            Dan sjoch ik myn kop en tink:

            Hoe komstou,

            kou,

15        sa ûnderstboppest?

 

            De hikke, derst dyn hûd tsjin roppest,

            wurdt glêd, ald en fetlik lang om lêst.

            Mei froasken en bern kist net al to bêst

            en hja meije dy net, dyn tonge stiet har tsjin en

20        dan noch dit: de boer melkt my sa lekker

            dat ik net ienris tink:

            Hwat is dy knaep wer wekker.

 

            Nachts, yn de dize, dream ik sûnder sinnen,

            dat ik in kaeltsje bin, om by ús mem te rinnen.

 

Ik vertaal naar best vermogen:

‘Gras … / en terwijl ik graas / lik ik mijn vier poten, / mijn ogen lachen / dat ik precies weer plukken, moten, / bekken vol at / zonder te lopen, / terwijl ik zo-even nog liep te vreten. / Ik mag mij wel eens afvragen / wat voor beest ik ben. De sloten / weerkaatsen het beeld wel als ik drink. / Dan zie ik mijn kop en denk: / Hoe kom jij, / koe, / zo ondersteboven? //

Het hek, waar je je huid tegen schuurt / wordt glad, oud en vettig ten slotte. / Met kikkers en kinderen kun je niet al te goed overweg / en zij mogen jou niet, je tong staat hun tegen en / dan nog dit: de boer melkt mij zo lekker / dat ik niet eenmaal denk: / Wat is die knaap weer wakker (of: oplettend, snugger). //

’s Nachts, in de nevel, droom ik zonder gedachten, / dat ik een kalfje ben, om bij moeder te lopen.’

Jongsma verwijdert zich inderdaad fors van de brontekst, waarbij het laten rijmen van Friese woorden vaak prioriteit heeft. Hij begint ook na zo’n rijmwoord telkens op een nieuwe regel, zodat alle rijmen eindrijmen zijn. Het rijmpaar ‘grazen’- ‘verbazen’11  in r. 1 en 3 bijvoorbeeld, dat bij Achterberg de intrige van het gedicht, met zijn raadsels en dubbelzinnigheden, in gang zet, wordt bij Jongsma ‘wylst ik weidzje’ - ‘myn eagen laitsje’. In het Fries is een slot-n hoorbaar, zodat ik laitsje niet rijmt met foarby it weidzjen, ‘voorbij het grazen’; het Fries heeft naast de infinitief op -e een gerundium op -en. ‘Nadat ik graasde’ is in het Fries nei’t ik weide, wat ook al niet rijmt met laitsje, zodat alleen de tegenwoordige tijd overblijft.

Het Fries wordt al lang en al meer beïnvloed (volgens anderen: bedreigd) door de toevloed van woorden, klanken en zinsbouw uit het Nederlands, die dan vaak als variant naast de ‘echte’ Friese vorm worden gebruikt. Voorstanders van verzorgd Fries taalgebruik kiezen bij voorkeur de variant die het minst op het Nederlands lijkt: liever úteinsette dan begjinne, dat meer op beginnen lijkt; liever foarms dan foarmen voor vormen, liever oersetberens binne grinzen oan dan oan oersetberens (of zelfs fortaelberens) binne grinzen voor er zijn grenzen aan vertaalbaarheid, en liever it wie noflik en sit hjir dan it wie noflik om hjir to sitten voor het was genoeglijk om hier te zitten. (Breuker 1999: 84-85) Die distantiëringsdrang kan verklaren dat Jongsma Achterbergs ‘liep te eten’ vertaalt met de hendiadys ‘roun en friet’ (r. 8). Friet heeft een lange, dalende ie-klank, als het Engelse meat, en rijmt niet met ik yt, ‘ik eet’: dat heeft een kortere ie, ongeveer als het Engelse meet. En dus staat er in r. 6 ‘ik […] iet’ in de verleden tijd. Ziedaar mijn verklaring voor de wonderlijke opeenvolging van tijden in r. 1-8 van ‘De dichter is in kou’.

‘Ûnderstboppest’ (r. 15) een variant van ûnderstboppe die net even minder Nederlands klinkt. Als rijmwoord kiest Jongsma roppe, maar dan moet hij de tweedepersoonsvorm (dou) roppest gebruiken; het voornaamwoord dou, ‘jij’, kan worden weggelaten. Nu kan hij ook in r. 13 ‘komstou’ gebruiken, met dou aan de persoonsvorm vast: uniek Fries en uitbundig rijmend op ‘kou’ in r. 14. En zo ontstaat een dialogue intérieur tussen koe en spiegelbeeld, dus tussen koe en zichzelf, zoals we die allemaal wel eens voeren in de badkamer. Die zelfbespiegeling houdt aan tot ‘en / dan noch dit:’ in r. 19-20, waar de zin van de jij- weer naar de ik-vorm gaat; de gedachte aan die lekker melkende boer deelt de koe niet met haar spiegelbeeld.

Dit is overduidelijk een agrarisch-arcadische vertaling: storende factoren zijn gewied of onder het maaiveld gewerkt, en hier en daar is wat boerenrealisme toegevoegd. ‘Lig ik bij mijn vier poten’ > ‘slikje ik myn fjouwer poaten’ (r. 2): koeien likken inderdaad hun poten schoon, lees ik, en wel staande, dus terwijl ze lopen te grazen. Gras wordt inderdaad met plukken tegelijk gegeten (r. 5). ‘Die koe’ is als jij minder vervreemdend (r. 13). En ‘wekker’ haalt de hele angel uit ‘inhalig’ (r. 22).

Neerlands arcadia ligt in Lemsterland.

 

Una mucca
Ook de Italiaanse vertaling van [222] staat in een bundel met gedichten van het platteland; die bundel heet zelfs zo: De diepste van de laagvlakten. Landschappen in de Nederlandse poëzie 1927 -2017 (Cocomazzi 2019). De vertaler en samensteller, Giuseppe Cocomazzi, is taaldocent bij wat je geloof ik nog steeds ‘de nonnen in Vught’ mag noemen, en hij woont in Zaltbommel.12 Dit is deel 6 uit de serie Lyra Neerlandica, fraai verzorgde boekjes met de Nederlandse tekst naast de Italiaanse vertaling, uitgegeven door Raffaelli in Rimini, en meestal samengesteld, en vaak ook vertaald, door neerlandici van de universiteit van Bologna. In de inleiding wordt zo’n dichter altijd in de Europese traditie geplaatst waar hij toe gerekend kan worden, zo mogelijk met vermelding van Italiaanse vertegenwoordigers.

De diepste van de laagvlakten is een ruime bloemlezing over de laatste honderd jaar, en de dichters, Nederlanders en een paar Vlamingen, zijn ook zeer uiteenlopend, net als hun visie op het Nederlandse landschap; het oudste gedicht is van 1927, Polderlandse Arkadia’ van Paul van Ostaijen, het jongste ‘Monniksoog’ van Cees Nooteboom uit 2016. Cocomazzi verwijst aan het begin van zijn inleiding naar het beeld dat buitenlanders vaak hebben van het Nederlandse landschap. ‘Je kunt je door die clichés, door dat vlakke, volgens buitenlanders vaak saai gevonden, landschap, laten verdoven’, of je kunt ze met nieuwe ogen bekijken, ‘met de onhandige spontaneïteit van [...] die koe die in werkelijkheid dichter is’. En dan valt de titel ‘De dichter is een koe’, en de naam van Achterberg, en zijn we pas op twee derden van p. 1 van de inleiding.

 

           Il poeta è una mucca

            Erba … e brucato che ho ogni canto

            sulle mie quattro zampe mi riposo

            con gli occhi pieni d’incanto,

            perché il boccone è tanto sostanzioso,

  5        ora che non faccio un passo,

            come quando pascolava per mangiare;

            dev’essermi accaduto di scordare,

            che razza d’animale sono – il muso

            si specchia nel fossato mentre bevo,

10        allora mi guardo il capo e penso:

            com’è finita, quella mucca, di sopra in sotto?

            A forza di sfregarmi allo steccato

            s’è fatto unto, vecchio e levigato.

            I bambini e le rane se posso li schivo,

15        e loro lo stesso: la mia lingua ha un che d’abrasivo,

            di mungermi si bea soltanto il vaccaro,

            non c’è una volta che penso: guarda che avaro.

            Nelle notti di nebbia sogna, senza che io lo senta,

            d’essere un vitellino che dalla mamma s’addormenta.

 

Dit is tamelijk gangbaar Italiaans. ‘Muso’ (r. 8) is ‘snuit’ (van een dier); de formulering ‘mijn snuit spiegelt zich / wordt gespiegeld in de sloot’ vermijdt, evenals de zes boven vermelde Engelse vertalingen, de vraag wat voor beeld er weerspiegeld wordt; evenals bij Budden staat ‘muso’ vrij ver van ‘quella mucca’, ‘die koe’ vandaan. De koe ‘rust’ in r. 2 ‘op mijn vier poten’. ‘Boccone’, ‘mondvol’, afgeleid van bocca, ‘mond’, is uiteraard het juiste Ialiaanse woord op de juiste plaats. ‘Wat is hij toch inhalig’ blijft een gedachte in de koeienkop, maar ‘Guarda che avaro’, ‘kijk eens wat vrekkig’ (r. 17) vraagt een publiek om instemming. Dit laatste is expressiever - al worden beide gedachten niet uitgesproken, en zelfs nooit gedacht.

Cocomazzi maakt werk van zijn eindrijmen; voor het rijmpaar ‘grazen’- ‘verbazen’ in r. 1 en 3 voegt hij bijvoorbeeld ‘ogni canto’, ‘nu ik alle hoeken heb afgegraasd’ en ‘pieni d’incanto’, ‘met ogen vol betovering’ toe. Waar in het Nederlands in r. 14 en 15 ‘schuw’- ‘ruw’ staat gebruikt hij de omschrijving ‘ha un che d’abrasivo’, ‘heeft iets schurends’, met, in plaats van de vrouwelijke vorm (lingua) abrasiva, de vorm op -o, die rijmt op ‘se posso li schivo’, ‘als ik kan mijd ik ze’. De keuze van ‘vaccaro’, ‘koeherder’ of ‘veehouder’, en ‘avaro’, ’vrekkig’ (r. 16-17) was haast niet te vermijden.

Er is nog iets geks met die veehouder, afgezien van het al besproken ‘soltanto’. ‘Di mungermi si bea soltanto il vaccaro’ betekent: ‘alleen de boer verlustigt zich erin mij te melken’, alsof ‘zo zalig’ niet vanuit de ik-figuur, maar vanuit de ‘hij’, de boer, gedacht is. Daarmee is de volgende regel onbegrijpelijk.

Cocomazzi’s vertaling heeft enkele van de eigenaardigheden die bij Achterberg eventueel de poëticale lezing mogelijk maken niet meegenomen, en van de koe duidelijker een koe gemaakt. Dat maakt ook deze vertaling een kandidaat voor een agrarisch-arcadische interpretatie.

 

‘N koei en ‘n kou
De opvallendste overeenkomst tussen de Afrikaanse (Van der Westhuizen 2007 ) en de Groningse13 (Schreiber en Werkman 2021: 77) vertaling is dat ze beide zo op het Nederlands lijken; de Afrikaanse nog het meest. Beide vertalen in r. 2 en 3 ‘lig ik mijn ogen te verbazen’ letterlijk:

 

            Die digter is ‘n koei

            Gras… en verby die weiding

            lê ek by my vier pote

            my oë en verbaas, […]

 

            Dichter is ‘n kou

            Gras … en noa aal dat groazen

            lig ik bie mien vaaier poten

            mien ogen te verboazen […]

 

Dat doet verder alleen de ook tamelijk letterlijke vertaling van Edward Krabbendam en Henny van der Steen van Ommeren – Krabbendam: ‘I am lying with my four legs / amazing my eyes,’. De meeste vertalingen hebben hier iets als ‘ik kijk met verbaasde ogen’. Beide hebben ook het rijmpaar ‘zalig’- ‘inhalig’ (r. 16-17).

Die gelijkenis met het Nederlands zorgt ook dat deze vertalingen net zo weinig aanleiding geven tot een agrarisch-arcadische interpretatie: alle hierboven besproken raadselachtige passages die doen vermoeden dat het hier niet om een koe in de wei gaat, maar misschien wel over des dichters handwerk, zijn hier aanwezig. De Groningse vertalers delen het gedicht trouwens in bij de gedichten over ‘dichtwaark en meziek’ (p. 5).

 

N kou en une vache
Dat een vertaling veel op haar brontekst lijkt – en dat trouwens bron- en doeltaal over en weer goed te begrijpen zijn – zegt niets over de kwaliteit van de vertaling, noch over de vraag hoe ‘moeilijk’ dat vertalen is. ‘Dichter is n kou’ is bijvoorbeeld een lust voor het oor: kijk maar:

 

         Dichter is n kou

         Gras … en noa aal dat groazen

         lig ik bie mien vaaier poten

         mien ogen te verboazen

         dat ik nô weer gelieke grode

  5     monden vol eten heb zunder lopen,

         mor det ik net nog laip te eten.

         Ik bin wis weer vergeten

         wat veur baist of ik bin – sloten

         spaigeln mien beeld as ik drink,

10     din kiek noar mien kop en denk:

         hou komt dij kou ondersteboven?

         Vring doar ik mie oan schudel

         wordt glad en old en veddelk op n duur.

         Veur kikkers en veur kiender bin ik schaauw

15     en zai veur mie: mien tong is heur te rauuw.

         Allinneg boer melkt mie zo zoaleg,

         dat ik nait ainmoal denk: wat is ie toch ienhoaleg.

         Bie naacht, ien dook, dreum ik, gain spier bewust,

         dat ik n kaalfke bin, dij bie zien moeke rust. (Schreiber en Werkman 2021: 77)

 

Ik ken tien boekuitgaven met uitsluitend vertaalde gedichten van Achterberg, met dus ‘Gerrit Achterberg’ als auteur op de titelpagina. Eén in het Frans, uit 1952, die in 1961 brontekst was voor een vertaling in het Arabisch. In de vorige eeuw verder één in het Spaans en één in het Duits, en drie in het Engels, en in 2007 nog één in het Russisch. En dan, in 2021, twee in één jaar: deze Groningse en de tweede Franse vertaling, van Daniel Cunin.14 Deze twee recente bundels verdienen een uitvoerigere bespreking, maar wat ‘De dichter is een koe’ betreft:

 

         Le poète est une vache

         Herbe … au delà de l'endroit où j'ai fini de paître

         me voici couché près de mes quatre pattes

         au grand étonnement de mes yeux

         puisque sans marcher je me repais de bouches

  5     tout aussi plaines qu'à l'instant

         alors que je mangeais en marchant:

         j'ai à coup sûr oublié derechef

         le genre de bête que je suis - quand je bois

         les watergangs me renvoient mon image;

10     je contemple alors mon tête en songeant:

         comment cette vache se retrouve-t-elle à l'envers?

         À la longue, la clôture contre laquelle je me frotte

         se fait lisse, vieille et grasse.

         Grenouilles et enfants m'effarouchent de même

15     que je les effarouche: ils trouvent ma langue trop râpeuse;

         heureusement la traite est un tel bien-être

         que jamais je ne me dis: ce que le paysan est cupide!

         La nuit, dans le brouillard, sans le vouloir, je rêve

         que je suis un petit veau qui se repose contre sa mère. (Cunin 2021: 69)

 

We zagen hierboven, in de paragraaf Alleen de boer, al dat Cunin in r. 16 niet alleen niet de interpretatiefout ‘alleen = uitsluitend’ maakt, maar zelfs, zo precies als geen van de andere vertalingen, verwoordt wat ’alleen’ hier dan wel betekent: ‘(maar) gelukkig’. Daarmee is Cunins vertaling van deze regels ook de meest vermenselijkte, met dat expliciet benoemde geluksgevoel. Dat maakt een poëticale lezing mogelijk, evenals de aan het eind van de paragraaf Dichter of boer genoemde passages die ik in dit opzicht steeds heb vergeleken: de titel, ‘bij mijn vier poten’> ‘près de mes quartre pattes’ in  r. 2 en de overgang van ‘mijn kop’ naar ‘die koe’ > ‘mon tête’ ‘cette vache’ in r. 10 en 11.

Deze vertaling is ook preciezer dan de dertig andere. ‘Maar gelukkig’ geeft meer informatie dan alleen ‘maar’, en in r. 19: ‘qui se repose contre sa mère’: dit kalfje ligt tegen de moeder aan, en niet ‘ergens’ in haar buurt. In r. 1 is ‘voorbij het grazen’ ambigu, het kan zowel een plaatsbepaling als tijdsbepaling zijn: dat liggende verbazen speelt zich af na het grazen, of op een deel van het weiland achter het zojuist begraasde stuk, en voor de interpretatie van het gedicht als geheel maakt dat eigenlijk niets uit. Van de 26 hier besproken vertalingen laten 9 beide mogelijkheden toe: 8 Engelse, die ‘beyond’ of ‘past’ hebben en dan ‘the grazing’, en in één geval ‘the graze’, en de Zuid-Afrikaanse, met, zoals we zagen, ‘verby die weiding’. 12 Engelse vertalingen, de Italiaanse en de Groningse interpreteren ‘voorbij’ onmiskenbaar temporeel. Dan blijven er twee15 over: Alex Archibald Jones’ eerste regel is ‘grass … and beyond the grass’, en dat lijkt toch eerder een plaats- dan een tijdsbepaling. Maar dan Cunin: die laat ook hier geen twijfel bestaan over de bedoelde interpretatie:  ‘au delà de l’endroit où j’ai fini de paître’. Chapeau!

Het is verleidelijk te denken die nauwkeurigheid van Cunins formuleringen bijdragen aan de vermenselijking van het gedicht - en daarmee aan de waarschijnlijkheid van de poëticale lezing ervan. Hier is iemand aan het woord die behoorlijk geletterd is, denk je, die toch minstens zijn of haar bac heeft. Maar ik weet intussen beter. Dat expliciteren is een eigenschap van vertalen in het Frans; in het Frans ‘zeg je het nu eenmaal zo precies’. Ook als je een Franstalige koe bent.

 

Ten slotte
Ik heb in dit stuk gezocht naar vertalingen waaraan je kunt zien dat ze gemaakt zijn met de agrarisch-arcadische interpretatie in gedachten. Uiteindelijk is dat alleen duidelijk in de bewerking van Cees Jongsma, vind ik. Minder duidelijk is het in de vertalingen van Sarah Greeves, namelijk alleen in de titel, en in die van Gareth Budden, Gerard Forde en Giuseppe Cocomazzi, die een aantal eigenaardigheden uit Achterbergs tekst niet meevertalen. Maar dat laatste kun je ook typeren als normaliseren, en ook dat doen vertalers met regelmaat.

Zijn er ook vertalingen die door hun vertaalkeuzen de poëticale lezing suggereren? Dat zou je kunnen zeggen van die van Barbara Cowan, David Colmer, Judith Wilkinson en Ottó Orbán vanwege hun titel, en Wilkinson heeft haar koe bovendien wel erg vermenselijkt. Maar als de neerlandici gelijk hebben, en die poëticale interpretatie is af te lezen aan Achterbergs tekst, dan hebben alle anderen, die ‘gewoon hebben vertaald wat er staat’ een tekst gemaakt die precies die interpretatie heeft. En dat zijn de meesten.

 

Noten
1 Paul Vincent dong in 2008 mee met een vertaling die al in 1980 in Dutch Crossing had gestaan.
2 Dát er geen gedichten van Achterberg in staan is niet raar: het is een bloemlezing van moderne Nederlandse en Vlaamse poëzie uit 1995, dus 33 jaar na Achterbergs overlijden.
3 Bronvermeldingen verderop. Drie vertalingen kan ik niet op deze manier nakijken. Van de Franse ken ik alleen de titel (en niets anders). De Franco-Provençaalse heeft ‘tot solet’: heeft dat dezelfde betekenis als het Italiaanse soltanto, of die van het Franse seulement? Alleen dat laatste (en niet het eerste) heeft (ook) de betekenis die we zoeken. In de Groningse vertaling, ten slotte, staat ‘Allinneg’; dat heeft alle betekenissen van het Nederlandse alleen; de gezochte bijvoorbeeld in een column van Hielke Westra, wethouder van Westerkwartier: ‘Vanmörgen las ik ien t Dagblad dat de vrijwilligers van museum Nienoord alle spinrag vot hoald hemmen en dat t museum weer glimt as n ekkel. Kloar om weer open te goan. Allinneg wieten we nog niet precies wanneer dat dan is.’ (Westra 2021)
4 Een enigszins andere lezing geeft Frank Willaert in dit filmpje van 3 minuten: Gerrit Achterberg, De dichter is een koe (neerlandistiek.nl) (Willaert 2021).
5 De opsomming ‘koeien […] tulpen’ en de term ‘agrarisch-arcadisch’ ontleen ik aan de inleiding van de zo-even genoemde bloemlezing, van de hand van Guus Middag, waarin deze uitlegt waarom die bundel toch El poeta es una vaca heet: niet om de agrarisch-arcadische, maar om de poëticale interpretatie.
6 De vertalingen in het Afrikaans en het Franco-Provençaals zijn de enige vertalingen van Achterberggedichten in die talen. Die laatste heb ik gevonden op de site van de Centre d’études francoprovençales in de Vallée d’Aoste; die zal, neem ik aan, het Franco-Provençaalse dialect van die Italiaanse regio gebruiken, het Valdôtain.
7 De jury van de David Reid Poetry Translation Prize prijst David Colmer voor zijn vertaling: ‘The farmer's milking is such bliss, / I overlook his avarice.’ (r. 16-17)
8 Maar ook Leda Lornie heeft in r. 2 ‘shanks’, en Eleonore Schönmaier heeft ‘paws’.
9 Frances Whybrew vertaalt: ‘I never think / for him I’m only a cash cow’, ‘een melkkoetje’.
10 Kees, later Cees, Jongsma, 1921-1996, boer, dichter en toneelschrijver onder Bantega bij Lemmer. Uit de recensie van Tineke Steenmeijer-Wielenga, Leeuwarder Courant, 25-6-1976: ‘Uit deze derde bundel blijkt dat hij als dichter zichzelf gebleven is. Een boer, die met open oog voor de veranderingen probeert uiting te geven aan wat hem opvalt en treft.’ Zie over Jongsma ook Sirkwy, 22-5-2019.
11 Twee derden van de Engelse vertalingen gebruiken hier vormen van graze en amaze; het Gronings van Schreiber en Werkman ‘groazen’ en ‘verboazen’.
12 De brug staat in de bundel, en in deel 2 van Lyra Neerlandica staat een andere vertaling, van Giorgio Faggin, een belangrijke vertaler Nederlands-Italiaans. Een informatief artikel over vertalingen van Nederlandse poëzie in het Italiaans vanaf het begin (namelijk in 1911), met zeer uitvoerige bibliografie, is Robaey 2016. Cocomazzi heeft een blog, in unsera zungun, waarin hij zijn landgenoten uitlegt wat er in Nederland zoal aan de hand is.
13 Namelijk het Hogelandster Gronings. Fré Schreiber schrijft en houdt radiocauserieën over het Gronings, en vertaalt in die taal. Hans Werkman is dichter, prozaïst en publicist over (protestants-christelijke) literatuur, o.a. over Willem de Merode.
14 Daniel Cunin is een zeer productieve vertaler uit het Nederlands in het Frans. Een zeer beperkte keuze uit 'zijn' auteurs: Stefan Brijs, Adriaan van Dis, Radna Fabias, Lale Gül, Hadewijch, W.F. Hermans, Kamagurka, Lucebert, Bart Moeyaert, Cees Nooteboom en Marieke Lucas Rijneveld. Hij heeft ook een blog over Vlaanderen en Nederland, waarin hij schrijft over de auteurs die hij vertaalt, en over hun culturele context. De aflevering van 30 mei 2021 gaat over Cunin 2021, en ook over 'Le poète est une vache'. 
15 Twee, en niet drie, want de Friese vertaling van Jongsma heeft 'wylst ik weidzje', 'terwijl ik graas'.

 

Bibliografie

Gedichten van Achterberg
Achterberg, Gerrit. 1974. Verzamelde gedichten. 5e dr. Amsterdam: Em. Querido’s uitgeverij n.v.
‘De dichter is een koe’op  p. 101, ‘Standbeeld’ op p. 474.

Achterberg, Gerrit. 2000. Gedichten. Historisch-Kritische uitgave. Verzorgd door P.G. de Bruijn. Den Haag: Constantijn Huygens Instituut. Dl. 1 / Teksten. Ook in de DBNL: Gedichten 2000 1 Teksten.pdf
‘De dichter is een koe’, nr. [222], op p. 99, ‘Standbeeld’, nr. [502], op p. 236.

Vertalingen (met de naam van de vertaler als auteursnaam)

Afrikaans
Westhuizen, Chris van der. 2007. In [blog]: My Kop Op 'n Blok! 5-09-2007: https://mykopop.wordpress.com/2007/09/05/die-digter-is-n-koei

Engels
Vincent, Paul. 1980. In: Dutch Crossing nr. 12, p. 47.

A.B.; Budden,; Colmer, David; Cowan, Barbara; Delhez, Renée; Fawcett, Antoinette; Forden, Gerald; Greeves, Sarah; Honders, Erik; Jones, Alex Archbold; Jonge, Piet de; Kenis, Lilith; Krabbendam, Edward & Henny van den Steen van Ommeren – Krabbendam; Lornie, Leda; Schönmaier, Eleonore; Tolkamp, Bert; Vincent, Paul; Vissers, Karel; Wilkinson, Judith; Wilson, Chris; en Whybrew, Frances 2008. David Reid Poetry Translation Prize, voorjaar 2008:
http://subtexttranslations.com/drptp/achterberg/achterberg.html  

Franco-Provençaals
Perucca, Sylvie. z.j. In: Centre d’études francoprovençales. Saint Nicolas: Microsoft Word - Documento7 (centre-etudes-francoprovencales.eu)

Frans
Temple, Frédéric-Jacques en Henk Breuker. 1958. In: Les cahiers de la licorne nr. 4, p. 5.

Cunin, Daniel. 2021. In: L'ovaire noir de la poésie. Poèmes. Notes et traduction du néerlandais par Daniel Cunin, préface de Stefan Hertmans, postface de Wilem Jan Otten. Clichy: Éditions de Corlevour, p. 69.

Fries
Jongsma, Cees. 1976. In: Milieu. Boerefersen. Strikelstruijer 2. Moanneblêd De Strikel. Jg. 1976, 2e tajefte, p. 7.

Gronings
Schreiber, Fré & Hans Werkman. 2021. In: Mien moeke is n grieze vrijdagmörn. 35 gedichten vertoald ien t Grunnegers. Warffum: Stichting Uitgaven Noord-Groningen, p. 77.

Hongaars
Orbán, Ottó. 1965. In: Németalföldi költök antológiája. Hollandok, Flamandok és Frízek.
Red. Bernáth, Istvan. Budapest: Móra Ferenc Könyvkiadó, p. 182.

Dékany, Károly. 1986. In: Holland költök Gortertöl najjainkig – Nederlandse dichters van Gorter tot heden, d. I. Forum reeks 3. Amstelveen: Uitgeverij Forum, p. 373.

Italiaans
Cocomazzi, Giuseppe. 2019. In: La più profonda delle pianure. Paesaggi nella poesia neerlandese 1927-2017. Collana Lyra Neerlandica  – 6. Rimini: Raffaelli Editore, p. 67. 

Roemeens
Covaci, Aurel 1973. In: Antologie de poezie Neerlandezǎ. Olandezǎ și Flamandǎ. Bucureşti: Editura Minerva, p. 301.

 

 

Overig

Breuker, Pieter. 1999. ‘Fries, het broertje van’. In: Nicoline van de Sijs (red,), Taaltrots. Purisme in een veertigtal talen.Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Contact, p. 80 – 87.

Cocomazzi, Giuseppe. In unsera zungun. La critica tra volgare e latino: https://inunserazungun.wordpress.com/

Cunin, Daniel. [blog] Flandres-Hollande: flandres-hollande (hautetfort.com)

Reve, Gerard Kornelis van het. 1970. ‘Brief uit Edinburgh’. In: idem. Op weg naar het einde. Amsterdam: G.A. van Oorschot, p. 5 – 47.  Ook in: Tirade, jg. 6 (nrs. 61-72): https://www.dbnl.org/tekst/_tir001196201_01/_tir001196201_01_0057.php

Robaey, Jean 2016: ‘Le traduzioni dal ne(d)erlandese’. In: tradurre. pratiche teorie strumenti, 10 (voorjaar 2016):  https://rivistatradurre.it/le-traduzioni-dal-nederlandese

Schalekamp, Jean. 1995. El poeta es una vaca. 21 poetas neerlandeses. Antología de poesia moderna holandesa y flamenca. Composición y redacción -. Trad. por Ferbando García de la Banda. Col-lecció Ferrando Valentí, 4. Palma: Universitat de les Illes Balears.

Sirkwy 2019: ‘Kees Jongsma’. In: Tresoar, 22-05-2019: https://www.sirkwy.frl/index.php/skriuwers-biografyen/39-j/83-jongsma-kees

Steenmeijer-Wielenga, Tineke. 1976. ‘Dichten fan stêd en lân’. In: Leeuwarder Courant, 25-6-1976: https://www.dekrantvantoen.nl/vw/article.do?code=LC&date=19770625&v2=true&id=LC-19770625-29001

Waart, Bert de. 2020. ‘Wat doet de Dapperstraat in ‘De Dapperstraat’?’ In: Webfilter week 28: https://www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/vrijdag-vertaaldag/2020/week-28-bert-de-waart/

Westra, Hielke. 2021. ‘Van de wetholder: Ronde toavel’ In: Mien Westerkwartier Kom op verhoal. 19-4-2021: http://www.mienwesterkwartier.nl/van-de-wetholder-ronde-toavel/

Willaert, Frank. 2021. Filmpje over 'De dichter is een koe'. Te vinden op neerlandistiek.nl, 21 februari 2021. Gerrit Achterberg, 'De dichter is een koe' (neerlandistiek.nl).