Niets tegen de nieuwe tropismen van Kiki Coumans,1 integendeel, maar de uitwendige prikkel die mij in beweging zette was de nieuwsgierigheid naar de ‘oude’ tropismen uit 1964. Ik ben er naarstig naar op zoek gegaan, en ik was vast niet de enige. De Tropismen van Anne Maclaine Pont zijn afwezig in de openbare bibliotheken van Nederland: er staat wel een exemplaar vermeld, maar ‘aangezien er geen aanvraagknop zit bij deze titel, is dit boek niet aan te vragen. Het is nergens beschikbaar in de openbare bibliotheken.’2 De universiteitsbibliotheken van Nederland bezitten in alle gezamenlijkheid één enkel exemplaar; dat is niet uitleenbaar, want uit de nalatenschap van Simon Vestdijk. Je kunt het met spreekwoordelijk witte handschoenen gaan inzien in een exclusief zaaltje. Met mij zochten meerdere mensen de oude vertaling in antiquariaten, maar ze is niet te vinden.3 Ik veronderstel dat meer mensen lijden aan de behoefte vertalingen met elkaar te vergelijken – een hervertaling als tropisme bij uitstek, als tropisme per definitie. Bij ontstentenis van de eerdere vertaling ging ik op zoek naar de vertaler. Tot mijn verbazing stuitte ik op mijn speurtocht naar haar, wier naam mij schandelijk genoeg niets zei, op opmerkelijke zaken, en dat terwijl ik jarenlang vrijwel dagelijks op haar gewezen ben.
In het academiegebouw van de Utrechtse universiteit, jarenlang mijn werkgever, liep ik vaak langs een beeldje van een zittende, naakte jongeling.4 Daar staat deze tekst bij: ‘In de nacht van 12 op 13 december 1942 staken de studenten Gijs den Besten, Frits Iordens, Geert Lubberhuizen, Anne Maclaine Pont en Rutger Matthijsen de hierachter gehuisveste studentenadministratie in brand om te voorkomen dat de bezetter van de gegevens misbruik zou maken.’ Ik beken me steeds blindgestaard te hebben op Lubberhuizen en Anne stelselmatig over het hoofd te hebben gezien. En dat terwijl zij juist een sleutelrol speelde bij de brandstichting door zich de avond tevoren in het Academiegebouw te laten insluiten om de vier mannelijke medestudenten ’s nachts te kunnen binnenlaten. Het verhaal wordt nog boeiender omdat het ook deze Anne Maclaine Pont was die Geert Lubberhuizen het gedicht van Jan Campert in handen gaf, waarop deze volgens de overlevering zijn uitgeverij De Bezige Bij gegrondvest heeft. Zij kon de hand leggen op ‘Het lied der achttien doden’ via haar nicht Ankie Stork, net als zij een telg uit een bemiddelde familie in het oosten van het land.
Op Anne Maclaine Ponts naam staat ook een roemruchte actie waarbij zij en haar medestudent en grote liefde Frits Iordens, respectievelijk met NSB-speldje en in SS-uniform, drie door de nazi’s opgepakte kinderen terug wisten te halen en in veiligheid brachten. Zij waren allebei lid van het zogenaamde Kindercomité dat Joodse kinderen, voornamelijk uit Amsterdam, hielp onderduiken. Op mijn speurtocht naar haar, voor een deel vereenvoudigd door het gemak van het internet, kwam ik erachter dat zij en Iordens (hij gedood bij een verzetsactie in het Vlaamse Hasselt in 1944, zij omgekomen bij een auto-ongeluk in 1969) afgelopen herfst postuum de Yad Vashem-onderscheiding voor hulp aan joden kregen toegekend, de zogenaamde Rechtvaardige onder de Volken, Chassid Umot ha-Olam – in Ommen, waar Iordens begraven ligt.5 Oudommen.nl vermeldt dat zijn stoffelijk overschot tweeënhalf jaar na zijn dood op verzoek van zijn geliefde herbegraven is op landgoed Eerde langs de Regge: ‘Beiden hadden namelijk gelukkige uren doorgebracht in de bossen langs de rivier. Waar nu het graf ligt, zaten ze samen vaak te dromen over hun leven na de oorlog. Op de steen werd door Titus Leeser de tekst gebeiteld van een deel van hun Franse lievelingsgedicht, getiteld “Le dormeur du val” (De slaper in het dal).’6
Anne Maclaine Pont (1916-1969) nu was behalve een heldin ook een bijzondere vertaler. Zij heeft het een en ander van Albert Camus vertaald voor Lubberhuizens Bezige Bij: in 1957 debuteerde ze met De val, het jaar daarop gevolgd door verhalen, gebundeld als Koninkrijk en ballingschap (daarin staat zij vermeld als Anne Eyckman-Maclaine Pont); in 1960 volgde nog Keer en tegenkeer, waarmee haar Camus-trilogie afgesloten werd. Alle drie de titels werden een fors aantal keren herdrukt. In 1964 was zij een van de vertalers van een esoterisch maar invloedrijk jaren zestigboek: De dageraad der magiërs.7 Samen met Tropismen (1964) moet dat haar gehele vertaaloeuvre zijn. Ze studeerde kunstgeschiedenis, geen Frans dus, maar ze kende goed Frans door haar opvoeding. Daar kwam ik achter door het indrukwekkende boek dat Jaap Scholten in 2014 publiceerde over zijn familie van Twentse grootindustriëlen: Horizon City (Uitgeverij AFdH). Ik had eerst zelf gezocht en kwam pas in tweede instantie in Horizon City terecht – en bij de inhoud van een versleten stewardessenkoffertje met archiefmateriaal, oorlogsbrieven en dagboeken van Scholtens voorouders. In het hoofdstuk Twee dappere nichtjes vertelt Scholten over Annie Stork en Anne Maclaine Pont en over een extravagante Franse kinderjuf, Mademoiselle Staab, die behangen met nepjuwelen en getooid met rode baret in Nijverdal neerstreek, de meisjes niet alleen Frans bijbracht maar ze ook hun lippen leerde stiften.
Scholten citeert uit gesprekken die hij nog met zijn tante Ankie Stork heeft kunnen voeren: ‘Anne Maclaine Pont haalde die kinderen uit de crèche. Ze zaten daar los van hun ouders. Ik moest adressen zoeken waar de Joodse kinderen ondergebracht konden worden’ (p. 333). Verderop in het boek, waarin meer te lezen valt over de verzetsactiviteiten van het Kindercomité, wordt uitgebreid geciteerd uit het oorlogsdagboek dat Bé Iordens-Stroink, de moeder van Frits, vanaf 1941 bijhield. Zij beschrijft Anne daarin als ‘een klein zwart schaduwtje, niet knap, niet jong, maar ongelooflijk flink en taai en volhardend’ en als ‘het toppunt van taaie volharding en slordigheid’. In 1943 noemt ze Anne en Frits ‘twee stralende mensen. Voel je de romantiek van het geval. Beiden ondergedoken [in een huisje tegen de Oude Kerk in Amsterdam], beiden genieten van deze bohémienachtige chaos’ (p. 371). Als Frits omgekomen is wil Bé Iordens een brief aan de koningin schrijven waarin zij haar zoon een groot vaderlander noemt en Anne ‘de allermoedigste vrouw’ die zij ooit had meegemaakt.8 Nathalie Sarraute publiceerde haar Tropismes in 1939, invloedrijk werd het in de editie van 1957. Ik zou er graag uit citeren en zo een suggestief verband leggen met het bijzondere leven van de eerste Nederlandse vertaalster. Maar het zou kunstmatig zijn en dus ongepast. Bovendien moet ik het doen met de woorden in de nieuwe uitgave, die de oude aan het gezicht onttrekt tot je haar hebt opgeduikeld.
Volgens Jacq Vogelaar, die in 1985 over Sarraute schreef, vielen de Tropismen in 1964 eigenlijk verkeerd.9 Is het nu anders? Ik weet het niet. En de vertaler? Het vertaalhistorische mozaïek dat we over de Nederlanden gelegd hebben met Vertalen in de Nederlanden, is allerminst perfect. Door de leemtes lichten soms vergeten zaken op en ongenoemde namen. Anne Maclaine Pont is er een van. Ze is een tribuut waard.
Noten
1 Nathalie Sarraute, Tropismen. Vertaald door Kiki Coumans. Bleiswijk: Vleugels 2021.
2 Aldus ene Suzanne, medewerker klantenservice Bibliotheek Utrecht, in een mail van 22 december 2021.
3 Althans, op het moment van schrijven (kerstdagen 2021).
4 Het is te herleiden tot de studio van Willem Noyons (https://noyons.com/helmet/monument-academiegebouw-utrecht).
5 Van de toekenning zijn opnames gemaakt: https://www.youtube.com/watch?v=WIF4qTclKO0
6 https://www.oudommen.nl/yad-vashem-onderscheiding-frits-iordens-en-anna-maclaine-pont-waren/
7 Van Louis Pauwels en Jacques Bergier, door De Bezige Bij uitgebracht als zogenaamde Kwadraatpocket. Het boek is aanwezig in de openbare bibliotheken van Nederland, die het als volgt aanprijzen: ‘Door de ontdekking van magische achtergronden van het Hitler-regime kwamen de auteurs tot hun, daaraan tegengesteld, “fantastische realisme”, een op de overeenkomst tussen alchimistische [sic] en allermodernste experimenten steunend geloof in een samenhang van geest en materie dat in onverwachte verschijningsvormen onze doodgelopen samenleving doorbreekt.’
8 Horizon City, p. 380. De brief is bedoeld om het stoffelijk overschot uit Hasselt op te mogen halen en in Ommen te begraven, iets dat dus pas na tweeëneenhalf jaar slaagt.
9 In De Groene Amsterdammer van 28 augustus 1985 gaf Vogelaar een poëtologische verklaring: ‘Het is goed mogelijk dat Tropismes nu voor de meeste lezers minder belast is dan in de tijd dat het voor het eerst in Nederlandse vertaling uitkwam (1964). Toen werd Sarraute vooral gezien als vertegenwoordigster van de Nouveau Roman die in Nederland, dank zij een scherm van literaire zelfgenoegzaamheid en bijpassende vooroordelen, nauwelijks werd waargenomen, en al helemaal niet gelezen. Tropismes werd daardoor een geantedateerde nouveau roman, eerder bekeken op de afwijkingen van de gangbare literaire regels dan op het eigen program (…).’ Kom daar eens om in het huidige literaire debat? Is er iemand die zich afvraagt hoe de nieuwe Tropismen nu worden waargenomen en geplaatst, ik bedoel: in het literaire bestel en zijn hedendaagse smaken en opinies?
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.