Gedateerd? Ja, ik weet dat je met slogans als ‘melk is goed voor elk’ of ‘woensdag gehaktdag’ niet meer kunt aankomen, maar met alle ‘latte’ vreemd genoeg weer wel en zelfs aan ‘draadjesvlees’ hangt nog te veel nostalgie om het op de mesthoop te werpen. Nu gooit een doorsnee vertaler niet gauw een woord weg – de stoffigste woorden worden gekoesterd als glinsterparels en soms lees je weer eens een vertaling waarin haast alle woorden nieuw lijken en bijzonder. Wat te denken van ‘kartonknutselaar’, ‘nijlpaardenbek’, ‘sneust’ (als superlatief van sneu) of ‘zovelenveertig’, gebezigd in een boek waarin de verteller zich nota bene bewust is van de momenten waarop ze een onbekend register gebruikt. ‘Woord uit het woordenboek’ voegt ze dan tussen haakjes toe, op den duur vervangen door ‘(idem)’. ‘Verschijningsvorm’, ‘toebehoren’ en ‘onpasselijkheid’ neem je als negentienjarig meisjeskind met leerachterstand en achtergesteld milieu niet zomaar in de mond.1 Gisteren veerde ik op toen een mede door mij opgevoed wezen ‘calculatief’ in de mond nam en berekenend bedoelde. Is dat laatste nou een uitstervend woord, dacht ik, verdwijnt het in de steeds heftiger zuigende machine van hedendaags taalgebruik? Dan liever calculatief in de versnipperaar. Tussenconclusietje: vertalers zijn mede verantwoordelijk voor de zorg voor de eigen taal, en in die zin zijn ze conservatief. Tegelijk zijn het zowel trendsetters als trendvolgers, je houdt je taal bij welke kant ze ook op gaat. Gedateerd is dan gewoon een synoniem voor actueel.
Maar of je echt bij de tijd bent hangt wel af van de mensen en kennis waarmee je je omringd weet. Dat merkte ik weer toen ik als leek maar liefhebber de nieuwe Documenta in Kassel bezocht, de vijfjaarlijkse manifestatie van honderd dagen die je het idee geeft op de hoogte te zijn van de allernieuwste trends op het gebied van de hedendaagse kunst. Traditioneel is het een manifestatie onder leiding van een trendsettende curator, wat nu ineens gezien werd als een masculien begrip: er is gecureerd door een Indonesisch collectief. Alle kunst is er ook collectief. Nieuw voor mij: nauwelijks individuele kunstenaars dus, nauwelijks westerse kunst ook – de tendens om activisme, onderzoek en maatschappelijke relevantie vanzelfsprekend te vinden en te stimuleren meende ik al wel waargenomen te hebben. Maar niet vanuit Oezbeeks, Columbiaans of Indonesisch perspectief, en zeker niet op deze schaal. Heel Kassel, een middelgrote stad midden in Duitsland, moet je aflopen om niets te missen. Echte kenners, bijvoorbeeld de eindredacteur van het tweemaandelijkse tijdschrift over hedendaagse kunst Metropolis M, noemt het idee van een celebrity artist en een stercurator (ik denk aan Harald Szeeman in 1972, Rudi Fuchs in 1982 en Jan Hoet in 1992) inmiddels ‘toch wat gedateerd’. Misschien wist ze nog goed dat de Indonesische ruangrupa in 2016 ook al de Sonsbeek-tentoonstelling opzette. Als ik dat vervolgens naga stuit ik op een aloud artikel: ‘Het Indonesische kunstcollectief ruangrupa werd in 2000 in Jakarta opgericht. “We waren erg activistisch” vertelt Ade Darmawan (42). “We vonden de bestaande instituten bureaucratisch en elitair.” En nog maakt ruangrupa tentoonstellingen graag op zijn eigen manier. Dat betekent: geen kunstwerken maar installaties. En: geen toeschouwers maar deelnemers. Want alles draait bij ruangrupa om samenwerken. Dat is dus uitgangspunt én onderwerp van Sonsbeek ’16: TRANSaction.’2 Arnhem was de kiem voor Kassel.
Maar nu was er een rel rond de Documenta: vermoed antisemitisme en racisme door het collectief Taring Padi, de directeur nam ontslag en de enige celebrity artist die er nog was (Hito Steyerl, weliswaar als lid van het collectief Inland) trok zich terug. Ik vond de ervaring van deze Documenta leerzaam en louterend – je wordt als elitaire westerling nederig van het wereldwijde verzet tegen het egoïstische en vervuilende kapitalisme. Maar ik had dus alles al wel eens mee kunnen maken, sterker nog: heb ik in 2016 ook meegemaakt maar blijkbaar verdrongen. Ook toen al stond er in het centrum van Arnhem een ruruhuis – net als in Kassel een ruruHaus –, en ook toen al werd er gewerkt vanuit het mensvriendelijke concept nongkrong: ‘Het is niet te vertalen. Het gaat om samen hangen en kletsen over van alles. Essentieel voor de werkwijze van ruangrupa, maar het duurde even voor ik het snapte. Het gaat erom in gesprek te zijn met elkaar, zonder haast en zonder te veel verwachtingen. Daar komen mooie projecten uit voort.’3 En dat is waar. Het was een verademing om egoloze of -luwe kunst te zien die echt ergens over wilde gaan, op verandering uit was. En dat die bij wijze van spreken toevallig tot stand was gekomen, tijdens het kletsen en napraten onder het genot van gado gado, kaliphate fried chicken en ecorijst, doet goed. Alles delen dus, geen ideeën claimen, de mensheid is groter dan je eigen woonkamer, klimaatverandering is nog drastischer dan je denkt, strak vergaderen leidt niet tot vernieuwing etc.4
Rondlopen in Kassel, met al die onbekende talen om je heen en de bewegwijzering die met niet-erg-westerse karakters was aangebracht, zorgde voor dat befaamde gevoel in louter vertaling verdwaald te zijn geraakt. Juist daarom was vertalen in Kassel een sleutelwoord (net als TRANSactie destijds in Sonsbeek), naast begrippen als lumbung5 en mini-majelis6. Ik citeer en vertaal uit het Documenta Fifteen Handbuch: ‘Je moet het begrip “vertaling”, “translation” of “Übersetzung” niet al te letterlijk nemen, maar begrijpen als een poëtische mogelijkheid iets dat al bestaat te openen voor andere potentiële gebruik(st)ers. Objecten in opdracht geven betekent nog meer troep op de wereld zetten. Vertaling is daarentegen een mogelijkheid om de kunstenaars en collectieven vanuit hun eigen plaats en land te laten werken.’ De coronajaren drukten een extra stempel op dat sympathieke uitgangspunt. ‘Zet voort wat je aan het doen bent en vind een overzetting naar Kassel,’ luidt een van de al even sympathieke motti. Er was heel veel taal in Kassel, een overdaad, ook in de uitgebreide toelichtingen bij de kunstwerken. Die hingen op kniehoogte, zodat je op je hurken moest lezen of een kleermakerzit aannemen: ook dat ontwestert een mens.
Vreemd genoeg kwam vertaling in eigenlijke zin het duidelijkst tot haar recht in de expositie van de enige Nederlandse bijdrage. In het hoofdgebouw hadden The Black Archives een ruimte gekregen, een collectief dat vanuit Amsterdam werkt, racisme aan de kaak stelt en een archief voor zwart erfgoed wil zijn.7 Daar lagen ineens een fraai exemplaar van Josephine Bakers De regenboogkinderen, als symbool van multiraciaal samenleven, en een Duitse vertaling van Anton de Koms Wij slaven van Suriname (1934): Wir Slaven von Surinam, meteen vertaald en verschenen in 1935 in Moskou bij de Verlagsgenossenschaft ausländischer Arbeiter in der UdSSR. Als ik vervolgens mijn eigen nongkrongkronkels volg (ik ben daartoe gerechtigd) en thuis verder op zoek ga,8 krijg ik de melding dat het boek in het Duits vertaald was door Augusta de Wit (‘unter Redaktion von W. Eghli’). Augusta de Wit (1864-1939), geboren op Sumatra, ken ik als schrijfster alleen van het antikoloniaal te lezen Orpheus in de dessa (1908). Nu lees ik dat ze in Batavia ook Duits gaf en een tijdje als journaliste werkzaam was in Berlijn, vandaar haar talenkennis; van affiniteit met het communisme kon ik aanvankelijk niets vinden, evenmin iets over haar contacten met Anton de Kom. Wel vind ik een flard vertaalgeschiedenis op literatuurmuseum.nl.9 En daarna lees ik over haar contacten met Herman Gorter, voor wie ze vertaalde (een stuk over de Algemeene Staking van 1904, diens Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaal-democratie uit 1914).10 Op de aparte site in kwestie – muizenest.nl – lees ik hoe ze lid werd van de voorloper van de CPN en zich ‘gevoelssocialist’ wenste te noemen. Afgaande op die tekst, geschreven door ene Muis die wil schrijven over zaken die haar of hem ‘toevallig interesseren’, zou Augusta de Wit vast aangedaan en ontroerd over de Kasselse Documenta zijn gelopen. Ze zou enthousiast het ruhuHaus betreden hebben, zich een lumbungmutsje hebben opgezet, wat Apfelschorle of een Documentabiertje van Hütt hebben gedronken en vervolgens weer het bloedhete Kassel in gelopen zijn, bereid tot elke samenwerking. Tijdloos en ongedateerd.
Noten
1 Uit de nieuwste vertaling van Lisa Thunnissen: De nichtjes van Aurora Venturini, volgens het omslag een roman ‘van verdorven genialiteit’ (wat wel eens waar kan zijn).
2 Anna van Leeuwen in de Volkskrant, 3 juni 2016.
3 Kunstenaar Reinaart Vanhoe in idem.
4 Ik wil niet verhullen dat ik toch onder de indruk was van eenlingen. Van de Oerarteïsch-Armeense film van Pinar Öğrenci, de non-binaire tekeningen van Nino Bulling, het geluidskunstwerk in Hotel Hessenland van Molemo Moiloa en Nare Mokgotho (van de Zuidafrikaanse groep Madeyoulook), de Aboriginal Tent Embassy van Richard Bell, midden op het centrale plein van Kassel.
5 Letterlijk een rijstschuur waarin een dorpsgemeenschap haar oogsten bewaart, hier ook als metafoor voor de mogelijkheid inkomsten op een centraal conto te zetten dat vervolgens door iedereen beheerd kan worden (‘collective pot, governed through majelis’).
6 Hier: groepen of bijeenkomsten van kunstenaars die elkaar wederzijds uitnodigen.
7 www.theblackarchives.nl, of gewoon langslopen: Zeeburgerdijk 19b in Amsterdam.
8 Ik kon in Kassel niet door het boek bladeren, de vitrine weerhield me van de door de organisatoren zo vurig gewenste participatie.
9 ‘Kortom: dit was een controversieel boek, en dat moest worden vertaald, meende De Kom. Du Perron gaf hem gelijk en hielp hem daarom met een brief aan André Gide, om zo een Franse uitgever geïnteresseerd te krijgen. Het lukt uiteindelijk niet. Een Zwitserse uitgeverij heeft interesse, maar trekt zich terug, volgens Contact omdat men ‘de uitgave van Uw boek toch niet aandurft’. Een Noorse uitgever meldt zich, er zou een Amerikaanse uitgever geïnteresseerd zijn, in Haïti wordt een leesexemplaar opgevraagd, en de Verlagsgenossenschaft ausländischer Arbeiter in der UdSSR meldt zich ook. Maar alleen de laatstgenoemde zou daadwerkelijk een vertaling leveren. Aanvankelijk worden de namen van Jef Last en Nico Rost genoemd als mogelijke vertalers. Het is Augusta de Wit die het boek in het Duits vertaalt. Wir Sklaven von Surinam verschijnt in 1935 in Moskou en in 1936 in Zürich – voor zover valt na te gaan zonder tussenkomst van de uitgever of De Kom zelf.’
10 https://muizenest.nl/2018/11/25/25-november-augusta-de-wit/. Daar ook deze informatie: ‘De Wit’s vertaling verscheen in 1915 in Amsterdam als uitgave van de Sociaal-Democratische Partij (SDP) onder de titel Der Imperialismus, der Weltkrieg und die Sozialdemokratie. Gorter verontschuldigde zich in een voorwoordje voor de door de oorlogssituatie veroorzaakte gebreken van de vertaling.’