Op dinsdag 31 mei 2022 – de laatste dag van mei alweer (een Belgische stakingsdag) – dacht ik er nog aan (wandelend van Gentbrugge naar Gent-centrum). Dat ik van ‘passen’ of ‘kantelingen’ hou. ‘Passen’ in de zin van figuurlijke bergpassen, overgangen. En ‘kantelingen’ als ‘tuimelingen’, het ene dat in het andere overgaat, of het ene (taal)register dat met een ander (taal)register wordt geconfronteerd. Hoe kwam ik daarbij? Ik passeerde een rokende man. Ik zei ‘goedemorgen’ en hij antwoordde met ‘jouw’. Niet ‘jouw’ als possessief pronomen natuurlijk, maar ‘jouw’ als groet. Of moet ik dan ‘jauw’ schrijven? Ik was op weg naar mijn les NT2, en ik beeldde me even in dat een van mijn studenten ‘goedemorgen’ zou gezegd hebben en ‘jouw’ als antwoord zou hebben gekregen. Dit voorval bracht me meteen terug naar het Oost-Vlaamse gehucht Hussevelde, eind jaren 1970, waar een fietsende tachtiger me met ‘bonzour mamzel’ aansprak.
Die verre buur en ik (als zeven- of achtjarige) zullen elkaar waarschijnlijk gelijktijdig begroet hebben, maar ik kan me niet meer herinneren wat mijn groet dan wel precies moet geweest zijn. Misschien maakte ik gewoon een gebaar, met de hand en/of met het hoofd. Nu meer dan veertig jaar later sidder ik, want ‘bonzour mamzel’ (bonjour mademoiselle) was eigenlijk staatsrechtelijk gezien een stuk van over de taalgrens – of hoe moet je het noemen? Misschien is een spetter van over de taalgrens beter, als een spettertje vuur dat het ‘hoofdvuur’ even verlaat en wat verderop achterblijft – een spetter van over de taalgrens die in het Nederlandstalige Kalkense gehucht Hussevelde werd neergeplant… Al vind je ‘bonjour’ en ‘mamzel’ wel terug in de Geïntegreerde Taalbank. Taalkundig gezien was die ‘bonzour mamzel’ dus het bewijs dat absolute taalgrenzen helemaal niet bestaan.
Hoe ouder ik word, hoe blijer ik ben over het feit dat ik op een plek woon waar talen wiebelen, kriebelen, ja zelfs met elkaar flirten. Dit enthousiasme moeten ook de auteurs Lize Spit en Thomas Gunzig, respectievelijk Nederlandstalig en Franstalig, gevoeld hebben toen zij in 2021 een literair huwelijk aangingen. Gesteund door de Belgische Nederlandstalige en Franstalige boekensector sprongen zij in het symbolische huwelijksbootje, en dit in het kader van Flirt Flamand (een samenwerking tussen Passa Porta en Literatuur Vlaanderen).1 Dit jaar zette het koppel de schouders onder de originele tweetalige (taal)grensoverschrijdende gedichtenwedstrijd met de briljante titel ‘Ik poëzie je graag – Je te poème’.
Een fantasierijke aanpak bestond erin dat Lize Spit en Thomas Gunzig de eerste en de laatste zin van het gedicht aanboden. Lize Spit stond in voor de eerste zin die ze in het Nederlands schreef, en Thomas Gunzig schreef de laatste zin het Frans. Dit betekende dat de wedstrijdopdracht zelf ook al vertaald moest worden (ik weet niet door wie). Spits zin is: ‘Een octopus heeft drie harten.’ Vertaald werd dit: ‘Une pieuvre a trois coeurs.’ Thomas Gunzig verklaarde tijdens het slotevenement dat hij zijn laatste Franstalige zin schreef zonder weet te hebben van Lizes eerste zin: ‘Et quand l’un après l’autre ils se taisent, / La nuit tombe dans les fonds marins.’ Wat de ‘l’un après l’autre’ precies inhoudt, zal moeten worden bepaald door de inhoud van het gedicht zelf. ‘L’un’ is natuurlijk wel mannelijk in het Frans, maar ‘l’un après l’autre’ zou zowel over personen als over dingen kunnen gaan. De Nederlandse vertaling is: ‘En als de een na de ander zwijgt, / Valt de nacht op de bodem van de zee.’ Hier is gekozen voor ‘de een na de ander’ en niet voor ‘de ene na de andere’. ‘De een na de ander’ slaat naar mijn gevoel op mensen, en al zeker niet op de harten, want dan zou er ‘het ene na het andere’ moeten staan.
Elke dichter kon aan de slag met deze obligate eerste en laatste zin. Meer dan 700 gedichten vielen in de Flirt Flamand-bus. En dat het over een oeroude ‘taalgrens’ gaat en niet slechts over de Belgische taalgrens bewijst het feit dat twee inzendingen uit Nederland de shortlist haalden alsook een inzending uit Frankrijk (Bretagne).
Een andere originele benadering was dat de organisatie van de poëziewedstrijd de literaire vertalingen van tien geselecteerde deelnemende gedichten (de tien gedichten van de shortlist) in de schijnwerper wilde zetten. Vertaalster-schrijfster Noëlle Michel vertaalde de vijf Nederlandstalige geselecteerde gedichten in het Frans, en ikzelf de vijf Franstalige geselecteerde gedichten in het Nederlands. Het betrof spoedvertalingen die binnen een tijdspanne van minder dan 24 uur moesten ingeblikt worden. Op het slotevenement van 19 mei 2022 declameerden de tien auteurs hun gedicht en de vertaling werd geprojecteerd.
Reuzeblij was ik met het winnende Franstalige gedicht ‘Encre marine’ van de tweetalige Céline Delattre (uit Kortrijk). De inhoud van haar gedicht is treffend. Ik zie het contrast tussen de drie harten van de octopus en het enkele hart van de schrijvende ik-figuur. De octopus is onbetwistbaar van de zee, en het hart van de ik-figuur gaat tegen de stroom in en ondergaat een worsteling met de zee. In de onderwaterwereld is er echter ook een raakvlaak tussen de twee: de inkt van de octopus en de inkt van de ik-figuur, van de schrijver wiens uitgeputte hart letsels heelt (waarbij naar ‘vlerken van papier’ verwezen wordt).
En het is net daar dat Céline Delattre zich volgens mij in twee verzen naar klank en vorm overtreft. Ze schrijft:
Un cœur essoufflé, exsangue
Panse les plaies, ailes de papier
Ik kon dit als vertaler onmogelijk evenaren. Ik kwam tot:
Een uitgeput hart, buiten adem
Heelt de letsels, vlerken van papier
In plaats van het overvloedige spel tussen de letters p, l, a en e in het Frans, geeft het in het Nederlands een bescheiden dans van de letters e en l. Ik was de Nederlandse taal dankbaar voor de ‘letsels’ en de ‘vlerken’.
Naar aanleiding van deze klanklacune in de Nederlandse vertaling (in vergelijking met de originele Franse tekst), veroorloof ik me aan het begin van het gedicht een zekere compensatie. Ik vertaal ‘un cœur idiot’ niet letterlijk in ‘een idioot hart’, maar in een ‘hart, getikt’ waar ‘getikt’ natuurlijk ‘niet goed wijs’ betekent, maar ook verwijst naar het slaan van het hart.
Mijn bewondering gaat ook uit naar het geselecteerde gedicht ‘Pieuvre tonique’ van Nicolas Collignon:
Pieuvre tonique
Une pieuvre a trois cœurs
Qui battent, battent, battent
Plongée dans un verre de gin
Elle danse pour distiller la mélodie
Dans le cœur spongieux
Des amants aux regards voraces
Qui battent, battent, battent
Des paupières quand ils s'observent
et quand l’un après l’autre ils se taisent,
la nuit tombe dans les fonds marins.
Ik stelde de volgende tekst als vertaling voor:
Verkwikkende octopus
Een octopus heeft drie harten die
Slaan, slaan, slaan
In een glas gin gedompeld
Danst hij om de melodie te ontwaren
In het sponsachtige hart
Geliefden, elkaar vraatzuchtige blikken gevend,
Doen de ogen op en neer
Slaan, slaan, slaan
en als de een na de ander zwijgt,
valt de nacht op de bodem van de zee.
Dit gedicht walst. Er zijn de drie harten van de octopus. Ze ‘slaan, slaan, slaan’. Net zoals de ogen van de geliefden op en neer ‘slaan, slaan, slaan’. Erg verkwikkend – dat is zeker – net zoals dit heerlijke poëzie- en vertaalproject.
Noten
1 Zie https://flirtflamand.be/over-flirt-flamand.
Isabelle Bambust is freelance (literair) vertaler N-F-N, docent NT2 aan het UCT (UGent), en vrijwillig postdoctoraal medewerker aan de UGent, Faculteit Recht en Criminologie
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.