In 2018 kreeg ik van mijn uitgeefster bij Dupuis/Ballon Media de vraag of ik ervoor voelde om het eerste deel van Atom Agency, de nieuwe stripreeks van Yann en Schwartz, te vertalen. Tot mijn verbazing stelde ze uit eigen beweging voor om mijn gewoonlijke honorarium daarvoor met twintig procent te verhogen, omdat het om een ‘nogal tekstzwaar’ album ging. Dat bleek uiteindelijk nog zacht uitgedrukt. Niet alleen bevatte het album inderdaad bovengemiddeld veel tekst, ook was de actie nadrukkelijk gesitueerd in het Frankrijk van de jaren vijftig, wat zich duidelijk weerspiegelde in het taalgebruik van de personages. Het hoofdpersonage is Atom, een privédetective die op zoek gaat naar de juwelen van de vrouw van de Aga Khan, beurtelings in politiekringen (jargon!), het worstelmilieu (allerlei obscure benamingen van grepen en worpen!) en de onderwereld van Marseille (boeventaal vermengd met Marseillaans dialect!). De ontknoping bleek ook nog eens helemaal opgehangen aan een lang uitgesponnen woordspelletje, dat zich gelukkig vrij vlot in het Nederlands liet vertalen1.
Toen een tijdje geleden het tweede deel van de reeks, Petit Hanneton (‘Kleine Kever’), zich aandiende, maakte ik mijn borst alvast nat. Terecht, zo bleek. Want de titel vormde al meteen een onoplosbaar probleem: hanneton betekent inderdaad kever, maar de Petit Hanneton in kwestie is de bijnaam van een zekere Annette (de h wordt in het Frans natuurlijk niet uitgesproken). Een ander woordspelletje bedenken op basis van de naam Annette2 was geen optie, want ‘hanneton’ (‘meikever’) wordt door de overige personages voortdurend met andere kevers verward: lieveheersbeestjes, mestkevers en coloradokevers – die laatste zijn dan weer een spotnaam voor de Duitse soldaten in de Tweede Wereldoorlog. Want ja, een deel van de plot speelt zich via flashbacks af tijdens de oorlog, zodat er naast Bargoens, politiejargon en jarenvijftiglingo (met heerlijk ouderwetse vloeken, gossiemikkie nog aan toe) ook met sappige soldatentaal wordt gegoocheld. Na enig speurwerk had ik een lijstje met synoniemen voor ‘de moffen’: Hunnen, Krauten, Heinies, Fritzen, Fritsjes, Jerries, Kartoffels… Helaas geen kevers, maar gelukkig kon ik me ervan afmaken met het scarabeïde scheldwoord ‘kakkerlak’ in zinnen als: ‘Sinds de moffen terug naar Germanië zijn, jagen we niet meer op kakkerlakken’.
Het moge duidelijk zijn dat de bedenkers van deze reeks, in navolging van Gil Jourdain (in het Nederlands: Guus Slim), aan wie ze een hommage brengen, de woordspelingen aan elkaar rijgen. Yann & Schwartz spelen bovendien niet alleen met woorden, maar ook met verwijzingen naar andere Franco-Belgische strips: bekende, zoals Kuifje en Robbedoes, maar ook meer obscure, zoals Lolo et Sucette (Titia en Pijpelijn), de twee straatmadelieven die een bijrolletje spelen in dit verhaal. Opletten geblazen dus.
Anders dan Guus Slim is Atom van Armeense afkomst. In deel twee is hij te gast op de Agra Hadigceremonie van zijn neefje, waarbij de baby zijn toekomstige carrièrepad mag kiezen. Bladzijden lang vliegen de Frans-Armeens-Turkse grapjes en hatelijkheden je om de oren, met alle vertaalproblemen van dien.
Arm. Chagar = Fr. lapin = ‘konijn’ (Poser un lapin = ‘niet komen opdagen’); Arm. Kapik = ‘Aap’
Op datzelfde feest barst een dronken oom (bijgenaamd Gougoutte, in de vertaling: Lazarus) ook nog uit in een bestaand, maar buiten Frankrijk helaas volstrekt onbekend lied vol schunnige onzinwoorden: Le zipholo3, waarvoor ik zelf een vertaling in elkaar moest knutselen op basis van eufemismen, neologismen en ouderwetse, kleurrijke woorden met een seksuele connotatie (zoals bietebauw, pommerans, tampeloer en retteketet).
Een ander betekenisvol liedje dat voorbijkomt is Hymne à l’amour van Edith Piaf, dat over verschillende plaatjes wordt uitgesmeerd. Gelukkig kon ik in dit geval gebruikmaken van de – na een kleine vertaalslag naar het Standaardnederlands – erg bruikbare en poëtische vertaling Hooglied van de onvolprezen Antwerpse zangeres Mitta van der Maat.4
Door de cocktail van registers, taalspelletjes, suggestieve neologismen en sociolecten baadt het hele verhaal in een sfeer van Babylonische taalverwarring, waarvan de volgende scène een mooi voorbeeld vormt. Atoms onderzoek leidt hem naar het milieu van de clochards, die een zo onbegrijpelijke straattaal bezigen dat Atoms meer geharde zakenpartner-annex-lijfwacht voor hem moet vertalen:
Maar de boeiendste vertaaluitdaging van deze strip werd gevormd door het ‘louchébem’, een geheimtaal die van oudsher gesproken werd in het Parijse slagersmilieu, en die vandaag op een hernieuwde belangstelling kan rekenen.
In het begin van de strip arresteert Atom een slager die de man van zijn minnares op vrij letterlijke wijze koud heeft gemaakt door hem in de koelcel van het slachthuis op te sluiten. Als hij hoort dat zijn maîtresse hem heeft verklikt, gaat hij door het lint:
(Merk trouwens ook hier de fijne woordspeling op: Lucilie la bouchère a mouchardé, letterlijk: ‘Lucilie de slagersvrouw heeft geklikt’, maar lucilie bouchère is ook de officiële naam van een vleesetende vlieg – de schroefwormvlieg – en ‘vlieg’ in het Frans is dan weer mouche, vanwaar het maar een kleine stap is naar moucharder…)
Maar goed, het ging me hier vooral om Lutainpém! Louffiaspas! Larsgrok! Lalopsém! Nadat ik van mijn aanvankelijke verbijstering was bekomen, ontdekte ik al gauw dat dit geen drukfouten waren maar woorden uit het louchébem, een geheimtaal uit het Parijse slagersmilieu rond het slachthuis van La Villette. De taal kwam in zwang vanaf het begin van de negentiende eeuw en werd tot diep in de jaren zeventig gebruikt door slagers onderling als ze een klant bijvoorbeeld een stuk vlees van minder goede kwaliteit wilden verkopen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de taal ook gesproken door Franse verzetsstrijders. Tegenwoordig spreken Parijse slagers vaak nog wel een paar woordjes louchébem, en bij leerling-slagers is er weer een hernieuwde belangstelling voor deze geheimtaal.
Het louchébem vervormt woorden op een manier die geniaal is in zijn eenvoud. De beginmedeklinker(s) worden naar het einde van het woord geschoven, er wordt een L voor in de plaats gezet (behalve als de beginletter al een L is, dan blijft die staan), en achter het aldus gevormde woord wordt een op het eerste gezicht willekeurig argot-suffix geplakt: dat kan –em zijn, zoals in het woord louchébem zelf:
boucher à loucherb à loucherbem, of fonetisch gespeld: louchébem,
maar er zijn ook tal van andere suffixen: -ji, -oc, -ic, -uche, -ès… Sommige louchébem-woorden zijn in de loop der jaren zo bekend geworden dat ze in het Standaardfrans zijn doorgedrongen, zoals loufoque (van fou, gek) of loufiat (van filou, boefje). Over het algemeen blijft het een voor buitenstaanders echter compleet onverstaanbare geheimtaal.
Na enig gepuzzel kon ik de scheldtirade van de slager nu ontcijferen: Putain! Pouffiasse! Garce! Salope! (‘Hoer! Troela! Rotwijf! Slet!’) en kon ik op zoek naar een adequate vertaling. In het Nederlands bestaat er ook wel slagers- en veekopersbargoens, maar de woordenlijsten die ik daarvan kon vinden leverden niet de juiste termen op. Bovendien is het voor de lezer juist leuk om het louchébem stukje bij beetje te leren ontcijferen, en dat aspect zou wegvallen als ik voor een ‘normale’ taalvariant koos. Een andere geheimtaal gebruiken dan maar, zoals de bekende p-taal? ‘Hoepoer, Slepet!’ Dat had wel iets, maar klonk me toch wel erg kinderachtig uit de mond van deze koelbloedige moordenaar.
Even dacht ik de oplossing gevonden te hebben toen ik zag dat Raymond Queneau in zijn Exercices de style ook een hoofdstukje in het louchébem heeft geschreven. Even kijken wat Rudy Kousbroek daarvan had gemaakt in zijn vertaling en klaar, hoopte ik. Kousbroek doopt het betreffende hoofdstuk ‘Kedietje vedielen’5 en gebruikt in zijn vertaling een variant van het ‘Geitenlatijn’6: hij voegt na iedere klinker de lettergreep ‘-die-’ in. Staat er bij Queneau:
Un lourjingue vers lidimège sur la lateformeplic arrière d’un lobustotem…
[Un jour vers midi sur la plateforme arrière d’un autobus…]
Dan wordt dat bij Kousbroek:
Odiep edien dadieg rodiend hediet middiedadiegudier zadieg idiek odiep hediet adiechtedierbadielcodien vadien edien lijdien zeddiestiedien
[Op een dag rond het middaguur zag ik op het achterbalkon van een lijn zestien…]
Op zich een mooie oplossing, maar niet erg bruikbaar voor mijn strip – de op deze manier bewerkte woorden worden namelijk makkelijk twee keer zo lang, en dat geeft problemen als je ze in een tekstballon moet proppen. Bovendien vond ik dit Geitenlatijn net als de p-taal iets te kinderlijk voor de zware jongens uit het slagersmilieu.
Uiteindelijk besloot ik de principes van het louchébem gewoon uit te proberen op de Nederlandse woorden. Als het dan toch een niet-bestaande geheimtaal moest worden, kon wat couleur locale beslist geen kwaad. Dit bleek extra goed te werken met woorden die vanzelf al een l of een oe bevatten, zodat het plaatje van daarnet het volgende resultaat gaf:
Sloerie à loerieslem, troela à loelatras, loeder à loederoc, kreng à lengkric
Door de context (‘die kleine…’) en omdat de woorden toch nog enigszins transparant blijven, denk ik dat de lezer voldoende houvast heeft om de betekenis te kunnen raden. Bovendien allitereren de op deze manier gevormde woorden natuurlijk allemaal, net als in het Frans, wat een mooi effect geeft.
Het resultaat beviel me zo goed dat ik het in de rest van het boek ook toepaste op de plaatsen waar louchébem werd gebruikt, wat soms een licht humoristische noot toevoegde aan de tekst, zoals hier:
Om een lang verhaal kort te maken: achteraf beschouwd was die aangeboden tariefverhoging van twintig procent nog een koopje, want de vertaling kostte me ongeveer honderd procent meer tijd dan gewoonlijk – al was het natuurlijk erg fijn bestede extra tijd. Hopelijk vindt Atom Agency zijn weg naar het grote publiek, zodat ook de volgende delen (normaal gezien nog twee) in het Nederlands kunnen blijven verschijnen. Daarom dus: allemaal als de gesmeerde liksemblem naar de lipwinkelstroc, lijpkikkers!
Noten
1 Een heler uit de onderwereld, ‘de snees met de gouden handjes’, wil Atom terwijl hij zijn laatste adem uitblaast nog vertellen waar de juwelen verborgen liggen, maar Atom verstaat hem niet goed: hij kan alleen -eil of -veil onderscheiden (in het Nederlands werd dat ‘iets als -ekker, -akker…’). Hij en zijn assistente bevinden zich in het antiquariaat van de heler, en Atoms eerste ingeving is dat de juwelen verstopt moeten zitten in een réveil (wekker). Die vinden ze echter nergens, zodat ze achtereenvolgens op zoek gaan naar een bouteille (fles), corbeille (mand) en zelfs een onwaarschijnlijke abeille (bij). Gelukkig wordt op de plaatjes duidelijk dat de winkel tot de nok vol is gestouwd met allerlei prullaria, zodat ik Atom rustig op zoek kon laten gaan naar een stekker, kurkentrekker en ten slotte een dubbeldekker. Uiteindelijk beseft Atom dat de juwelen verstopt zitten in een Boeddhabeeld, omdat Boeddha l’éveillé wordt genoemd, ‘de wakkere’.
2 Ze is Annette gebleven, maar de rechtstreekse link met ‘kever’/’hanneton’ is verloren gegaan – ‘Kleine Kever’ fungeert ook als een soort codenaam binnen het verzet, voor een meisje dat dan toevallig ‘Annette’ heet.
3 Le Zipholo van Eugène Christien en Henri Christiné uit 1907: ‘T'aurais beau connaître la craquette et la liquette / la croupionnette et la danse du bide à roulettes/ Et la ragada de miss Rutt / La mouillette et la cuscutte /Mais si tu n’as pas le zipholo du ziboulard / Le rondibé de la bistoque et du placard / Faut boucler ton bazar…’
4 https://www.youtube.com/watch?v=IDMS-KHYSv8
5 Volgens het ‘Bargoens woordenboek’ van Enno Endt en Lieneke Frerichs: eufemistische uitdrukking voor ‘vrijen’ (lett. ‘kutje voelen’).
6 Een geheimtaal waarbij achter elke klinker van het woord het tussenvoegsel -bew- wordt ingevoegd, waarna de klinker wordt herhaald.
Lies Lavrijsen studeerde Romaanse Taal- en Letterkunde en volgde de opleiding Engels-Nederlands aan de Vertalersvakschool. Ze vertaalt uit het Engels, Frans, Italiaans en Spaans, vooral jeugdliteratuur, maar ook strips, graphic novels, non-fictie en literaire romans voor volwassenen.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.