Het is augustus – het is rustig en warm in de boekhandel, er verschijnt weinig nieuws, het is eigenlijk wachten tot de grote stapels weer binnen komen, in september. Ook de boekenbijlagen houden het bij zomerlijstjes. Tot Louis-Ferdinand Céline mij opeens aanstaart, met onder zijn kin in grote letters ‘Het probleem Céline’. De Franse literaire wereld is in rep en roer: verloren gewaande teksten, waaronder onbekende fragmenten uit Mort à crédit en naar het schijnt zelfs een hele roman van zeshonderd pagina’s, zijn níét verloren. Het is een scène die erom vraagt verwerkt te worden in een boek: drie grote boodschappentassen – stel je hier even het rood-groen van Auchan voor, of het blauw van Leclerc – tot de rand gevuld met onbekend werk van wat misschien wel de meest controversiële Franse schrijver is uit de twintigste eeuw. Een fantastische, maar problematische ontdekking: is men in Frankrijk bereid zijn werk te publiceren? Je ziet hem bijna geniepig lachen: precies zestig jaar na zijn dood houdt Céline de gemoederen nog bezig...
Toevallig las ik deze zomer net Sterven of liegen (1994), privé-domein nummer 196, met daarin brieven van en interviews met Céline. Wanneer het over Céline gaat, gaat het algauw over zijn antisemitische pamfletten, zijn extreem-rechtse denkbeelden, zijn nazi-sympathieën. In Frankrijk is de man verguisd, er stond op enig moment zelfs een boete op het noemen van zijn naam in de pers. Een groot deel van zijn werk verschijnt niet in Frankrijk, maar in Canada. Ik wilde Céline in zijn eigen woorden leren kennen, en proberen te begrijpen waar die rabiate omslag in 1937 vandaan komt. Wat heeft ervoor gezorgd dat de stoppen doorsloegen, waarom schrijft hij na het nihilistisch te noemen Voyage au bout de la nuit die beruchte pamfletten?
Omslag van de Russische vertaling van Voyage au bout de la nuit
Misschien is een deel van het antwoord te vinden in de Sovjet-Unie, nader bepaald: in de gang van zaken rondom de Russische vertaling van Voyage au bout de la nuit. Célines magnum opus verscheen in 1932 en kende een enorm succes. De Reis choqueerde, was zwartgallig tot op het bot, maar gaf ook uitdrukking aan de machteloosheid van een hele generatie Franse soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog en de uitzichtloosheid ná die oorlog. Een van de bewonderaars van het eerste uur was schrijver en surrealist Louis Aragon, die zijn vriendin (later vrouw) Elsa Triolet ertoe aanzet het boek te vertalen in het Russisch. De vertaling verschijnt in 1934 in Moskou, zij het in hevig gecensureerde vorm. Ook in de Sovjet-Unie kent het boek een stormachtig succes en op instigatie van Triolet bezoekt Céline Leningrad. Dat bezoek en de hevig gecensureerde vertaling doen Céline in woede ontsteken:
Ik deel hun [de Sovjets] mede dat de Reis AMBTSHALVE door de Sovjets vertaald werd (volstrekt zonder mij daarin te kennen!) en dat de vertalers niemand minder zijn dan Elsa Triolet en haar echtgenoot Aragon die zich geenszins gehinderd voelden aan mijn tekst te prutsen om die op hun propaganda af te stemmen. De Sovjets zijn me voor deze vertaling overigens nog steeds geld schuldig. (Sterven of liegen, pagina 134, cursivering CB)
Triolet en Aragon waren beiden lid van de Franse communistische partij, en het feit dat de Voyage nu wordt ingezet als ultra-links propagandamiddel gaat er niet in bij Céline. Die ‘inlijving’ van de Voyage bij extreemlinks is echter niet voorbehouden aan de Sovjet-Unie. Ook in Frankrijk wordt het boek eerder als ‘gauchiste’ dan ‘droitiste’ ontvangen, met name door de kritiek die Céline levert op het kapitalisme enerzijds (er is een passage over de Fordfabriek in de Verenigde Staten, waar alles draait om productie en niets om mensen) en de vraagtekens die hij plaatst bij hiërarchische verhoudingen tussen mensen. Er lijkt dus iets anders aan de hand: niet het feit dat de Reis als ‘links’ of ‘anarchistisch’ wordt bestempeld maakt Céline boos, maar wat dan wel (behalve het feit dat er ingegrepen wordt in zijn zorgvuldig gecomponeerde tekst)?
Aanwijzingen daarvoor vinden we in zijn pamflet Mea Culpa (1936), dat hij vlak na zijn terugkeer uit de Sovjet-Unie schreef. Het weerspiegelt Célines teleurstelling: hij hoopte na zijn ontberingen in de oorlog en de jaren daarna wellicht een teken van humaniteit te vinden in het communisme. Na zijn bezoek aan Leningrad is die hoop echter vervlogen:
La grande prétention au bonheur, voilà l’énorme imposture! C’est elle qui complique toute la vie! Qui rend les gens si venimeux, crapules, imbuvables. Y a pas de bonheur dans l’existence, y a que des malheurs plus ou moins grands, plus ou moins éclatants, secrets, différés, sournois… (Mea Culpa)
[Dat men meent recht te hebben op geluk, dat is de grootste oplichterij! Dát maakt het hele leven zoveel ingewikkelder! Dát zorgt ervoor dat mensen kwaadaardig, schofterig, onverteerbaar worden. Er is geen geluk in het leven, er is alleen leed, groot of klein, uitzinnig of bedaard, verborgen, veelsoortig, geniepig leed…]
Dat nu uitgerekend zíjn Reis, waarin hij uitdrukking probeert te geven aan dat nihilisme, de uitzichtloosheid van het bestaan en de volkomen eenzaamheid van de mens, wordt ingezet voor een ideologie die optimistisch het tegenovergestelde propageert – dáár wringt de schoen. Natuurlijk is dit maar een deel van het verhaal, maar die Russische censuurvertaling en de uitnodiging van Triolet om naar de Sovjet-Unie te komen (en de teleurstelling die daarop volgt) lijken in grote mate te hebben bijgedragen aan de verbittering van Céline. Eerst moet het communisme het ontgelden in Mea Culpa, in het volgende pamflet, Bagatelles pour un massacre (1937), toont Céline zich radicaal antisemitisch. De joden, zo zegt hij, zijn overal – met name onder het journaille, onder de Sovjets: laten dat nu net de groepen zijn waarmee de schrijver problemen ondervindt. Triolet is de belichaming van alles wat er mis is met deze wereld volgens Céline: ze is communistisch (dus: optimistisch), getrouwd met Aragon (die er in de Eerste Wereldoorlog ‘makkelijk’ vanaf kwam door als hospik te werken), en is joods.
Het lijkt er dus op dat die Russische vertaling van de Reis en het bezoek aan de Sovjet-Unie als olie op het vuur waren voor een man die toch al gedesillusioneerd was. Het blijft speculeren waarom Céline nu uiteindelijk zo volkomen ontspoorde, want er zijn legio oorzaken te verzinnen (zó teleurgesteld zijn in Frankrijk dat je ‘dan maar’ de kant van de nazi’s kiest, opgegroeid zijn in extreme armoede en daarom een wrok koesteren tegen de – stereotiep – rijke joodse gemeenschap?, in het pamflet een literaire vorm vinden waarin hij kon excelleren), maar het lijkt er sterk op dat de Russische Reis (op twee manieren te interpreteren) de boel heeft doen exploderen.
En dat leidde ertoe dat Louis-Ferdinand Céline in Frankrijk nog altijd wordt gewantrouwd, ondanks zijn revolutionaire stijl en volkomen authentieke stem. Het was een man die zich altijd onbegrepen voelde, en die zelfs zo lang na zijn dood nog als ‘probleem’ wordt gezien. Het zal me benieuwen op wat voor onthaal de ‘boodschappentasmanuscripten’ kunnen rekenen. Zal Frankrijk deze teksten zondermeer laten verschijnen? Lucette, Célines vrouw, is er niet meer om het te verhinderen, maar hoe staat het met de rest van de Fransen?
Céline roept nog altijd veel weerstand op, en het is maar de vraag of de zopas ontdekte teksten echt licht zullen werpen op zijn schijnbaar plotselinge ommezwaai richting dat radicale. Misschien doet dat er ook niet toe, misschien laat die interne crisis zich wel nooit verklaren, en zien wij enkel de symptomen ervan. Het wordt hoe dan ook spannend om te zien hoe deze nieuwe teksten (en vertalingen) hun weg zullen vinden in het literaire debat – zullen ze zich weten los te zingen van de hele voorgeschiedenis? Hoe zullen de teksten zonder inmenging van de auteur zelf ontvangen worden? Misschien, heel misschien, kan Céline een ander predicaat krijgen dan ‘probleem’?
Noot
1 Ook de uitgever van de eerste Nederlandse vertaling, Mulder & Co., drong aan op een ingekorte versie van de Reis. Toen vertaler J.A. Sandfort deze coupures voorlegde aan Céline, liet die per kerende post weten onder geen enkel beding akkoord te gaan. Uiteindelijk ging men akkoord met een integrale vertaling van de Franse tekst, en kon er constructief overleg plaatshebben tussen schrijver en vertaler. De hier beschreven Russische casus geeft blijk van precies het tegenovergestelde. Zie ook Mooij & Sanders 2019 en Sanders & Mooij 2019.
Bronnen
Céline, Louis-Ferdinand. 1936. Mea Culpa. Paris: Denoël & Steele.
Céline, Louis-Ferdinand 1937. Bagatelles pour un massacre. Paris: Editions Denoël.
Céline, Louis-Ferdinand. 1994. Sterven of liegen. Brieven, interviews en documenten. Gekozen, ingeleid en vertaald door Jan Versteeg. Privé-domein 196. Amsterdam: De Arbeiderspers.
Haan, Martin de. 2021. ‘Gestolen manuscripten van Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline teruggevonden’, de Volkskrant, 8 augustus.
Mooij, Janine R. & Mathijs Sanders. 2019. ‘Ik heb de flair, om teksten goed te vertalen, die ik soms pas veel later ga begrijpen’, Zacht Lawijd, 18:4.
Sanders, Mathijs & Janine R. Mooij. 2019. ‘Josephus Adrianus Sandfort, 1893-1959’, via https://www.vertalerslexicon.nl/1893/12/06/josephus-adrianus-sandfort-1893-1959/
http://louisferdinandceline.free.fr/indexthe/russie/celinevu.htm
Carlijn Brouwer (1989) is vertaler uit het Frans en vertaalde onder meer werk van David Foenkinos en Adrien Bosc. Daarnaast werkt ze voor verschillende uitgevers als persklaarmaker en als boekverkoper.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl