Afgelopen 8 september was er ineens bijzonder veel positieve aandacht voor de studie Nederlands. Aafje de Roest, promovenda aan de Universiteit Leiden, besloot na de zoveelste slecht onderbouwde, negatieve column over de vermeende onaantrekkelijkheid van deze opleiding om daar een offensief van enthousiasme tegenover te stellen. Onder de hashtag #WijZijnNeerlandici riep ze alumni op om op sociale media te delen waarom zij ervoor hadden gekozen Nederlands te studeren.
Eén van die alumni die meededen was ikzelf: ik behaalde mijn bachelor Nederlandse taal en cultuur en de master Nederlandse literatuur en cultuur – beide aan de Universiteit Utrecht. Tot mijn verbazing kreeg mijn tweet een hele hoop likes en retweets van bekenden en onbekenden. De hashtag was een groot deel van de dag trending. Er kwamen fijne en ook grappige reacties op mijn tweet. Zo verweet iemand met een vage profielfoto me om onduidelijke redenen dat neerlandici zichzelf als het middelpunt van het heelal zien.
Een andere twitteraar die op mijn bericht reageerde, schreef: ‘… en dan ga je vertalen :))’ Ze had blijkbaar in mijn twitterbio gezien dat ik bij het Expertisecentrum Literair Vertalen werk. Er was natuurlijk sprake van een misverstand, want het ELV is geen vertaalbureau. En toch was haar verbazing niet vreemd, want op het eerste gezicht lijken Nederlands studeren en vertalen ver uit elkaar te liggen.
Er wordt vaak gezegd dat het grote voordeel van het bestuderen van je moedertaal of eerste taal is, dat je juist géén vertaalslag hoeft te maken. Geen taalverwervingsvakken, maar meteen de diepte in. Discussiëren over de taal die je het best beheerst ín de taal die je het best beheerst. Je begrijpt de referenties in een tekst naar gemeenplaatsen, culturele gebruiken, je kent alle connotaties van een woord in een gedicht, weet intuïtief of je iets wel of niet zo kunt zeggen in je taal.
Uiteraard is dit een versimpelde weergave van de werkelijkheid, want ook in je eigen taal mis je van alles: bepaalde religieuze of culturele verwijzingen waar je niet mee opgevoed bent, gebruik van voor jou onbekende dialecten (waarvan je al in blok één van de studie leert dat je ze beter kunt zien als aparte talen) enzovoort. Verder is het een feit dat er door de verschillende gebruikers ervan constant allerlei talen door de Nederlandse taal heen gemixt worden. Taalgebruikers die vanuit de hele wereld komen, en overal ter wereld wonen. En dan zijn er nog de woorden in teksten van eeuwen geleden in het Oudnederlands of Middelnederlands die je moet opzoeken in het WNT. En zo begint het toch bijna op vertalen te lijken.
En toch: het verschil tussen mij en iemand die een extra taal heeft bestudeerd, is dat ik alleen expert ben in het Nederlands. En voor het vertalen heb je nu eenmaal niet alleen een grote deskundigheid nodig in je doeltaal, maar ook in je brontaal. Twee talen dus, op z’n minst. Een beroep als literair vertaler ligt voor een neerlandicus dus niet per se voor de hand.
Gelukkig heb ik die ambitie ook niet, hoewel vertalen me ontzettend leuk lijkt. Wie weet komt het er ooit van als ik de behoefte krijg om een andere taal in te duiken. Voor nu werk ik met veel plezier bij een organisatie die beginnende vertalers in en uit het Nederlands opleidt en verder helpt in hun loopbaan. Dit uitvoeren van vertaalbeleid past dan weer wél heel goed bij mijn studie en met name bij de ervaringen die ik in het verlengde daarvan heb opgedaan.
Ik kwam voor het eerst echt in aanraking met de vertaalwereld toen ik tijdens mijn bachelor stageliep bij het Nederlands Letterenfonds. Ik was stagiair communicatie bij Hanneke Marttin, en het duurde niet lang voor ze me voorstelde aan Andrea Kluitmann en Nicolette Hoekmeijer, met wie ze samen de Vertalersgeluktournee organiseert. Meer vertalers ontmoette ik in het Vertalershuis in Amsterdam; buitenlandse vertaler die daar verbleven om in een Nederlandse context aan hun vertalingen te kunnen werken. En een zaal vol vertalers zag ik op mijn eerste Literaire Vertaaldagen. Ze waren allemaal even enthousiast om mij te vertellen over hun werk, waar ik tot dan toe eigenlijk weinig vanaf wist.
Tijdens die stageperiode waren Nederland en Vlaanderen toevallig eregast op de Frankfurter Buchmesse. Als stagiair mocht ik er met de trein naartoe. Er waren enorme hallen om in te verdwalen, met uitgeverijen uit de hele wereld. In het paviljoen van de eregasten stonden rijen boeken van Nederlandse en Vlaamse auteurs vertaald in alle talen. Rond die tijd verscheen ook De avonden van Gerard Reve voor het eerst in het Engels, in een vertaling van Sam Garrett. Dat werd het onderwerp van mijn bacherlorscriptie.
Ook bepalend waren de kennismakingen met studenten, docenten en onderzoekers uit de internationale neerlandistiek. Ik assisteerde de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek bij het 20e congres in Leuven en leerde daar veel mensen kennen die deze taal met een grote passie doceren buiten het Nederlandse taalgebied en er vaak ook uit vertalen. Voor deze neerlandici is de combinatie met vertalen helemaal niet gek.
Op het congres in Leuven, met in de hand De Standaard met een artikel over
de internationale neerlandistiek en op de achtergrond een kaart met opleidingen Nederlands wereldwijd.
Zo groeide mijn interesse in de verspreiding van literatuur over de taalgrenzen. Wat ik interessant vond en nog altijd vind is hoe het komt dat het ene boek wel in vertaling verschijnt en het andere niet, welke actoren daarbij allemaal betrokken zijn, welke invloed overheidsbeleid heeft, en de bemiddeling door de vertaler. En of er bijvoorbeeld verschillen zijn in de verspreiding van vertalingen van Nederlandse en Vlaamse auteurs, kort samengevat het onderwerp van mijn masterscriptie.
Dankzij mijn werk bij het ELV, waar ik tegen het einde van mijn master begon, is mijn kennis van vertalen en de vertaalwereld logischerwijs verder uitgebreid. Door veel in aanraking te komen met in het Nederlands vertaalde literatuur is ook mijn beeld van het Nederlandse literaire veld veranderd. Waar ik me als neerlandica voornamelijk bezighield met oorspronkelijk Nederlandstalige auteurs heb ik nu meer oog gekregen voor de vertaalde titels in de boekenkasten. Ik zie die twee categorieën steeds meer als een geheel. Als één grote, in het Nederlands geschreven literatuur.
Tijdens mijn bachelor volgde ik een verdiepingspakket met de titel ‘Nederlandse literaturen en hun contexten door de eeuwen heen’, waarin de vraag centraal stond: wat verstaan we eigenlijk onder Nederlandse literatuur? Dat ging zowel om welk soort teksten als literatuur beschouwd werden (en of dat niet eens verruimd zou moeten worden), als om het adjectief ‘Nederlandse’. Daarbij kwamen kwesties aan de orde als het wel of niet bij elkaar zetten van Nederlandse en Vlaamse auteurs in literatuurgeschiedenissen en canons, of Nederlandstalige auteurs uit de overzeese gebiedsdelen, of auteurs uit Nederland of Vlaanderen die in andere talen dan het Nederlands schreven, bijvoorbeeld het Latijn of Frans, enzovoort. En wat te doen met auteurs uit een tijd waarin Nederland als land nog niet bestond?
Of we het toen ook over vertalingen hadden kan ik me niet herinneren, maar het werd me wel duidelijk dat je tijdens de studie Nederlands bijna alles tot je onderzoeksonderwerp kon rekenen. Zelf deed ik dat in ieder geval door zoals gezegd het proces van verspreiding van Nederlandstalige auteurs in andere talen te bestuderen. De vertaalrichting de andere kant op leek iets minder voor de hand te liggen, en tegelijk is het zeker dat Nederlandstalige auteurs en lezers in het Nederlandse taalgebied beïnvloed worden door wat zij aan buitenlandse auteurs aantreffen in de boekhandels hier. ‘Nederlandse literatuur’ is kortom niet eenduidig en bestaat niet in een vacuüm.
Heel concreet leidde mijn ‘herontdekking’ van de vertaalde literatuur in het Nederlands ertoe dat ik zelf meer vertaalde literatuur ben gaan lezen. En tegenwoordig kijk ik altijd even in het colofon – of steeds iets vaker direct op het omslag – wie een boek vertaald heeft. Zo ken ik steeds meer namen van mensen die het mogelijk maken dat we boeken uit de hele wereld kunnen lezen.
Wat ik ook heb ontdekt: vertalers blijken, naast fijne collega’s, breed geïnteresseerde en betrokken mensen. Deze eigenschappen zijn ook noodzakelijk voor het uitoefenen van hun werk. Het overbrengen van andere culturen naar de onze en het besef van de verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt zijn essentiële onderdelen van het vertaalvak. Ik ben blij dat ik in mijn werk bij het ELV en in mijn netwerk kan bijdragen aan een betere zichtbaarheid van dit waardevolle beroep, in de hoop daarmee ook de (financiële) positie van vertalers te verbeteren.
Met het ELV hebben we onlangs de hashtag #RoemDeVertaler in het leven geroepen om meer positieve aandacht voor vertalers te creëren. Wellicht wordt het tijd die ook eens trending te maken.
Anne Sluijs (1994) is neerlandica en letterkundige. Ze is projectmedewerker bij het Expertisecentrum Literair Vertalen. Daarnaast is ze lid van de werkgroep literatuur van de redactieraad van Ons Erfdeel en recenseert ze voor De Reactor. Ze schrijft voor verschillende media over hedendaagse literatuur en cultuur.