Aan Wan-Chen Tsai en Harald Van der Biest
Het is wonderlijk hoe we met de ‘dingen’ in contact komen – soms op onverwachte momenten die we dan met dat aangename ‘toeval’ vereenzelvigen – wanneer we er maar voor open staan, en we verder voldoende tijd nemen er wat dieper op in te gaan. Zo was ik laatst aangetrokken tot een tekst die ik op de webpagina van een praktijk in Chinese geneeskunde aantrof. Het is een geschrift van Petrus Augustus de Génestet (1829-1861) over wie ik eerder nog nooit had gehoord. Shame on me.
Van Heusde’s spreuke
Veel wordt bewezen dat toch in den grond niet waar is,
En veel is eeuwig waar, ofschoon ’t bewijs niet daar is.
Het betreft Leekedichtje XXXVIII uit P.A. de Génestets ‘Leekedichtjes’.1
Waarom schreef de Génestet deze versregels? Hij was predikant-dichter bij de Remonstrantse Gemeente in Delft, ten tijde van een opkomend 19de eeuws conflict tussen moderne en conservatieve protestanten. Met deze spreuk van Van Heusde brengt de Génestet ‘hulde aan Prof. P.W. van Heusde, hoogleraar te Utrecht, die ernaar streefde de wijsbegeerte der uitwendige wereld met die der inwendige in overeenstemming te brengen.’2 In deze lichtvoetige, kritische leekedichtjes, waarin soms ook veel twijfel van de auteur schuilt, nodigt de Génestet de lezer (dus de leek) uit om zelf na te gaan wat hij gelooft.
Het verband tussen deze goed uitgekozen spreuk en de Chinese geneeskunde, met andere woorden het antwoord op de vraag ‘Waarom vermeldt een praktijk in Chinese geneeskunde deze twee verzen?’, lijkt me vrij duidelijk. Inderdaad, de moderne westerse geneeskunde steunt in principe op (harde) wetenschappelijke bewijzen. De westerse mens heeft immers, zoals Nietzsche dat in zijn werk Götzen-Dämmerung aangeeft, altijd de neiging om het onbekende te herleiden naar iets dat bekend is: ‘Etwas Unbekanntes auf etwas Bekanntes zurückführen, erleichtert, beruhigt, befriedigt, gibt außerdem ein Gefühl von Macht.’3 De westerse mens is veelal wars van niet-weten. De traditionele Chinese geneeskunde vindt daarentegen vooral haar basis in duizenden jaren overlevering, ziet daarbij eerst de patiënt en niet alleen de ‘ziekte’, en is meer in staat ‘niet te weten’. Het is natuurlijk niet zo dat het ene ‘goed’ is, en het andere ‘slecht’; ook hier is het aan de mens zelf om in zichzelf te kijken en te ontdekken wat hij ‘gelooft’ en wat hij in dit geloof met elkaar kan verzoenen.
Ook in het literair vertalen komt heel veel ‘weten’ en ‘niet-weten’ aan bod, met name in het analyseren, het begrijpen, het interpreteren van de brontekst. Zo lees ik bijvoorbeeld enerzijds in de laatste roman van David Diop: ‘Nous ramenons toujours l’inconnu au connu.’4 Het was me meteen duidelijk dat Diop hiermee verwijst naar de eerder in deze tekst vermelde passage uit Nietzsches ‘Götzen-Dämmerung’.
Maar naast dit voorbeeld van ‘weten’ wat de tekst betekent, worstelen literair vertalers anderzijds ook met ‘niet-weten’. In zijn roman ‘La Bavolette’ bijvoorbeeld, schrijft Paul de Musset over goudsmid Labrosse (dus letterlijk: goudsmid Deborstel): ‘L’orfèvre (…) essuyait la poussière d’un écrin. (…). Il laissa le petit ballet de plumes qu’il tenait à sa main (…).’5 [vrije vertaling: ‘De goudsmid (…) was een juwelenkistje aan het afstoffen (…). Hij liet de kleine plumeau die hij in zijn hand hield los (…).’ ] Er wordt met ‘ballet de plumes’ wel degelijk het object ‘balai de plumes’ bedoeld, dus letterlijk een ‘bezem van pluimen’, een ‘plumeau’ of ‘vederborstel’ of ‘stofkwast’, maar er staat ‘ballet’... Onder ‘ballet’ vind ik als betekenis enkel de dans terug. Samen met een erg taalgevoelige en belezen Franstalige professor (in de rechten) durfde ik al in het jaar 2005 het vermoeden te opperen dat – dixit laatstgenoemde professor – ‘le “ballet de plumes” constitue un superbe jeu de mots métaphorique car le mouvement de l’orfèvre sur l’écrin fait penser à un véritable ballet d’autant plus qu’il est façonné de plumes!’ [vrije vertaling: ‘[dat] ‘ballet de plumes’ een fantastische metaforische woordspeling vormt omdat de beweging van de goudsmid op het juwelenkistje aan een waarlijk ballet doet denken, vooral omdat de ‘ballet/balai’ uit pluimen bestaat!’]. Bij het zien van de volgende tekeningen, moet ik toegeven dat de drie afgebeelde neerwaartse plumeaus me inderdaad wel een beetje aan een dansrokje, ja zelfs aan een tutu doen denken.
En, raar maar waar, de ‘balai’ komt ook in de vermelde roman van Diop voor. Ik lees: ‘Tu sais d’où vient le nom de Balaine?... Non, tu ne devines pas ?... Eh bien, c’est parce que les gens du village vont cueillir depuis toujours, dans les environs du château, des joncs pour fabriquer des balais.’6 [vrije vertaling: Weet je vanwaar de naam ‘Balaine’ komt?... Nee, kan je het niet raden?... Wel, die naam baseert zich op het feit dat de mensen uit het dorp al van oudsher in de omgeving van het kasteel rietstengels komen plukken om daarmee bezems [balais] te maken.].
Verder vroeg ik me af – en daarmee wil ik graag eindigen – of de Génestet nog iets ‘anders’ met het Verre Oosten zou kunnen hebben. Waarachtig, in zijn gedicht ‘Twee in één huis’7, lees ik de volgende verzen:
Hij hield vergaadring, dag aan dag,
Voor schooljeugd en Chinees,
Intusschen bouwde zij haar huis,
In ’s Heeren rechte vrees.
Wie weet wat de Génestet met die ‘Chinees’ bedoelt? Ik lees en glimlach: ‘Men noemt de Nederlanders om hunne vasthoudendheid aan het oude en verouderde wel eens de Chineezen van Europa’.8 Met die eventuele betekenis is de cirkel alleszins rond en vallen we terug op dat 19de eeuwse conflict tussen moderne en conservatieve protestanten…
Noten
1 De dichtwerken van P.A. de Génestet, verzameld en uitgegeven onder toezicht van C.P. Tiele, Amsterdam, Gebroeders Kraay, 1869, 295.
2 Jeugdbrieven van Petrus Augustus de Génestet (1829-1861), verzameld door Drs. C.M. Verkroost (R.U.U.), 1976, p. IX.
3 ‘Iets onbekends tot iets bekends herleiden geeft opluchting, rust en bevrediging en bovendien een gevoel van macht.’ (Friedrich Nietzsche, Afgodenschemering, vert. Hans Driessen, Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers, 2011, 51).
4 David Diop, La porte du voyage sans retour, Paris, Éditions du Seuil, 2021, 54.
5 Paul de Musset, La Bavolette, Paris, Michel Lévy Frères, 1856, 61.
6 David Diop, La porte du voyage sans retour, Paris, Éditions du Seuil, 2021, 32.
7 De dichtwerken van P.A. de Génestet, verzameld en uitgegeven onder toezicht van C.P. Tiele, Amsterdam, Gebroeders Kraay, 1869, 283.
8 Woordenboek der Nederlandse Taal, Zie https://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M012666&lemmodern=chinees&domein=0&conc=true.
Isabelle Bambust is freelance vertaler en onderzoeker, en vrijwillig postdoctoraal medewerker aan de UGent, Faculteit Recht en Criminologie
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.