We gaan weer massaal op vakantie. Sommigen van ons gaan ook weer vliegen. Het is te hopen dat het vliegtuig dat we nemen een beetje goed onderhouden is zolang het Covidmatig ergens geparkeerd stond, want anders kunnen er ongelukken gebeuren. Het zou kunnen dat er niet genoeg brandstof in de houder zit, of dat er iets kort na de opstijging mis gaat, en anders is de deining wel het probleem, of, als u met een klein vliegtuig reist, kan de luchtschroef vastlopen, of er breekt brand uit in de kombuis, of de hofmeesteres komt ons in de kajuit vertellen dat de vlieger in de stuurhut onwel is geworden en dat de stuurautomaat het niet doet. Laten we hopen dat er dan geen grote kraak volgt.
U denkt: die vent heeft weinig verstand van vliegen en luchtvaartterminologie, en dat is ook zo. Maar ik zou nog minder weten als Oom Co er niet was geweest. Ik heb Oom Co nooit gekend en hij was ook geen echte oom, maar ik noem hem wel altijd zo. Oom Co is een aangetrouwde oudoom van mijn echtgenote. Die heeft Oom Co ook niet echt gekend, want Jacob Elisa van Tijen overleed in 1958, nog geen 62 jaar oud. Co van Tijen was een luchtvaartpionier. Hij deed allerlei spannende dingen toen het vliegen nog relatief nieuw was, zoals toen hij in april 1930 – hij had net twee weken daarvoor zijn vliegbrevet gehaald – de eerste substantiële zweefvlucht in Nederland uitvoerde. Later dat jaar maakte hij de eerste solovlucht naar Nederlands-Indië, hij voer 74 keer als bemanningslid mee met de Graf Zeppelin LZ 127 en in 1935 deed hij mee aan de Gordon-Bennett-ballonrace. Daarna werd hij adjunct-directeur van de Fokker-vliegtuigfabrieken.
Co van Tijen (1897–1958)
Bij tijd en wijle ga ik, ter voorbereiding van een biografische schets van Co van Tijen, op zoek naar sporen van dit illustere familielid, en daarom bladerde ik door een paar op de kop getikte jaargangen van De Vliegsport. Populair geïllustreerd weekblad op luchtvaartgebied. Op 29 oktober 1937 meldde dit blad iets dat ik nog niet wist: een paar maanden eerder had in de Industrieele Club in Amsterdam op initiatief van Van Tijen een bespreking plaats gehad over de ‘zuivering van de luchtvaarttaal’, waarbij ‘de gehele luchtvaartwereld’ aanwezig was. ‘Nadat de behoefte aan een krachtige bestrijding van het taalbederf duidelijk was gebleken’ werd er een commissie ingesteld met vertegenwoordigers van de ministeries van Defensie en Waterstaat, de Inspectie Militaire Luchtvaart, het Nationaal Luchtvaartlaboratorium, de luchtvaartpers, de luchtvaartindustrie en de KLM. De Vliegsport bericht over een tussenverslag van de commissie: ‘Niet minder dan 80 van de ruim 250 op de zwarte lijst geplaatste, minder gewenste luchtvaarttermen werden reeds door goede Nederlandsche woorden vervangen.’ De uiteindelijke lijst zal door het Genootschap Onze Taal worden ‘goedgekeurd’.
Het tussenverslag noemt enkele van de ‘belangrijkste aanbevolen vervangwoorden’. ‘Actie-radius’ moet ‘vliegbereik’ worden, beter Nederlands voor ‘aileron’ zou ‘rolroer’ zijn, ‘ruimtevaart’ moet worden verkozen boven ‘astronautiek’, en ‘autogiro’ moet ‘molenvliegtuig’ worden. De woorden weerspiegelen de stand van zaken in de luchtvaart, die ook de inhoud van De Vliegpost bepaalt. Daar gaat het niet alleen, in artikelen en advertenties, over de strijd tussen Fokker en Koolhoven om de hegemonie in de Nederlandse luchtvaartindustrie, maar ook over de zweefvliegerij, de ballonluchtvaart, de modelvliegerij, over vliegrecords en over internationale ontwikkelingen in de vliegtuigbouw. Opvallend is de grote aandacht voor technische zaken. In de ‘Vraagbus’ krijgen lezers op verzoek gedetailleerde gegevens over technische details die nu ongetwijfeld bedrijfsgeheimen zouden zijn. Wie dat wilde, kon zelf aan de slag met een per advertentie aangeboden tweedehands vliegtuigmotor.
Er was al eerder, toen de luchtvaartkinderschoenen nog veel kleiner waren, gepraat over luchtvaarttermen. ‘Er gaat geen dag voorbij,’ beweert het Algemeen Handelsblad op 8 november 1910, ‘of wij ontvangen brieven, briefkaarten, kattebelletjes van […] lezers, met een opmerking over luchtvaartwoorden.’ Volgens het artikel probeerde de krant door lezers voorgestelde woorden te gebruiken, maar moest men telkens ‘besluiten, dat de voorgeslagen woorden in hun Hollandschen vorm ons maar niet recht konden aanstaan.’ De puristische aandacht van de krant en haar lezers gold, zo blijkt uit het artikel, vooral Duitse termen. Er moest dus iets veranderen, en dat moest vooral uit de luchtvaartwereld zelf komen. ‘Kunnen wij het daarbij […] af zonder regeeringshulp, zonder officieele commissie, zonder congres – nog beter!’ Twintig jaar later, in de Volkskrant van 5 april 1930, vinden we een kortstondig spoor van een dergelijke commissie, die ‘tot taak had te pogen de vele vreemde woorden en vaktermen, die bij den Nederlandschen leger- en marinevliegdienst in gebruik zijn, door Hollandsche woorden te vervangen’. Volgens het bericht was er een woordenlijst gemaakt die weldra zou worden gepubliceerd, maar ik heb bij het beperkte zoeken in het kader van deze column een dergelijke publicatie ter bestrijding van ‘aviatisch koeterwaalsch’ (de Haagsche Courant van 18 april 1930) niet kunnen vinden.
De werkzaamheden van de commissie van Oom Co had wél een tastbaar resultaat: begin 1939 verscheen bij uitgeverij J. Noorduyn en Zoon N.V. te Gorinchem, 64 pagina’s dik, het boekje Luchtvaartwoorden. Lijst van 250 Nederlandsche luchtvaarttermen in opdracht van de belangrijkste luchtvaart-organisaties hier te lande vastgesteld door de Commissie. De redactie was in handen van de secretaris van de Commissie voor Luchtvaart-Terminologie, G.H.J.J. Schuurmans Stekhoven. Het boekje – zij het een tweede (en laatste) druk – bleek tot mijn eigen verrassing ergens op een plank hier in huis te staan, maar ik had nooit gezien dat Oom Co er iets mee te maken had. Hij wordt netjes vermeld als initiatiefnemer, maar lijkt verder geen bemoeienis met de samenstelling te hebben gehad – tenzij de gepassioneerde zeiler verantwoordelijk was voor een van de acht richtlijnen die de commissie had gehanteerd: ‘Aan toepassing van overeenkomstige begrippen uit de zeevaart wordt veelal de voorkeur gegeven (stuurhut of stuurkuip in plaats van cockpit).’ Richtlijn nummer 1: ‘Vreemde woorden worden zooveel mogelijk door Nederlandsche woorden vervangen (mengselmeter in plaats van gasanalyser).’ Richtlijn 2: ‘Tegen germanismen en amerikanismen wordt streng gewaakt (stijgwind in plaats van opwind; stuurautomaat in plaats van automatische piloot).’
Een molenvliegtuig uit De Vliegsport
De commissie – allemaal mannen – vergaderde maandelijks, en ze had het vooral over technische woorden. Ik mis de kennis om te beoordelen welke van de oorspronkelijke of de voorgestelde nieuwe woorden nog gangbaar zijn of niet, maar duidelijk is dat menig woord, zijn verklaringen en het nieuwe voorstel nu alleen nog vertalers van historische luchtvaartteksten van dienst kunnen zijn. Zoals ‘cabane’ (‘Uit stijlen samengesteld verbindingselement tusschen vleugel en romp van een vliegtuig.’), dat ‘vleugelbok’ of ‘baldakijn’ moet worden, woorden die verdwenen met de cabane zelf. Sommige woorden waren hardnekkiger dan de samenstellers van de luchtvaartwoordenlijst wilden, zoals ‘hélicoptère’, dat, vernederlandst weliswaar, bleef bestaan ondanks het voorstel ‘schroefvliegtuig’. Terwijl de Commissie in haar boekje het voorstel om dit woord door het andere te vervangen heel zakelijk deed, was De Vliegsport in een van de ‘Woord van de week’-kadertjes waarmee ze reclame maakten voor Luchtvaartwoorden stelliger: ‘Hélicoptère noemde men vroeger een vliegtuig, dat – in plaats van door een vleugel – gedragen wordt door één of meer mechanisch aangedreven schroeven (draagschroeven). De tijd, dat wij liever vreemde woorden gebruikten, ligt al weer ver achter ons. Tegenwoordig wordt gesproken van een schroefvliegtuig.’ Vreemd genoeg komt in Luchtvaartwoorden het woord hefschroefvliegtuig, dat toen al bestond, niet aan de orde, zoals we in het – over germanismen gesproken – ‘Slagwoordenregister’ – kunnen constateren. Het goed puristische woord ‘wentelwiek’ lijkt pas later te zijn uitgevonden.
Vliegtuig in Luchtvaartwoorden
De lijst met Luchtvaartwoorden kreeg de kans niet om een officiële status te krijgen, want ze verscheen in een onrustig tijdsgewricht. Niet alleen ontwikkelde de luchtvaart zich nog steeds in rap tempo, met alle gevolgen van dien, die ook in de Commissie voor Luchtvaart-Terminologie merkbaar waren. De voorzitter ervan, A.G. von Baumhauer, een Friese luchtvaartpionier die als ingenieur bij de Luchtvaartdienst van het ministerie van Waterstaat werkte, kwam in maart 1939 – de brochure was net verschenen – als waarnemer bij een mislukte testvlucht van een Boeing-toestel in de Verenigde Staten om het leven. En toen kwamen oorlog en bezetting. Officier-vlieger 2e klasse J.M. Uytenhoudt, die het ministerie van Defensie vertegenwoordigde, sneuvelde bij de verdediging van de Haagse vliegvelden in de meidagen van 1940. Voor de ontwikkeling van de militaire luchtvaart was in De Vliegsport in de loop van de jaren veel aandacht geweest. In de aflevering van 21 april 1939 maakte de Duitse firma Junkers (van de later beruchte Stuka’s) paginavullend reclame met een recordvlucht van een van hun bommenwerpers. De consequentie van de opgelopen spanningen was dat een week later de uitgever van De Vliegsport, Misset, liet weten dat de publicatie van het blad na vier jaar gestaakt moest worden vanwege de mobilisatie van de hoofdredacteur en een deel van de technische medewerkers. De belangstelling voor anglicismen en germanismen zou weldra door de geopolitieke ontwikkelingen een heel andere dynamiek krijgen. Oom Co van Tijen bleef nog even onderdirecteur en later directeur van Fokker maar werd in 1941 door de bezetter ontslagen. Hij ging in het verzet, werd gearresteerd en overleefde de oorlog in gevangenschap, onder andere in het concentratiekamp Sachsenhausen. Na de oorlog kocht hij een jacht, dat altijd klaarlag om hem in veiligheid te brengen als het gevaar weer uit het oosten kwam.
De ontwikkelingen in de taal en de luchtvaartterminologie gingen door, die in de luchtvaart ook. En om op mijn vakantiewensen aan het begin van dit stuk terug te komen: als u binnenkort per vliegtuig op vakantie gaat, is de kans klein dat er te weinig brandstof in de tanks zit, dat er na het opstijgen iets mis gaat en dat de propellers vastlopen. Ook zal de turbulentie wel meevallen, en het is onwaarschijnlijk dat er brand uitbreekt in de pantry; de kans dat de stewardess ons in de cabine komt vertellen dat de piloot in de cockpit onwel is geworden en de automatische piloot niet functioneert is klein. En dat het woord ‘kraak’ nooit algemeen goed is geworden ter vervanging van ‘crash’ is geen ramp.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.