Toen ik nog eens naar de vijf titels keek die mijn medejuryleden en ik hadden genomineerd voor de Filter Vertaalprijs 2021, en vervolgens naar de grotere stapel boeken met andere kanshebbers waar wij de vijf uit hadden geplukt, sprong er iets uit. De lijst met winnaars en genomineerden van vorige jaren doornemend viel me hetzelfde op. Zou het een extra criterium kunnen zijn om te bepalen wie een goede vertaler voor een boek is?
Die criteria worden steeds vaker geëxpliciteerd en sommige, zoals empathie, identiteit en representatie, lijken meer gewicht te krijgen dan voorheen. Dat trio is met elkaar verstrengeld. Hoe innig de band is tussen identiteit en representatie laat zich niet altijd raden, maar het maatschappelijk belang van de laatste is onmiskenbaar. Empathie en identiteit lijken misschien water en vuur. Een goede vertaler kan wat een goede schrijver of acteur doet: in de huid van een ander kruipen en de eigen identiteit overstijgen. Zo vertalen vrouwen mannen en andersom. Al is de vertaler natuurlijk geen onbeschreven blad. Men neemt zich mee en is niet mee te nemen, schreef Hans Andreus al over de paradox van de eigen identiteit.
Niet zo lang geleden stelde een uitgever mij tijdens een gesprek een boek ter vertaling voor, maar bedacht halverwege dat een vertaalster misschien toch geschikter zou zijn, want de schrijfster liet haar vrouwelijke hoofdpersoon heel uitbundig haar seksualiteit ontplooien. Dat hij zich bedacht was jammer, want ik had het misschien wel aangedurfd, maar ik vond het niet een heel vreemde redenering en ook geen reden om de identiteitsoverstijging tot een heilig principe te verklaren. Beer van Marian Engel is nu inderdaad vertaald door een vrouw, Barbara de Lange, en ik ben niet veel later met een gerust hart een boek van een andere vrouw gaan vertalen, Ik ben een eiland van Tamsin Calidas.
Maar wat me was opgevallen bij de vijf boeken en de vertalers die wij zo bijzonder vonden en bij hun voorgangers, was van een andere orde. Een buitensporig groot aantal vertalingen op de lijsten is een project van de vertaler zelf. Dat begint al bij de allereerste winnaar, Onno Kosters die Watt van Samuel Becket onder zijn hoede heeft genomen, en dat loopt via vertalingen van onder meer Linnaeus, Kant, Hadewijch, Arabische liefdespoëzie en een Japans hoofdkussenboek door tot dit jaar waarin die projectstatus in ieder geval geldt voor Bas Belleman met zijn sonnetten van Shakespeare, voor Froukje Slofstra die al het proza van Toergenjev onder handen heeft, en voor Michaël Stoker met Pessoa’s Kroniek van een leven dat voorbijgaat dat dankzij de vertaler wel in het Nederlands bestaat en (nog) niet in het oorspronkelijke Portugees.
Blijkbaar kan de begeestering door een lievelingstekst of een schrijver naar het hart zo’n gunstig effect hebben dat niet alleen een vertaler het op zich neemt om die poëzie, dat boek, die schrijver te gaan vertalen, maar ook dat die vertaling zelf er wel bij vaart. Heel vreemd is dat niet. Zelfs de mensen die altijd al hun best doen, hebben de neiging toch net een stapje meer te zetten als iets ze na aan het hart ligt. Enthousiasme kan een extra argument zijn om een boek door die toegewijde vertaler te laten vertalen.
De kinderen van zo’n geestdriftig vertaler rolden huilend van het lachen over de vloer toen ze berekend hadden tegen wat voor uurloon hun vader aan zijn project had zitten werken, vertelde Bas Belleman niet zo lang geleden op een van de social media. Die verbijstering valt meer vertalers met projecten ten deel. Zij komen meestal ver onder het minimumloon uit. Misschien halen ze net het laagst toegestane jeugduurloon van de allerjongsten dat recentelijk met één cent is verhoogd naar 2,92 euro bruto. Het gewone minimumuurloon (9,72 bruto) blijft buiten bereik.
Dat kan maar één ding betekenen. De bekostiging van zo’n vertaling komt maar voor een deel van de uitgever. Hier moet sprake zijn van externe financiering, en dat geldt helaas niet alleen voor projectvertalers, maar voor alle literaire vertalers, zoals Annemart Pilon vorig jaar al in Filter heeft aangetoond en onlangs nog in de NRC. Enter het Letterenfonds en zijn Belgische evenknie. Die vullen vertalershonoraria aan tot een bedrag waar figuurlijk en letterlijk beter mee te leven valt. Maar hoe welkom die ondersteuning ook in eigen en andermans leven mag zijn, het is geen oplossing voor een scheve situatie. De zakken van de fondsen zijn niet oneindig diep en vooral níet voor iedereen toegankelijk.
Van de vijf gegadigden voor de Filter Vertaalprijs 2021 ontvingen er twee een subsidie van het Letterenfonds. Drie van de vijf hebben dus naast hun honorarium van de uitgeverij andere bronnen moeten aanboren om rond te komen. Dat kan eigen inkomen uit ander werk of vermogen zijn, of het salaris van een partner, of men beschikt over het niet financiële vermogen om te overleven op boterhammen met pindakaas, zo niet droog brood. Je zou bijna gaan denken dat de prijs moet gaan naar wie het grootste offer heeft gebracht. Knielen wij allen devoot voor de ascetische Sint Hiëronymus, uitgemergelde aartsvader en patroon der vertalers. Ora pro nobis. Amen.
In het schrille licht van die onderbetaling kleeft er iets potsierlijks aan het ontwarren van criteria en aan een juryexercitie als die van ons en anderen. Het wordt haast pervers als de meetlat een morele is zoals in recentelijk publiek debat. Dan laat mijn onzichtbare vriendje zich weer horen, de papegaai op mijn schouder die maar één uitspraak kent die hij te pas en te onpas in mijn oor krijst: Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral! Hem ooit in het oor gefluisterd door Mackie Messer uit De driestuiversopera. Het wordt hoog tijd om deze structurele weeffout te ontrafelen en te proberen de verhoudingen recht te trekken.
Ondertussen is waardering voor het karig beloonde geploeter balsem voor de vertalersziel, weet ik uit ervaring. Maar over die karigheid hebben wij als jury niet eens gesproken, wij hebben het resultaat van dat geploeter onderzocht en niet de omstandigheden waaronder het werk is verricht. Onze lof gaat naar de bijzonderste vertalingen. Toch lijken de hardst sappelende vertalers het hoogst te reiken. Is het dan zo dat bij ontstentenis van een passend honorarium de vertalers zichzelf belonen met de genoegdoening die de glanzendste vertaling schenkt?
Hans Kloos is dichter en vertaler uit het Engels en Zweeds, en werd met Hier maak ik mijn stad van Robin Robertson genomineerd voor de Filter Vertaalprijs 2020 en vervolgens gevraagd de jury van 2021 te versterken. Zie verder www.hanskloos.nl.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.