We zijn hier in Noord-Holland nog niet opgehokt, maar waar kun je nog naartoe? Toch maar een reis door mijn kamer dus, langs wat daar staat – dus ook langs de laptop –, en vooral langs wat daar de laatste tijd is bijgekomen.
Uitstapjes in het Rijk der Letteren, en eerst maar eens naar de Veluwe. Het station van Hulshorst is in 1987 gesloten, maar in Gerrit Achterbergs gelijknamige gedicht,1 dat op het perron in marmer gebeiteld staat, houdt de trein naar het noorden ‘met een godverlaten knars’ stil, om niemand uit of in te laten;
[…] o minuten,
dat ik hoor het weinig waaien
als een oeroude legende
uit uw bossen: barse bende
rovers, rans en ruw,
uit het witte veluwhart.
(Achterberg 1974: 82)
Wat is een wit veluwhart? Ik denk: de zandverstuivingen die ten zuidoosten van dit perron achter de bossen liggen. Waarom schrijft Achterberg dan niet ‘uit het witte hart van de Veluwe’? Misschien omdat dit te lang zou zijn, want het gedicht bestaat grotendeels uit regels van vier trocheeën; ook rijmt ‘veluwhart’ min of meer op die godverlaten knars zeven regels hoger, en het gedicht heeft verder weinig eindrijm.
De twee Duitse vertalingen die ik ken zijn veel minder metrisch dan Achterbergs tekst, vooral door de verbuigingsuitgangen. De openingsregel bijvoorbeeld: ‘Hulshorst, als vergeten ijzer’ > ‘Hulshorst, wie vergessenes altes Eisen’ (Ludwig Kunz), ‘Hulshorst, vergessenes Eisen’ (Robert Wolfgang Schnell en Jaap Walvis). De laatste zes regels, inclusief ‘veluwhart’:
[…] die Minuten,
in denen ich ein schwaches Wehen höre
als uralte Legende
aus deinen Wäldern: eine Mürrische Bande
von Räubern, verkommen und roh
mitten aus dem weißen Herzen der Veluwe.
(Andringa z.j. 2017: 232 vert. Kunz)
[...] o Minuten,
ich höre das kleine Wehen
wie die älteste Legende
deiner Wälder: barsche Bande,
Räuber, ranzig und roh
aus dem weißen Herzen von Veluwe.
(Schädlich 1977: 75, vert. Schnell & Walvis)
De Veluwe heet in het Duits van Kunz blijkbaar die Veluwe, en in dat van Schnell en Walvis kortweg Veluwe, en de vertalers vertrouwen erop dat hun lezers die streek wel weten te liggen. Dat is in het geval van Schnell en Walvis extra pikant, want hun vertaling verscheen in 1977 in Oost-Berlijn, en het lezerspubliek daar had destijds nog minder mogelijkheden voor een reisje naar de Veluwe dan ik dezer dagen. Maar, ook pikant, deze laatste vertaling redt Achterbergs binnenrijm met ‘Räuber, ranzig und roh’.
De twee Engelse vertalingen van ‘Hulshorst’, van Michael O’Loughlin en Cliff Crego, kiezen voor een – nogal gemakkelijke – arboretische oplossing, en laten de Veluwe erbuiten:
[…] o minutes in which I can hear
the gentle fluttering
like an ancient legend from your forests;
grim bands of brigands, rank and crude
out of the white backwoods heart.
(Achterberg 1987: 12, vert. O’Loughlin)
[…] oh minutes,
that I hear the sparse blowing
as an ancient legend
out of your forests: harsh hordes,
thieves, rancid and rough,
out of your white pineforest heart.
(Crego 2000–2016)
Ook hier geen spoor van metrum, noch van eindrijm, maar de alliteraties in de voorlaatste regel zijn bij beiden fraai.
Michael O’Loughlin is vertaler en dichter,2 en Cliff Crego is evenmin alleen vertaler. Hij publiceerde op zijn site The Circle in the Square tussen 2000 en 2016 221 Engelse vertalingen van bekende en onbekende gedichten van 88 Nederlandstalige dichters: van Achterberg tot De Clercq Zubli, van een veertiende-eeuws Adieulied tot een Mevrouw Despinagedicht van Marjolijne de Vos uit 2000, en van J.C. Boutens tot B.J. Pot, met daarbij vaak filmpjes en ander beeldmateriaal; bovendien heeft hij zich uitvoerig beziggehouden met Rilke.3 Na 2016 heeft hij zijn activiteiten voortgezet op Twitter. Zijn about:
Cliff Crego is a composer, (former) conductor, founder of the ASKO Ensemble in Amsterdam, teacher, poet, translator, and art / nature photographer. He is currently on an extended bike/ski/ mountaineering trek of the Pacific Northwest. His base in North America is in the rugged and beautiful Wallowas, in an isolated corner of northeast Oregon; In Europe, he is based both in the Netherlands, and the central part of the Swiss Alps.
Dat is nogal indrukwekkend. De vertalingen volgen de brontekst vrij letterlijk, en bevatten geen metrum en geen rijm. Het Engels is in orde, en hij lijkt de bron doorgaans wel te begrijpen – behalve dat veluwhart dus. Maar als gedichten zijn deze vertalingen niet erg interessant. Vergelijk bijvoorbeeld Crego’s vertaling van ‘Immortelle III’ van Piet Paaltjens met die van James Holmes:
Waarom ik de loome nachten
Met wrange tranen bedauw? –
Ik weet niet wat ik liever deed,
Dan dat ik het zeggen zou.
En wou ik het ook al zeggen,
Weet ik, of ik het wel kon?
Voor alles is er een oorzaak, –
Maar hebben mijn tranen een bron?
(Paaltjens 1962: 21)
Why do I the languid nights
bedew with harsh tears?—
Than that I should say it,
I know not what I'd rather do.
And would I have already said it,
Do I know, if I could do it?
For everything there is a cause,—
But is there a source for my tears?
(Crego 2000–2016)
Why I bedew the languid nights
With bitter tears that fall?
I don’t know what I’d rather do
Than tell you about it all.
But if I wanted to tell it,
Do I know whether I could?
There’s a cause for almost everything –
But is there a source for this flood?
(Paaltjens 1982: 9, vert. Holmes)
Struikgewas met frietbakjes
Een heel andere Veluwe vind je in Poésie néerlandaise contemporaine, een bijdetijdse bloemlezing van Nederlandstalige poëzie met Franse vertaling uit 2019. De vijfde strofe van ‘Subversie’, een zes pagina’s lang gedicht van de voormalige dichteres des vaderlands Anne Vegter, bevat een bijna profetische passage:
kom nog maar eens om een noodprogram
dat bodem biedt: lachende big
op groentegras, iemand telt het hout, hoogbejaarde
belt vanaf de veluwe
(Poésie néerlandaise 2019: 298–300)
Hier is de veluwe niet die streek ten zuidoosten van Hulshorst, met edelhert en everzwijn, maar een streek met veel pensionado’s, een streek van schaapjes op het droge. Bruikbare synoniemen waren hier Drenthe of Friesland geweest. Dat heeft de vertaalster, Kim Andringa, ook zo gezien:
allez trouver de nos jours un programme d’urgence
qui donne pied: goret souriant
sur herbe-verdure, quelqu’un compte le bois, un vieillard
téléphone de la garrigue
(Poésie néerlandaise 2019: 299-301, vert. Andringa)
Inderdaad: garrigue is een struikachtige begroeiing, vooral in Zuid-Frankrijk, en daar gedijen de Franse opa’s. Op welk woord zou je komen als je dit Franse gedicht terugvertaalde naar het Nederlands? Zeker niet op veluwe. ‘Hoogbejaarde belt vanaf de hei’? ‘De hei’ is, net als garrigue, begroeiing én landstreek. Maar een hoogbejaarde die vanaf de hei belt wóónt daar niet, hij volgt of geeft een prijzige cursus voor management of mindfulness.
Deze bloemlezing geeft, vind ik, een mooie introductie van de stand van de Nederlandstalige poëzie in het tweede decennium van deze eeuw, zowel door de keuze van de dichters, negen vrouwen, veertien mannen en Marieke Lucas Rijneveld, als door de laconieke, alledaagse toon die overal klinkt. Waar ik zo nu en dan wel tegenaan loop is de uitleg die ik van de Franse vertalers ongevraagd krijg. Ik weet intussen dat het Frans explicieter is dan het Nederlands. Dat verklaart waarom Paul Gellings in gedicht I uit Ilja Leonard Pfeijffers bundel Idyllen, waar – let op – de ik-persoon een vis is
En alles wat ik in mijn leven heb geleerd,
wordt door een visboer met drie sneden gefileerd.
(Pfeijffer 2015: 8)
heeft vertaald als
Et dans tout ce que j’ai appris ma vie durant
le poissonnier lève trois filets en me tranchant.
(Poésie néerlandaise 2019: 219, vert. Gellings)
Het Frans heeft niet één werkwoord voor ‘fileren’. Dat wordt dus omschreven: ‘lève trois filets en tranchant’, en trancher moet een lijdend voorwerp hebben, dus ‘en me tranchant’; het rijm ‘ma vie durant – en me tranchant’ is bovendien vlijmscherp: dat laat je niet liggen. Maar nu wordt de vis gesneden in plaats van ‘alles […] geleerd’, en dit laatste moet dus een plaatsbepaling worden, met ‘dans’. Dat snap ik allemaal. Maar niet elke uitleg kan zo gemotiveerd worden.
‘Poëzie’ van Lieke Marsman begint zo:
Op het moment voelt het wel
een beetje alsof ik weer achter het
zwembadgebouw een verstopplaats
loop te zoeken ja, een vochtige plek
met plastic frietbakjes en bladgroen voor mijn ogen.
Ver weg knaagt iets
een weg in mij, wat veiligheid
zou kunnen zijn
(Poésie néerlandaise 2019: 156)
Sur le moment, ouais, j’ai un peu
l’impression de me retrouver une fois
de plus derrière la piscine à chercher
une cachette, un lieu humide
où se détacheraient devant mes yeux
barquettes à frites et verdures.
Tout au loin quelque chose ronge
un chemin en moi, ça pourrait être
un sentiment de sécurité
(Poésie néerlandaise 2019: 157, vert. Cunin)
Daniel Cunin treft de casual toon (‘ouais’), ‘de me retrouver […] à chercher’ geeft precies dat element van verbazing, dat ‘ik nu waarachtig weer […] loop te zoeken’. Maar dat ‘détacheraient’: dat die frietbakjes en dat bladgroen ‘zich voor mijn ogen zouden aftekenen’! Had dat niet gewoon (ja, inderdaad, gewóón) un lieu humide / aux barquettes à frites en plastique / et verdure devant mes yeux kunnen zijn? En dan die veiligheid. Wat daar knaagt is eigenlijk geen echte veiligheid, maar een gevoel van veiligheid. Het is waar hoor, maar ook nogal een open deur. Fraai is dan weer dat het rijmpaar ‘veiligheid – eigenlijk’ terugkomt in ‘sécurité – réalité’. En daarna heeft Cunin niet vertaald wat er (althans op de linkerpagina in deze tweetalige bloemlezing) staat, maar ‘ik voel me altijd wel een beetje alsof ...’
Het einde van het gedicht is weer mooi vertaald: ‘[…] een ver eiland / vol pinguïns.’ > ‘[…] une île lointaine / peuplée de pingouins.’ (Poésie néerlandaise 2019: 158–159).
Kom, we stappen in die trein naar het Noorden; we gaan naar de Wadden. Of naar het wad? Dat zien we als we er zijn.
Noten
1 Het gedicht dateert ‘volgens een latere mededeling van Achterberg uit 1933’ (Achterberg 2000, dl. 3a: 97).
2 Over O’Loughlin Poetry International: https://www.poetryinternational.org/pi/poet/21216/Michael-OLoughlin/en/tile
3 Bij die 221 vertalingen zijn er ook acht van Ideeën van Multatuli, en één gedicht, van Louise van Santen, is door haarzelf vertaald. De gedichten zijn terug te vinden via de indexpagina.
De blogger Stavros Girgenis (Stellos Karayanis) heeft van zes van Crego’s vertalingen op zijn beurt vertalingen in het Nieuwgrieks gemaakt: Girgenis 20 mei 2018.
Bibliografie
Achterberg, Gerrit. 1974. Verzamelde Gedichten. 5e dr. Amsterdam: Em. Querido’s uitgeverij n.v.
Achterberg, Gerrit. 1987. Hidden Weddings. Selected Poems. Translated by Michael O’Loughlin. Dublin: The Raven Arts Press.
Achterberg, Gerrit. 2000. Gedichten. Historisch-kritische uitgave, verz. door P.G. de Bruijn. Dl. 3a / Apparaat. Den Haag: Constantijn Huygens Instituut.
Andringa, Els (ed.). z.j. [2017]. Avantgarde & Exil – Ludwig Kunz als Kultuirvermittler. Autor und Vermittler zwischen den Künsten und Sprachen. Zürich / Wien: Lit Verlag GmbH & Co. KG.
Crego, Cliff. 2000–2016. The Circle in the Square: [indexpagina:] http://www.cs-music.com/features/r2c-index.html.
Girgenis 2018: https://eratopoesiaars.blogspot.com/2018/05/7-7-7-dutch-poets-7-poems.html
Paaltjens, Piet. 1962. Snikken en Grimlachjes. Academische Poëzie van -. Amsterdam: Van Holkema & Warendorf n.v.
Paaltjens, Piet. 1982. Everlastings. An integral Englishing of the Immortellen by Jacob Lowland pp [= James Holmes]. Amsterdam & New York: C.J. Aarts.
Pfeijffer, Ilja Leonard. 2015. Idyllen. Nieuwe poëzie. Amsterdam / Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers.
Poésie néerlandaise contemporaine. 2019. Préface de Victor Schiferli. z.pl. [Bordeaux/Paris/Londres]: Le Castor Astral.
Poetry International over O’Loughlin: https://www.poetryinternational.org/pi/poet/21216/Michael-OLoughlin/en/tile
Schädlich, Hans Joachim (ed.). 1977. Gedichte aus Belgien und den Niederlanden. Paul van Ostaijen, Gerrit Achterberg, Lucebert, Hugo Claus. Berlin: Verlag Volk und Welt.
Straatpoëzie over Hulshorst: https://straatpoezie.nl/gedicht/hulshorst/