JWB: Dragă Cătălina. Een van de vragen die mij ongeveer even vaak wordt gesteld als de vraag ‘hoe gaat het met je?’, is: ‘Waarom ben jij eigenlijk Roemeens gaan studeren?’ Nou wilde ik jou eigenlijk op mijn beurt vragen: ‘Waarom ben jij eigenlijk Nederlands gaan studeren?
CO: Bună, Jan Willem. Ik moet zeggen dat Nederlands gaan studeren eerder toevallig was dan het gevolg van veel onderzoek of van enig verband met het land. Ik heb altijd iets met talen gehad. Ik ben opgegroeid met de Latijns-Amerikaanse en Braziliaanse telenovelas waardoor ik al snel in mijn jeugd goed Spaans en Braziliaans Portugees kende. Daarnaast was Frans altijd mijn grote liefde. Ik heb het op school geleerd en ook tijdens mijn BA gestudeerd. Het Nederlands was in het begin meer een soort van aanvulling op mijn studie Frans, want ik moest twee talen kiezen voor het BA-programma. De interesse voor het Nederlands was eerst puur op klank gebaseerd, een nieuwsgierigheid tegenover iets wat toen heel vreemd en moeilijk voor mij klonk. Ik kon het nergens plaatsen, geen woorden van elkaar scheiden en ik kon me het mij zeker helemaal niet voorstellen hoe iemand zulke klanken kon leren maken. Ik had nooit gedacht dat het een zo groot deel van mijn leven zou gaan uitmaken. Laat staan dat ik uit die taal zou gaan vertalen.
Cătălina Oșlobanu
En jij? Had jij verwacht, toen je Roemeens ging studeren, dat je uiteindelijk een soort van ambassadeur van het Roemeens zou worden? Want jij bent niet alleen, samen met Jan Mysjkin, een van de zeer weinigen die literatuur uit het Roemeens in het Nederlands vertalen, maar je bent ook een van de weinige ‘buitenlanders’ die zowel de taal als Roemenië (zelfs de Socialistische Republiek Roemenië ook) zo goed en op zo veel niveaus kennen.
JWB: Bij mij is het ook min of meer toevallig geweest. Mijn keuze voor de Roemeense taal- en letterkunde is een ingewikkeld verhaal, maar de korte versie luidt: ik wilde een taal studeren, ik wilde niet voor de klas en niet te ver van huis, ik had belangstelling voor Oost-Europa, had Latijn gedaan op de middelbare school en dus ben ik Roemeens gaan studeren. Ik heb geluk gehad dat ik heb gekozen voor de studie van de taal en de cultuur van een heel boeiend land. Ik bezoek Roemenië sinds 1974, dus ik heb inderdaad een groot deel van de communistische dictatuur, tot 1989, meegemaakt. Roemenië was – en is – een redelijk onbekend land en ik heb altijd de behoefte gevoeld om mijn ervaringen met het land, en ook mijn ervaringen met de literatuur van het land, te delen met anderen. Daarom ben ik al tijdens mijn studietijd begonnen Roemeense literatuur te vertalen en te schrijven over het land. En ik ben nog lang niet uitvertaald en uitgeschreven, vrees ik.
Hoe ben jij ertoe gekomen Nederlandse literatuur te vertalen?
Jan Willem Bos
CO: Literatuur gaan vertalen leek de volgende stap om op een wat actievere manier dichter bij de Nederlandse taal- en literatuur te komen. En tegelijkertijd ook dichter bij het Roemeens. Ik was al een tijdje van plan om het te doen, maar Nederlandse literatuur aan Roemeense uitgeverijen voorstellen is niet het makkelijkste. Ik wist niet echt waar ik moest beginnen, wie ik moest benaderen, hoe de literaire instanties in verband met het vertalen werken. Daar was deel uitmaken van het CELA-project heel nuttig voor. Want de organisatoren achter CELA hadden deze informatie al voor ons. Wij, als vertalers, hoefden ons alleen bezig te houden met het vertalen zelf. Het tweejarige programma heeft als een soort van platform gewerkt, waarin we een netwerk van mensen met gelijke interesses hebben kunnen opbouwen, waarin het duidelijker werd hoe het vak in elkaar zit en heel belangrijk: waarin we onze vertaal-verwante twijfels of problemen met een mentor konden bediscussiëren. Wat heel belangrijk is, vooral als beginnend vertaler.
Hoe ziet de CELA-ervaring eruit vanuit de perspectief van iemand die al jaren bezig is met literatuur vertalen? En hoe was het voor jou om met een beginnend vertaler te werken (want binnen het project heb je niet alleen de Nederlandse teksten naar het Roemeens vertaald maar ben jij ook mijn mentor geweest).
JWB: Ik ben inderdaad een atypische deelnemer aan CELA, omdat ik niet, zoals de meeste anderen die erbij betrokken waren, aan het begin van mijn vertalersloopbaan sta. Het bleek echter niet makkelijk om een jong iemand te vinden die de ambitie heeft om vertaler Roemeens-Nederlands te worden. Daar zijn inmiddels wel vooruitzichten op, mede dankzij de steun van het Expertisecentrum Literair Vertalen (ELV), maar ik wil daar niet te veel op vooruitlopen. Ik was bevoorrecht om zelfs als ervaren vertaler actief aan het project te mogen deelnemen, want ik heb genoten van de contacten met collega’s vertalers en schrijvers en de geweldige mensen van de CELA-organisatie. De sfeer was enorm inspirerend en, in het huidige tijdsgewricht, vind ik het ook belangrijk dat we met zijn allen hebben laten zien wat ‘Europa’ op cultureel vlak kan bieden en hoe er een synergie kan ontstaan in een dergelijke stimulerende context.
Ik ben eerder als mentor opgetreden voor Nederlands-Roemeense vertalers die graag een meelezer hadden bij hun vertalingen. Dat is niet alleen heel erg leuk en gezellig om te doen, maar ik leer er ook veel van doordat ik gedwongen word om na te denken over de keuzes van mijn Roemeense collega’s en door hun ogen naar de Nederlandse brontekst – en de Roemeense doeltekst – te kijken. Het vertalen van literatuur is altijd een soort van éducation permanente. Dat geldt voor het omzetten van de tekst en voor alles wat erbij komt kijken als je een groot deel van je werkzame bestaan aan het vertalen van literatuur wilt besteden. Is dat ook jouw ambitie?
CO: Ik hoop me inderdaad steeds meer bezig te houden met het vertalen van literatuur. Ik vind het een van de beste manieren om de Roemeense lezer de Nederlandse cultuur te laten ontdekken. En op een persoonlijk niveau, het is waar dat het een vak is waarbij je constant aan het leren bent. Voor mij voelt het ook als een manier om mijn heimwee naar mijn moedertaal te sussen, vooral omdat ik voorlopig niet meer in Roemenië woon.
JWB: Het is inderdaad heel bevredigend werk, al blijft het altijd een strijd om een publiek te vinden voor onze teksten. Vanzelfsprekend strekken onze ambities verder dan de mogelijkheden die uitgeverijen in Nederland en in Roemenië hebben, maar dat is iets waardoor we ons niet moeten laten ontmoedigen. Het is erg leuk om te zien dat er, mede dankzij de steun van het Letterenfonds, zoveel Nederlandse boeken in het Roemeens worden vertaald en dat het toch iedere keer weer lukt om de belangstelling van een Nederlandse of Vlaamse uitgever te wekken voor Roemeense literatuur, met steun van het Roemeens Cultureel Instituut. Ik vind het belangrijk dat deze twee volken, die redelijk ver van elkaar gelegen kamers binnen het Europese huis bewonen, op deze manier met elkaar kunnen communiceren.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.