Ik was uitgenodigd om in Amsterdam vijfenveertig minuten over vertaalkwaliteit te spreken, en dat voor een publiek dat zou bestaan uit vertalers en vertalers in opleiding. De mensen van de Vertalersvakschool hadden me bovendien vriendelijk verzocht om de aandacht tijdens mijn praatje op literair vertalen te vestigen. Mij was verzekerd dat het praatje een goede gelegenheid zou zijn om het boek De kwaliteit van vertalingen, dat ik samen met Winibert Segers heb geschreven, te promoten. De gedachte was op zich geen verkeerde: op de achterkant van het boekje staat dat Winibert en ik een poging doen om de kwaliteit van vertalingen 'zo objectief mogelijk' te beoordelen. Aangezien 'literaire vertaling' een hyponiem van 'vertaling' is, mag er worden aangenomen dat ik ook iets over kwaliteit binnen dit specialisme te melden had. Toch vergt het weinig verstand en inzicht om te beseffen dat de opgave, op zijn zachtst gezegd, een ondankbare was: kwaliteit laat zich in literatuur, dus ook in vertaalde literatuur, niet vatten; kwaliteit is in literaire vertaling, hier was ik me ook vóór mijn praatje terdege van bewust, een controversieel onderwerp en een vlietend begrip.
De kruisweg werd op 16 maart afgelegd: gerenommeerde vertalers als Martin de Haan en Molly van Gelder heb ik haarfijn uitgelegd hoe je een literaire vertaling objectief kunt beoordelen. De kern van het betoog luidde als volgt: wie objectief wil beoordelen, moet een dichotome benadering nastreven; van wat je beoordeelt, toetst, moet je kunnen zeggen of dat goed of fout is. Kenmerkend voor de beoordeling van vertaalkwaliteit in een literaire context is dat zij zogenaamd 'polytoom' wordt benaderd. Polytomie is inherent aan de beoordeling van literaire vertaling: een (vertaal)oplossing is al snel 'een beetje fout', 'niet onaardig', 'oké'... De term 'polytomie' werd (mijn theoretiseerlust ten spijt) op deze bijeenkomst al snel ingeruild voor de noemer 'smaak'.
De gustibus non est disputandum: het gezegde is gevleugeld en veelzeggend. Smaak is een sta-in-de-weg voor een iegelijk die objectief wil beoordelen. De stelling die ik poneerde was dan ook dat een dichotome benadering wenselijk is, maar dat je bij een dichotome evaluatie van literaire teksten vermoedelijk geen vat op 'de kwaliteit' van de vertaling krijgt. De kwaliteit van literaire vertalingen kan niet van een persoonlijke of collectieve esthetische opvatting worden losgekoppeld.
Na het weekend mocht ik me gelukkig weer op 'zakelijke' vertalingen storten: voor zakelijke opdrachten durf ik nog wel 'beoordelingsmatrijzen' te ontwerpen en met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uitspraken over kwaliteit te doen. Toch zetten de laatste contacturen van het vak 'Vertaalatelier 3' me aan het denken.
De appeltaart van Anouk Pijnenburg
Het ludieke slotstuk van het atelier was een wedstrijd, om precies te zijn: (wat men in mooi Nederlands) een 'bake-off' (pleegt te noemen). Het thema 'technisch vertalen' had ik enkele maanden geleden ingeleid met een mooie instructieve tekst: een recept voor Amerikaanse appeltaart. De studentenversies had ik beoordeeld en de cijfers voor de opdracht waren toegekend. De opdracht was formeel gezien voltooid. Toch probeer ik mijn vertaalstudenten altijd te wijzen op het doel van vertaling. Om het met de vertaalfilosoof J.L. Austin te zeggen: taal gebruiken, vertalen, is altijd 'iets doen met woorden'. Van een recept (in vertaling) kan worden gezegd, dat het een lezer in staat moet stellen om een gerecht succesvol te bereiden.
Een bruggetje naar 'smaak' is snel geslagen. The proof of the pudding is immers in the eating. Als mijn studenten dus wilden weten of hun vertaling werkte, dan moesten ze de appeltaart op basis van het vertaalde recept bereiden. Vier studenten hadden laten weten dat ze op maandag (18 maart) een (letterlijk) homemade Amerikaanse appeltaart zouden meebrengen. Door het schietincident op het 24 oktoberplein stond de wereld op maandag stil. De wedstrijd werd afgelast. Gelukkig zag ik een deel van mijn studenten, de studenten die op dinsdag geen stageverplichtingen hadden, de volgende dag weer.
Helaas kon er ook op die dag van een wedstrijd geen sprake zijn. Twee van de drie taarten, taarten die er op de foto's 'vurrukkulluk' uitzagen, werden door collega's, vrienden en familieleden van de stagelopers verorberd.1 Het verstekoordeel van de jury was snel geveld: het bakkersduo Rianne van Eldik en Laura van Hecke had samen de beste 'vertaarting' geproduceerd. Ze kregen alle lof toegezwaaid.
Hoewel de opzet erg ludiek was, heb ik door beroepsmisvorming toch een poging gedaan om (op onwetenschappelijke wijze) de 'interne kwaliteit', de talige kwaliteit, met de 'externe kwaliteit', de bruikbaarheid van de tekst (fitness for purpose), te vergelijken.
De appeltaart van Lauren Reinhoudt
De interne kwaliteit van de vertaling was door één persoon beoordeeld, die persoon was ik. Het oordeel, dat op een beoordelingsmatrijs was gebaseerd, was gematigd positief: het eindcijfer werd vooral gedrukt door een paar ontbrekende komma's, een oververtaalde term ('to drizzle') en een zin die, ten gevolge van de revisie, ongrammaticaal was geworden; toch was er duidelijk aandacht aan genreconventies en het doelpubliek besteed.
De externe kwaliteit werd door negen mensen beoordeeld, te weten: zes medestudenten, de docent en de bakkers zelf. Officieel was er geen beoordelingskader. Toch hadden alle beoordelaars zelf met de tekst geworsteld en wisten ze wat het (oorspronkelijke) recept beloofde: de korst moest 'flaky' zijn en een golfpatroon hebben, de vulling moest van appel- en kaneelsmaak doordrongen zijn, et cetera. Het oordeel over de externe kwaliteit was positiever dan dat over de interne kwaliteit. Het groepsgemiddelde was een 8,2. Wat echter direct in het oog sprong, was dat het oordeel van de bakkers zelf het strengste was. Zonder hun oordeel was de gemiddelde score een 8,4 geweest. De bakkers noteerden samen een bescheiden 7,5 (of, om precies te zijn: 7,45).2
Rianne van Eldik en Laura van Hecke
Deze vergelijking van de oordelen over de interne en de externe kwaliteit van de vertaling brengt me weer bij het smaakvraagstuk. Tijdens de receptie van de lezingendag in Amsterdam vertelde Martin de Haan me over de onzichtbaarheid van het geploeter van vertalers. Hij vertelde me hoe hij soms uren, dagen worstelde met een zinnetje, een woordje. Wie in zijn leven ook maar één tekst heeft vertaald, kent dit verschijnsel ('vertalen is pielen op de vierkante centimeter', Arthur Langeveld). Het geploeter is op zich niet zinloos; wat het zinloos maakt of lijkt te maken, is dat de lezer, zelfs als er geen elegante oplossing voor dat zinnetje, dat woordje is gevonden, meestal niets opmerkt.
De situatie die Martin de Haan schetste, bleek deze dinsdag niet noodzakelijk anders te zijn voor een zakelijk vertaler. Hoezeer ik mijn best ook heb gedaan om een streng maar rechtvaardig oordeel over de kwaliteit van de tekst te vellen, de vertaling (of: het 'product' van de vertaling) werd gesmaakt. Dat stemt mij als beoordelaar natuurlijk niet echt optimistisch. Toch is de situatie die ik hierboven heb geschetst, gunstiger dan een situatie waarin de verhoudingen anders zouden liggen. Stel je voor dat de interne kwaliteit van de receptvertalingen top was, maar dat de appeltaart niet te eten was geweest! Dat zou erg zijn: dan hadden mijn laureaten met een vieze taart op de foto gestaan. Kortom, leve de dreinende beoordelaar! En leve de goede smaak!
Noten
1 Een eervolle vermelding is er voor Lauren Reinhoudt en Anouk Pijnenburg die het recept ook prachtig hebben vertaart.
2 Er zijn verschillende onderzoekjes die uitwijzen dat studenten streng voor zichzelf zijn.
Gys-Walt van Egdom doceert vertalen en vertaalwetenschap aan de Universiteit Utrecht. Hij is co-auteur van De kwaliteit van vertalingen (verschenen bij uitgeverij Pelckmans).
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.