Het is koud in de stad. De wind snijdt door onze kleren. We lopen door de brede Berlijnse straten met de statige panden aan weerszijden. De zon scheen toen we ’s ochtends ons appartement in Prenzlauerberg uit stapten, maar tussen de huizen bereikt ze ons nauwelijks, dus we gaan de metro in. We hebben een vol programma: ik vertaal een novelle van Cécile Wajsbrot over Berlijn en heb van het Nederlands Letterenfonds een beurs gekregen om de plaatsen waar de dichter uit het boek over vertelt te bezoeken – en om de auteur te ontmoeten, maar dat komt straks.
Een novelle over Berlijn. Gaat het boek echt óver de stad? Ja, ik zou zeggen van wel, in elk geval ten dele. De titel, Caspar-Friedrich-Strasse, verwijst naar een fictieve straat die enkele jaren na de val van de Muur officieel wordt geopend door een dichter. Deze man (we komen zijn naam niet te weten) vertelt in zijn toespraak over de ruïnes van de Tweede Wereldoorlog, maar zijn relaas gaat net zo goed over gebouwen die op een ander moment zijn afgebroken, verwoest of in verval geraakt. Hij vertelt ook over de Muur en de val van de Muur, en over de vele gedenktekens die je in de stad aantreft. Het gaat in het boek, kortom en onder andere, over de manier waarop en de mate waarin het verleden aanwezig is in de stad, en in het heden.
Elk hoofdstuk in Caspar-Friedrich-Strasse draagt de titel van een schilderij van Caspar David Friedrich. De dichter is gevraagd voor de opening van deze straat omdat Friedrich hem altijd al fascineerde. In zijn toespraak vertelt hij hoe hij kort daarvoor nog in de zalen was waar de negen betreffende schilderijen hangen en elk van de doeken beschrijft hij in detail. Toen Wajsbrot de novelle schreef hingen ze nog in Slot Charlottenburg, maar inmiddels zijn ze overgebracht naar de Alte Nationalgalerie. Ik wil de werken graag in het echt zien en zodra we het museum binnen zijn, snel ik naar de bovenste verdieping. Een paar minuten ben ik alleen met de schilderijen die ik al twee maanden ingespannen heb bestudeerd op mijn computerscherm. Het doet me iets om nu voor ze te staan, met name de heldere kleuren van Eichbaum im Schnee trekken me aan, maar ook het pas gerestaureerde Mönch am Meer maakt indruk op me.
Caspar David Friedrich, Der Mönch am Meer
Waarschijnlijk heeft ook Wajsbrot lang voor deze doeken gestaan. In een postscriptum schrijft ze dat het idee voor Caspar-Friedrich-Strasse in haar opkwam tijdens een schrijversverblijf in Berlijn. In die dagen zwierf ze eindeloos door de straten, vertelde ze me, en ook ik maak heel wat kilometers, met aan mijn zijde iemand die zich tijdens zijn studie heeft gespecialiseerd in herinneringscultuur. Met onze beider perspectieven raken we niet uitgepraat en -gekeken, het is alsof allerlei geschiedenislagen over het heden heen schuiven, en ik raak er steeds meer van doordrongen waarom juist in een stad als Berlijn een boek als Caspar-Friedrich-Strasse heeft kunnen ontstaan.
De straat uit de titel is fictief, maar het is wel de enige fictieve locatie uit het boek. De vele gebouwen, gedenktekens, stations, begraafplaatsen en andere plekken zijn allemaal echt, en ik wil er zoveel mogelijk zien. We bezoeken het zogenoemde Tränenpalast: de hal bij station Friedrichstraße waar tijdens de tweedeling de reizigers van Oost naar West werden gecontroleerd. ‘We liepen door gangen en stopten bij deuren,’ vertelt de dichter, ‘het was niet aan ons om te beslissen of we doorliepen of bleven staan, iemand gebaarde, gaf een bevel, ze keken ons vorsend aan, bestudeerden onze papieren, de stempels waar we zo lang op hadden moeten wachten en de foto’s in ons paspoort.’ Pas als bleek dat je inderdaad ‘was wie je was’ mocht je doorlopen. In het hedendaagse Tränenpalast staat een maquette van de hal met een stroom rode poppetjes die de ene kant op worden geleid en een stroom blauwe poppetjes de andere kant op. Je ziet precies of ze trappen op of af moeten en hoelang het traject is van de ene naar de andere kant. Die informatie is bijzonder nuttig voor mijn vertaling, maar de krappe cabines waar je je papieren moest overhandigen staan er ook nog. Als je daar binnenstapt en de deur achter je dichttrekt, voel je hoe benauwd ze zijn, je voelt bijna de vorsende blikken en iets van de opgejaagdheid die de reizigers van Oost naar West moeten hebben gevoeld.
Ik merk dat het me raakt hoe kortgeleden het is dat de Muur er nog stond, hoe dichtbij het voelt, voor mij misschien omdat het mijn familiegeschiedenis heeft gekleurd (mijn oma kwam uit het oosten van Duitsland en ik ben opgegroeid met verhalen over de Muur en de DDR), maar ook hoe kortgeleden het vanuit historisch perspectief feitelijk nog is. Twee dagen na het Tränenpalast lopen we door de Bernauer Straße, die ooit over de breedte door de Muur in tweeën werd gedeeld. Waar de Muur liep, steken nu hoge metalen spijlen uit de grond: je kunt ze niet over het hoofd zien, maar je kunt er wel tussendoor. Hier is een informatiecentrum over de Muur en zijn val. Ik krijg steeds meer antwoorden op mijn praktische vragen, maar het dringt ook steeds meer tot me door dat dat ding echt dwars door de stad heeft gelopen en als we aan het eind van de expositie de beroemde beelden zien van de daadwerkelijke val voel ik een brok in mijn keel.
Noem het naïviteit, noem het het geluk zo laat geboren te zijn, maar ik was niet de enige jongeling die het te kwaad kreeg op de historische plekken die we aandeden. Een dag eerder, in het Haus der Wannseekonferenz, waar in 1942 werd besloten tot de Endlösung, zagen we een grote groep Engelse scholieren. Ze kregen een confronterende rondleiding waarin het antisemitisme haarfijn werd ontleed. Hoe het tot de vernietigingskampen heeft kunnen komen werd in zulke nauwgezette stappen uiteengezet dat je het volledig kon volgen en des te minder kon bevatten. Een van de scholieren barstte in huilen uit en werd getroost door een klasgenoot en de docent.
Ook de herinnering aan wat je niet hebt gekend kan pijn doen, zou de dichter in het boek zeggen.
De laatste avond van ons verblijf in Berlijn heb ik een afspraak met de auteur die me tot deze reis heeft gebracht. Ze zegt dat ze weer even moet wennen aan het Frans, omdat ze de afgelopen dagen vooral Duits heeft gesproken. Ook bij mij zitten het Duits en het Frans elkaar in de weg, maar met wat moeite krijg ik toch mijn vragen verwoord. Het is verhelderend om Wajsbrot te horen praten, om te zien hoe bedachtzaam ze haar woorden kiest. Natuurlijk helpen haar antwoorden op mijn vragen me ook verder, maar uiteindelijk is het vooral haar bedachtzaamheid die me meer inzicht geeft in het boek. Ook de dichter in het boek formuleert uiterst weloverwogen; hij zoekt tastend de juiste woorden en beelden om de complexe en pijnlijke geschiedenis van zijn land (en zijn leven) te beschrijven. Ik besef eens te meer hoezeer dat zoeken en tasten deel uitmaakt van deze novelle, van dit verhaal – en zelfs van deze plek. Na deze reis kan ik me haast niet meer voorstellen hoe je anders over Berlijn kunt schrijven dan zo.
Mauergedenkstätte in de Bernauer Straße
Eva Wissenburg (1990) studeerde Franse taal en cultuur en literair vertalen aan de Universiteit van Utrecht. Sind 2014 is ze werkzaam als literair vertaler. Ze vertaalde onder andere Julien Benda, Olivier Bourdeaut en Tristan Garcia.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.