Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

De vertaler een slaaf?

Ton Naaijkens

Het is 2018. Je slaat James Baldwin open, zijn The Fire Next Time van begin jaren zestig is opnieuw vertaald. Het boek bevat de twee brieven waarmee hij de Amerikaanse rassenproblematiek zo diep geëngageerd en scherp schetste – een brief aan zijn neef, honderd jaar ‘na de Emancipatieproclamatie van  Abraham Lincoln’ (Harm Damsma, 2018) of ‘bij de honderdste verjaardag van de bevrijding uit de slavernij’ (Oscar Timmers, 1964). Aan de nieuwe uitgave gaat een brief vooraf van Gloria Wekker aan haar nicht Carmen, ‘honderdvijfenvijftig jaar na de afschaffing van de slavernij in het Koninkrijk der Nederlanden’. Het is interessant de vertalingen te vergelijken – zowel Damsma als Timmers hebben een naam, en terecht. Maar interessanter is het om te zien hoe anno nu de positie van de vertaler is. Damsma betoont zich zelfbewust en voegt een belangwekkende ‘toelichting van de vertaler’ toe. Bevrijdt hij zich daarmee uit de enorme boeien waarin hij geslagen lijkt?

Je slaat het boek open en bestudeert de colofonbladzijde, drukker bedrukt dan doorgaans. Zo begint het ‘De uitgever ontving voor deze uitgave in het kader van schwob.nl een subsidie van het Nederlands Letterenfonds’. Ik laat even in het midden of het boek valt onder deze regeling ‘voor (nog) onvertaalde literatuur uit alle windstreken’, want wat mij betreft mogen er vele vertalingen bloeien. Wel vermeld ik dat de regeling bedoeld is voor de uitgever, niet voor de vertaler, die zich moet schikken in de voorkeur die de uitgever voor hem of haar uitspreekt. Op de colofonbladzij komt de uitgever vervolgens zelf aan het woord: ‘Uitgeverij De Geus heeft ervoor gekozen het woord “white” te vertalen als “wit” in plaats van als “blank”. Het woord “negro” is waar mogelijk vertaald als “zwart”. Het woord “nigger” is onvertaald gelaten. Middels deze keuzes hebben we geprobeerd recht te doen aan de auteur in de taal van het Nederland van nu, met inclusiviteit als uitgangspunt. Vertaler en uitgever verschillen hierover van mening.’ Ook hier moet de vertaler zich schikken naar de uitgever, met wie hij nog wel het copyright deelt. Volgt een in dit opzicht pikante verantwoording van een regel uit de gospel ‘Oh Mary, don’t you weep’, waarmee de titel verklaard wordt. Iemand – de uitgever dan wel de vertaler – vermeldt dat de traditional in de loop van meer dan honderd jaar talloze uitvoeringen heeft gekend, genoemd worden onder meer Nat King Cole in 1958 en Bruce Springsteen in 2005. Harm Damsma lijkt niet gegund te zijn geweest wat Springsteen gegund werd: zijn eigen uitvoering geven aan hoe hij de gegeven tekst las. En niet alleen de uitgever zit hem op de nek.


James Baldwin (in gezelschap van o.a. Charlton Heston, Marlon Brando en Harry Belafonte)
bij de Mars naar Washington in 1963

Voordat Baldwin aan het woord komt geeft Gloria Wekker in haar brief aan hoe actueel de tekst van Baldwin is; ik zou met de uitgever willen zeggen: ‘met inclusiviteit als uitgangspunt’. Zij gebruikt de woorden die de uitgever naar voren heeft geschoven en is doordrongen van historische verschuivingen – ze verwijst naar haar broer, de taalkundige Herman Wekker, de opa van het nichtje aan wie zij haar brief schrijft, die zijn beroep uitoefende tussen de jaren vijftig en midden jaren negentig, toen er hier ‘nauwelijks woorden en begrippen [waren] om over huidskleur en raciale ongelijkheid te spreken’. ‘De voormalige tot slaaf gemaakten’ moesten een taal ontwikkelen  om dat wel te kunnen doen, een waarin de raciale ongelijkheid duidelijker werd – als ik haar goed begrijp althans. In ieder geval lijkt het erop dat de verbanning van woorden  als ‘blanke’, ‘neger’ en ‘nikker’ moet bijdragen aan het bevorderen van gelijkheid. Ik weet niet of Baldwin het daarmee eens zou zijn, in ieder geval neemt hij geen blad voor de mond en overtuigt zijn felle pleidooi in elke zin – nog steeds, zou ik willen zeggen, en ook in de contemporaine vertaling van Oscar Timmers waarin gewoon van negers en blanken gesproken wordt.1 De nieuwe vertaler dolf het onderspit, tegen zijn zin en tot zijn spijt, zoals hij in zijn toelichting helder uitlegt. Hij wijst ook op het veranderen van de taal, wisselingen die niet gelijklopen voor de drie gewraakte woorden; hij wijst er ook op dat Baldwin zelf het verschil in gebruik tussen de woorden ‘negro’ en ‘black’ thematiseert en op den duur – bijvoorbeeld in het eveneens opnieuw vertaalde If Beale Street Could Talk uit 1974 – het woord ‘negro’ uit de weg gaat. Dat lijkt toch een argument om The Fire Next Time documentair te  vertalen, dat wil zeggen: als een historisch document uit de jaren zestig, inclusief alle spanningen die die tijd kenmerkte. Harm Damsma formuleert het beter: we hebben hier te maken met een uitgeverskeuze die ‘een historisch belangrijk, belangwekkend en leerzaam feit ondergeschikt maakt aan wat gezien wordt als een actueel belang’.

‘Het zij zo,’ verzucht Damsma daarna.2 Maar ik wil het er even niet bij laten. De uitgever heeft gelukkig Damsma een toelichting gegund en erkent het verschil van mening publiekelijk: in die zin kan de publicatie ook het startsein geven tot discussie. Dat gebeurt ook flink door eerst Gloria Wekker aan het woord te laten en daarna James Baldwin. Maar vervolgens blijkt de auteur avant la lettre op de hoogte te zijn van hoe het Nederlands zich anno nu aan het ontwikkelen is. Best een staaltje. Bovendien blijkt dat deze door de wol geverfde vertaler niet eens in staat het woord ‘nigger’ te vertalen. Hij laat het gewoon staan: ook best een staaltje. Er is nog een andere plaats in het boek waaruit blijkt hoe verbeten het gevecht rond deze vertaling moet zijn geweest, namelijk de voetnoot van Gloria Wekker op pagina 27: ‘Ik wijk hier af van de vertaling. Ik geef de voorkeur aan “onschuld” boven “onwetendheid”, omdat bij de laatste term de “vergeving” al heeft plaatsgevonden.’ Dat is wel opmerkelijk, want Damsma heeft hier blijkbaar voet bij stuk gehouden. Het is een opvallende vertaling van hem, want ‘innocence’ kun je inderdaad ook vertalen met ‘onschuld’. Misschien dat de context van een en ander nog eens uit de doeken kan worden gedaan. Eigenlijk had Gloria Wekker moeten wijzen op de eerdere vertaling van Oscar Timmers die het in 1964 heeft over onschuld en onschuldigen. En het zou best eens kunnen dat zijn gebruik van het woord ‘onschuld’ inderdaad beter aansluit bij de weigering om te ‘vergeven’: de ongelijkheid tussen de rassen waar Baldwin op wijst wordt er scherper mee aangezet, en komt bij Timmers ook  duidelijk voort uit de woede die Baldwin stopt in zijn woordgebruik, inclusief woorden als ‘blanke’ en ‘neger’. Toch ben ik (die niet precies weet hoe te kiezen tussen onwetend of onschuldig: ik pijnig mijn geweten, wat in ieder geval het doel van de brieven in dit boek is) – toch ben ik blij dat de vertaler hier het laatste woord heeft gehad.3 Dat is namelijk wel het principe dat ik hier aankaart en verdedig – dat de vertaler geen slaaf is, noch van de uitgever, noch van een exegese waar hij niet achterstaat. Als geen ander weet een vertaler hoe gevoelig woorden liggen: hij weegt ze uit hoofde van zijn beroep bij het leven af en kiest uiteindelijk verantwoord wat hij goed acht. Die zeggenschap moet hij nooit afstaan: goed dus dat Harm Damsma toch bij zijn keuzes gebleven is, al worden ze wel zichtbaar op andere plaatsen dan hij gewild had.


Baldwin in Amsterdam bij de presentatie van de vorige vertaling
van If Beale Street Could Talk in 1974

Noten
1 De vileinste zinnen van Baldwin worden door Timmers zo vertaald: ‘Negerbedienden hebben generaties lang allerlei voorwerpen uit de huizen der blanken gesmokkeld, en de blanken waren hier verrukt over, want het suste hun vage schuldgevoelens en vormde een bewijs voor de innerlijke superioriteit van de blanken. Zelfs de meest sukkelachtige en serviele neger moest wel onder de indruk komen van het verschil dat er bestond tussen zijn levenssituatie en die van de mensen voor wie hij werkte; negers die sukkelachtig noch dom waren, hadden niet het gevoel dat ze iets verkeerds deden wanneer ze blanken bestalen. […] In elk geval konden de blanken, die de negers hadden beroofd van hun vrijheid en die elk uur van hun leven profiteerden van deze diefstal, zich op geen enkele morele grond beroepen.’ (James Baldwin, Niet door water maar door vuur. Vertaald door Oscar Timmers. Utrecht: A.W. Bruna & Zoon 1964, p. 26)

In Niet door water maar door vuur (Amsterdam: De Geus 2018, p. 59-60) staat het er zo: ‘Generaties lang hebben zwarte bedienden allerlei spulletjes uit de huizen van de witten meegesmokkeld, en de witten waren daar verrukt over, omdat het een vaag schuldgevoel verzachtte en getuigde van de intrinsieke meerwaarde van het witte ras. Zelfs de meest sullige, slaafse “neger” moest wel onder de indruk raken van het verschil dat er bestond tussen zijn eigen leefomstandigheden en die van de mensen voor wie hij werkte. Zwarten die noch sullig noch slaafs waren, hadden niet het gevoel dat ze iets verkeerds deden als ze witte mensen bestalen. […] Hoe het ook zij, de witten, die de zwarten van hun vrijheid hadden beroofd en daar nog dagelijks hun voordeel mee deden, konden zich op geen enkel recht beroepen.’

Deze passage is uitermate geschikt voor een uitgebreide discussie (of een college) waarin met gemak duidelijk zal worden hoezeer simpele talige keuzes maatschappelijke debatten sturen of beïnvloeden. Hoe verantwoord je de aanhalingstekens rond die overgebleven ‘neger’ bij De Geus, wat te vinden van ‘superioriteit’ in de oude Bruna-uitgave? En hoe verhoudt zich ‘recht’ tot ‘morele grond’?

De brontekst van de passage luidt:

Negro servants have been smuggling odds and ends out of white homes for generations, and white people have been delighted to have them do it, because it has assuaged a dim guilt and testified to the intrinsic superiority of white people. Even the most doltish and servile Negro could scarcely fail to be impressed by the disparity between his situation and that of the people for whom he worked; Negroes who were neither doltish nor servile did not feel that they were doing anything wrong when they robbed white people. In spite of the Puritan-Yankee equation of virtue with well-being, Negroes had excellent reasons for doubting that money was made or kept by any very striking adherence to the Christian virtues; it certainly did not work that way for black Christians. In any case, white people, who had robbed black people of their liberty and who profited by this theft every hour that they lived, had no moral ground on which to stand. They had the judges, the juries, the shotguns, the law—in a word, power. But it was a criminal power, to be feared but not respected, and to be outwitted in any way whatever. And those virtues preached but not practiced by the white world were merely another means of holding Negroes in subjection.

2 Op vertaalverhaal.nl, dat zijn nawoord online zette, luidt het slotzinnetje ‘Het is niet anders.’
3 Of de duvel ermee speelt: NRC Handelsblad plaatste deze woensdag (12 december 2018) een ingezonden brief waarin Sjaak van der Geest uit Oud Ade bezwaar maakt tegen het klakkeloos vertalen van ‘innocence’ met ‘onschuld’. Hij pleit voor ‘onnozelheid’, althans in bepaalde gevallen.