De taalcommunicatie tussen mensen kan op verschillende vlakken verkeerd lopen. In de regel wil het taalcontact een mogelijk misverstaan juist vermijden. Het niet-begrijpen kan te maken hebben met de ongelijke positie van de gesprekspartners. Een gespreksgenoot kan zich in een ondergeschikte situatie bevinden, bijvoorbeeld als rechtzoekende, als leerling of als werknemer. Een gesprekspartner kan ook uitzonderlijk kwetsbaar zijn, bijvoorbeeld als hij of zij een patiënt, kind, of oudere is, of een beperking heeft. Al die voorbeelden kunnen nog ingewikkelder worden wanneer de ondergeschikte of kwetsbare persoon daarbij ook nog eens anderstalig is.
Beiden hebben we als collega’s in de schoot van de Onderzoeksgroep Tolkwetenschap van de KULeuven (Campus Sint-Andries – Antwerpen) iets te vertellen over de communicatie met bewoners van rusthuizen – weliswaar vanuit een totaal andere invalshoek.
Het verhaal van Isabelle, ‘Drie taalminiaturen uit het rusthuis’, is persoonlijk, en bevat enkele treffende illustraties van miscommunicatie waarvan zij in september en oktober 2018 getuige was en die ze in haar hoofd opsloeg. Daarentegen is het verhaal van Giovanni, ‘Italiaanse anderstaligheid in Vlaamse rusthuizen’, het resultaat van een zesjarig onderzoek dat tot een proefschrift heeft geleid.
Drie taalminiaturen uit het rusthuis – Isabelle
Dit jaar werd ik in oktober ‘kleinwees’. Ik vond dit woord zelf uit om mezelf te benoemen als ‘kleinkind dat geen enkele van zijn vier grootouders nog in leven heeft’.
De laatste zes weken van haar leven bracht mijn (bijna 94-jarige) grootmoeder in een Oost-Vlaams rusthuis door. Het moet onbelaste liefde zijn geweest die mij constant naar haar nieuw verblijf zoog. Meteen kwam ik ook in die particuliere rusthuiswereld terecht, die ik nog nooit zo frequent en nauwlettend had bezocht. Die gestage aandacht heeft er alles mee te maken dat ik het, indien nodig, voor mijn grootmoeder moest opnemen, daar waar zij het niet meer zou kunnen. Zij was in zeer korte tijd zichtbaar lichamelijk en mentaal oud en breekbaar(der) geworden. Uit oneindig veel impressies pen ik er slechts enkele neer. Het zijn drie indrukken die met taalcommunicatie te maken hebben.
Op een namiddag kwam een jong meisje mijn grootmoeder vragen wat ze de dag nadien ’s avonds bij de avondboterham wenste: ‘Vleessalade of perzik met tonijn?’ Meteen protesteerde ik in gedachten dat veel bewoners het woord ‘perzik’ niet zouden begrijpen. In de meeste Oost-Vlaamse dialecten, waaronder dat van mijn grootmoeder en het mijne, wordt het woord voor ‘perzik’ van het Franse woord ‘pêche’ afgeleid.1 Ik vertaalde dus voor mijn grootmoeder: ‘Vliejesalau of een peese mee tonijn?’ Zij koos voor vleessalade. Ik moest glimlachen toen ik het meisje de bewoner van de volgende kamer hoorde vragen: ‘Wat wilt ge morgenavond? Vleessalade of “pêche” met tonijn?’
Een andere keer, kort na de noen, na haar platte rust, leidde ik mijn grootmoeder van haar bed naar haar zetel. Op dat ogenblik kwam een jonge verzorger binnen. Hij deed zijn entree met: ‘Aaaah, hebben we een powernapken gedaan?’ Ik was te verbouwereerd om iets zinnigs te antwoorden. De verzorger had zich beter op een directere manier tot mijn grootmoeder kunnen richten. Bovendien behoorde het woord ‘powernap’ duidelijk niet tot het vocabulaire van mijn grootmoeder. Veel beter had de verzorger bijvoorbeeld kunnen vragen: ‘Hebt ge wat kunnen slapen?’ of ‘Hebt ge een uiltje (een ‘uileken’) gevangen?’2
Tot slot. Op de wekelijkse activiteitenkalender, bestemd voor de bewoners, zag ik geregeld het woord ‘reminiscentie’ staan. Ik kende dit woord niet. De verzorgers aan wie ik uitleg vroeg kenden het woord ook niet. Ze verwezen me door naar de animatrice. Ik keerde me naar mijn woordenboek. ‘Reminiscentie’ is de herinnering aan iets uit het verleden dat overeenkomt met datgene wat men nu waarneemt. Het is ook wat bij de oudere aan gedachten overblijft met betrekking tot bepaalde verschijnselen en toestanden van vroeger. Verder betekent ‘reminiscentie’ ook het verschijnsel zelf dat iets in het heden de herinnering oproept aan iets uit het verleden. Het is goed en zelfs noodzakelijk om de dingen met hun juiste benaming te benaderen. Alleen lijkt het mij in dit geval totaal zinloos om dit ook zo op de activiteitenkalender te plaatsen. Had het niet kunnen volstaan om bijvoorbeeld ‘over vroeger en nu’ te vermelden? Op de kalender stond immers ook eenvoudigweg ‘zitdansen’ en geen andere, meer wetenschappelijke benaming.
Verzorgers in rusthuizen zijn kinderen van deze tijd. Of er in hun opleiding een meer uitdrukkelijke of een ander soort aandacht voor taalcommunicatie moet zijn, wil ik in het midden laten. In de voorbeelden gaat het immers om vanzelfsprekende communicatie-oneffenheden waarop de niet-breekbare directe omgeving geacht wordt te reageren. De gewenste situatie zou zijn dat de verzorger zich in de mate van het mogelijke op z’n minst bewust wordt van het idiolect van de oudere, van zijn taalhistorie en van zijn taalevolutie.
Italiaanse anderstaligheid in Vlaamse rusthuizen – Giovanni
In 2011 verdedigde ik mijn doctoraal proefschrift ‘Sociaal tolken in ouderlingentehuizen: een empirisch onderzoek over de Italiaanse immigranten in de Vlaamse provincie Limburg’. Dit onderzoek vindt zijn weerslag in een Duitstalig boek.3 Ik boog me over de eerste generatie Italiaanse immigranten die naar de Vlaamse provincie Limburg kwamen. Deze generatie maakt ondertussen gebruik van de opvang in rusthuizen. Ik was getuige van situaties die mij recht naar de keel grepen. Zo raakt een oude Siciliaanse vrouw in een openbaar rusthuis in Genk haar middageten met geen vinger aan. Dit komt duidelijk doordat zij niet begrijpt wat de verzorgster haar heeft gevraagd: ‘Wil jij aardappelpuree met vlees?’ Na een tijd wordt het onaangeroerde dienblad met de lunch zonder meer bij haar weggehaald. Misschien hoopte de vrouw ook af en toe wel eens op een gerecht uit de Italiaanse keuken? In rusthuizen wordt ook vaak gezamenlijk de krant gelezen. Maar ook daar beperkt de activiteit zich tot het Nederlands, en wordt er nooit eens aandacht besteed aan Italiaanstalige dagbladen.
Mijn empirisch onderzoek toonde aan dat er Italiaanse immigranten zijn die heel veel moeite hebben met het Nederlands. Soms worden die Italiaansprekenden benaderd door mensen zonder enige tolkopleiding of met een zwakke kennis van het Italiaans. De politiek kan een immense rol spelen bij het verbeteren van de levenskwaliteit van anderstalige rusthuisbewoners. Een goede (permanente) opleiding van de sociaal tolk is daarbij essentieel.4 Het is dus wenselijk dat de Vlaamse overheid nadenkt over het aanbieden van tolkdiensten en andere taaldiensten in rusthuizen. Voor vele klassieke indicaties of instructies zou er bijvoorbeeld met pictogrammen gewerkt kunnen worden. Bovendien zal dezelfde problematiek ook in andere immigratielanden in toenemende mate gaan opspelen.
Heldere taal
Ook al zijn onze twee verhalen heel verschillend, toch komen we tot een gezamenlijke conclusie. Inderdaad, of het nu gaat om communicatie binnen eenzelfde natuurlijke taal of in een meertalige context, een constante is dat er nog steeds veel te weinig aandacht wordt besteed aan een voor ouderen heldere communicatie. De rusthuisbewoners zijn meestal ook patiënten. Het is belangrijk te weten dat verzorgers in rusthuizen onder de toepassing van de (Belgische) Wet betreffende de rechten van de patiënt vallen. Die wet bevat volgens ons enkele belangrijke vingerwijzingen die beleidsbepalend zouden kunnen zijn bij de door ons geschetste communicatieproblemen. Artikel 5 bepaalt dat ‘[d]e patiënt, met eerbiediging van zijn menselijke waardigheid en zijn zelfbeschikking en zonder enig onderscheid op welke grond ook, tegenover de beroepsbeoefenaar recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking [heeft] die beantwoordt aan zijn behoeften.’ Verder lezen we in artikel 7, §2 dat ‘[d]e communicatie met de patiënt in een duidelijke taal [geschiedt].’
Laten we daarbij vooral ook niet vergeten dat het taalprobleem in rusthuizen alleen maar groter zal worden, want de (weliswaar variërende) meertalige samenleving zal zich steeds in de bewonerssamenstelling van de rusthuizen blijven weerspiegelen.
Noten
1 Zie https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect-vertaler.php?woord=perzik.
2 Zie https://onzetaal.nl/taaladvies/een-uiltje-knappen.
3 G. Bevilacqua, Die Sprach- und Kulturmittlung in Altenbetreuungseinrichtungen, Frankfurt am Main, Peter Lang Edition, 2014, 240 p.
4 G. Bevilacqua, Die Sprach- und Kulturmittlung in Altenbetreuungseinrichtungen, Frankfurt am Main, Peter Lang Edition, 2014, 205: ‘Die Politik kann (…) eine wichtige Rolle spielen, um die Lebensqualität der älteren ausländischen Patienten/Bewohner zu verbessern, wobei man die wichtige Rolle der Aus- und Weiterbildung qualifizierter Sprachmittler nicht vergessen darf.’
Isabelle Bambust is onderzoeker aan de KULeuven, Onderzoeksgroep Tolkwetenschap (Campus Antwerpen) en vrijwillig postdoctoraal medewerker aan de UGent, Faculteit Recht en Criminologie.
Giovanni Bevilacqua is onderzoeker aan de KULeuven, Onderzoeksgroep Tolkwetenschap (Campus Antwerpen).
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.