Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Rillen met Rilke

Bert de Waart

De herfst is het lievelingsseizoen van de dichters1, en herfstgedichten worden misschien wel vaker geciteerd dan die over de andere seizoenen samen. En dan vooral der Sommer war sehr groβ: aan dat citaat was vorige maand weer niet te ontkomen in de media. De likes buitelen over elkaar heen: mooiste gedicht ooit, mooiste Duitse gedicht, mooiste gedicht van Rilke, mooiste herfstgedicht. ‘Herbsttag’ is hoe dan ook onverwoestbaar populair, en is dus vaak vertaald. En het ís ook prachtig.

Herr: es ist Zeit. Der Sommer war sehr groß.                   
Leg deinen Schatten auf die Sonnenuhren,
und auf den Fluren laß die Winde los.

Befiehl den letzten Früchten voll zu sein;
gib ihnen noch zwei südlichere Tage,
dränge sie zur Vollendung hin und jage
die letzte Süße in den schweren Wein.

Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr.
Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben,
wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben
und wird in den Alleen hin und her
unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.

Peter Verstegen schrijft in zijn dikke bundel vertalingen met commentaar2 dat dit gedicht zich betrekkelijk makkelijk in het Nederlands laat vertalen, omdat de natuurlijke equivalenten van zeven rijmwoorden ook in het Nederlands rijmen; hij  bedoelt blijkbaar sein – Wein, Tage – jage en bleiben – schreiben – treiben. Nou ja, betrekkelijk makkelijk?

Ik heb zes in Nederland gemaakte vertalingen uit de tweede helft van de vorige eeuw bekeken, drie in de ene en drie in de andere rijkstaal: van Anton Korteweg, Peter Verstegen, Menno Wigman, Sybe Sybesma, Fedde Schurer en Marten Sikkema. De Nederlandse vertalingen heten ‘Herfstdag’, de Friese ‘Hjerstdei’. Als we ons even beperken tot officiële landstalen is het Duits het nauwst verwant met het Nederlands, en andersom. Het Fries en het Engels zijn hogerop in de stamboom verwant: het zijn zustertalen van elkaar, en ‘‘nichten’’ van de zusjes Nederlands en Duits. Die lijken dus erg op elkaar, en Duits en Fries veel minder. Dat merk je bij het vertalen.

Eerst over de tweede strofe.

Beveel de laatste vruchten rijp te zijn;
verleen hun nog twee zuidelijker dagen,
stuw hen naar de voleinding, Heer, en jaag

de laatste zoetheid in de zware wijn

Korteweg 1976

Jit nou de lêste fruchten rypdom yn;
bied harren jit twa sudeliker dagen,
pres har ta waechsdom, driuw mei laech op    
        lagen
de lêste swietens yn 'e swiere wyn.

Sybesma 1957

Gebied de laatste vruchten vol te zijn,
verleen hun nog twee zuidelijker dagen,
stuw ze naar de voldragenheid en jaag
de laatste zoetheid in de zware wijn.

Verstegen 1989

Jit nou de lêste fruchten folheit yn
gun har noch in pear sudelike dagen
om har nei de foleining ta to dragen
en driuw dyn swietens yn har swiere wyn.

 Schurer 1965

Beveel de laatste vruchten rijp te zijn;
verleen ze nog twee zuidelijker dagen,
bereid ze tot volkomenheid en jaag
een laatste zoetheid in de zware wijn.

Wigman 1999

Twing no de lêste fruchten ripens yn;
jou harren noch twa súdeliker dagen,
lit har de gloed fan folsleinens drage,
jei lêste swietens yn de swiere wyn.

 Sikkema 1991

Befiehl den letzten Früchten voll zu sein … schweren Wein
Korteweg, Verstegen en Wigman laten zijn in r. 4 rijmen op wijn in r. 7. Daardoor zitten ze ook vast aan de moeizame metafoor in r. 4: ‘Beveel de laatste vruchten vol te zijn.’ Hier wordt de Heer van r. 1 gevraagd de laatste vruchten te bevelen vol te zijn. Vol te worden misschien? Maar ook daarvan is niet goed te begrijpen hoe die vruchten dat bevel in Bacchusnaam kunnen opvolgen. De Heer zal zelf de handen uit de mouwen moeten steken, en dat is ook wat in de rest van deze strofe staat: met twee warme dagen.

In het Fries rijmt  de infinitief ‘zijn’, wêze, niet op wyn. De Friese vertalers hebben, zou je kunnen zeggen, van de nood een deugd gemaakt door werkwoorden te gebruiken met het voorvoegsel yn. In de gebiedende wijs komt dat voorvoegsel achteraan te staan, waar het rijmt op wyn in r. 7: Jit nou … folheit yn, (‘giet ... in’, Schurer), Jit nou … rypdom yn (‘giet … rijpheid in’, Sybesma), Twing no … ripens yn (‘dwing … rijpheid in’, Sikkema). Onberispelijk rijm, en een begrijpelijke r. 4.

zwei südlichere Tage … und jage
Voor het rijmpaar Tage – jage nemen de Nederlandse vertalers genoegen met het halfrijm dagen – jaag. Het Friese woord voor ‘jagen’ is  jeije: hier is dus weer werk aan de winkel. Schurer en Sikkema kiezen dragen, Sybesma  heeft een andere oplossing. Alle drie moeten daarvoor r. 6 en 7 aanpassen: … noch in pear (‘een paar’) sudelike dagen / om har nei de foleining ta (‘naar de voltooiing toe’)  to dragen / en driuw dyn swietens (‘drijf Uw zoetheid’) … ( Schurer), … noch twa súdeliker dagen / lit har de gloed van folsleinens (‘volledigheid’) dragen / jei (‘jaag’) lêste swietens … (Sikkema). Vooral Sybesma  heeft fors ingegrepen in de tekst.… jit (‘nog’) twa sudeliker dagen / … driuw har mei laech op lagen (‘met laag op lagen’) / de lêste swietens (‘zoetheid’) yn ‘e swiere wyn.  Vooral Schurer vertaalt knap: het volle rijm dagen – dragen, en die laatste infinitief soepel in de zin ingepast; het verlies van jage gecompenseerd in r. 7: driuw.

Schurers versie van zwei …Tage, in pear … dage, toont nog een ander aspect van het vertalen in het Fries: de vertaling is vaak wat spreektaliger dan de brontekst. Het Fries is vooral een voertuig voor dagelijkse mondelinge communicatie, en de schrijftaal heeft een minder vanzelfsprekende status. Erik Hoekstra vertaalt bijvoorbeeld de eerste alinea van Nietzsches Also sprach Zaratusthra / Dat sei Zarathustra zo:

‘Als Zarathustra dreissig Jahr alt war, verliess er
seine Heimat und den See seiner Heimat und ging in das Gebirge. Hier genoss er seines Geistes und seiner Einsamkeit und wurde dessen zehn Jahr nicht müde. Endlich aber verwandelte sich sein Herz, - und eines Morgens stand er mit der Morgenröthe auf, trat vor die Sonne hin und sprach zu ihr also: …’

 

(Nietzsche 2011, Erster Theil. Zarathustra’s Vorrede 1)

‘Doe’t Zarathustra tritich jier âld wie, liet er syn heitelân en de see fan syn heitelân  efter him en gong de bergen yn. Dêr hied er wille van syn geast en fan syn iensumens en koe dêr tsien jier lang net syn nocht van krije. Lang om let lykwols feroare syn hert en op in moarn kaam er mei it moarnsrea fan it bêd, gong foar de sinne stean en spruts him sa ta: …’
(Nietzsche 2000, p. 13) De derde strofe:

Wie nu geen huis heeft, bouwt het ook niet meer.
Wie nu alleen is, zal het nog lang blijven,
zal waken, lezen, lange brieven schrijven,
in lanen rusteloos dwalen, telkens weer,
als op de wind de blaren zullen drijven.

Korteweg 1976

Hwa't nou gjin hûs hat, bout ek net mear ien.
Hwa't nou allinnich is, sil it lang bliuwe,
sil wekker wêze, lêze, brieven skriuwe,
en yn 'e leanen fier fan elkenien
omswalkje as troch de loft de blêdden driuwe.

 Sybesma 1957

Wie nu geen huis heeft, bouwt het ook niet meer,
wie nu alleen is, zal het lang nog blijven,
zal waken, lezen, lange brieven schrijven
en rusteloos de lanen op en neer
gaan als de wind de blaren voort zal drijven.

Verstegen 1989

Dy't nou gjin sté hat bout it him net mear.
Dy't ienlik is bliuwt ienlik. Hy sil hifkje,
weitsje, hwat lêze, lang omstannich briefkje
en ûngeduerich dwale om hûs en hear
as brune blêdden troch de leanen drifkje.

 Schurer 1965

Wie nu geen huis heeft, bouwt er geen meer.
Wie nu alleen is, zal het lang nog blijven,
Zal waken, lezen, lange brieven schrijven
En rusteloos door lege lanen dwalen
Als de bladeren op de herfstwind drijven.

Wigman 1999

Dy’t no gjin hûs hat, bout him gjinnent mear,
dy’t no allinne is, sil it tiden bliuwe,
sil weitsje, lêze, lange brieven skriuwe
En troch yn ’e loanen swalkje kear op kear
wylst fleagen wyn de blêden fierder driuwe.

 Sikkema 1991

Baut sich keines mehr … hin und her
De meest geciteerde regel is r. 8: Wer jetzt kein Haus hat baut sich keines mehr. Korteweg, Verstegen en Schurer vertalen keines met het, resp. it. Niet precies wat er in het Duits staat, en Wigman schrijft dan ook … bouwt er geen meer, maar dat hompelt nogal. Sybesma’s vertaling is perfect vijfjambisch: bout ek net mear ien, maar nu heeft hij een rijmwoord op ien nodig in r. 11, en dat wordt fier fan elkenien (‘ver van iedereen’) / omswalkje … , een toevoeging die lijkt op wat hij in de tweede strofe doet met laech op lagen. Sikkema vindt een elegantere oplossing: het Fries kent een woord voor keines, dat ook metrisch past: gjinnent: bout him gjinnent mear.

wird es lange bleiben – lange Briefe schreiben – wenn die Blätter treiben
Voor bleiben – schreiben – treiben liggen blijven – schrijven – drijven  en  bliuwe – skriuwe – driuwe voor de hand. Maar wenn die Blätter treiben is in het moderne Duits niet gebruikelijk in de hier bedoelde onovergankelijke betekenis: ‘de bladeren bewegen (over de grond o.i.d.)’, en in het moderne Nederlands en het moderne Fries kun je alleen iets zeggen als de bladeren drijven, de blêden driuwe als het gaat over bladeren die in stromend water liggen. Vier vertalers voegen een plaatsbepaling in, waardoor de slotregel nog steeds een beetje vreemd, maar wel acceptabel is:  troch de loft (Sybesma), troch de leanen  (Schurer), op de wind (Korteweg), op de herfstwind (Wigman). Verstegen en Sikkema passen de zinsbouw aan: ze gebruiken het overgangelijke voortdrijven / driuwe (‘voortjagen, laten bewegen’), waarbij de bladeren lijdend voorwerp zijn, de wind onderwerp, en de zin syntactisch foutloos: … als de wind de blaren voort zal drijven. (Verstegen), wylst fleagen wyn (‘windvlagen’) de blêdden fierder driuwe. (Sikkema). Met de wind als onderwerp krijg je drijft of driuwt in het enkelvoud, en ik vind Verstegens oplossing, zal drijven, minder fraai dan die van Sikkema: wylst fleagen wyn …, waarbij hij ook het éénlettergrepige Friese wylst efficiënt gebruikt.

Schurer gebruikt trouwens niet bliuwe, skriuwe  en driuwe, maar het ‘nog veel Friesere’ hifkje (‘wikken en wegen’), briefkje (‘brieven schrijven’) en drifkje (‘voortdrijven’). Ook elders in het gedicht is zijn vertaling ‘Frieser’: kein Haus > gjin sté, allein > ienlijk, unruhig > ungeduerich.


Rainer Maria Rilke (1875 - 1926)

Poëzie vertalen Duits-Fries lijkt, deze zes vertalingen overziend, lastiger dan Duits-Nederlands. Duits-Fries heeft minder valse vrienden, maar vooral minder voor de hand liggende equivalenten. Dat dwingt tot vrijer vertalen, en stimuleert de creativiteit.  Ik vind de Friese vertalingen ook mooier klinken. Maar misschien is dat gewoon omdat ik niet echt Fries spreek. Dat heeft daardoor in mijn oren een exotisch vleugje dat dit min of meer mystieke gedicht wel staat. Maar ik hoor ook bij het lezen van Haarsdag, de Groningse vertaling van Jan Glas3, Ede Staal zingen. Daar valt voor Korteweg, Verstegen en Wigman niet tegenop te vertalen.

Noten
1 Lees maar na in Hans Vleks poëticale gedicht ´Herfst´, dat eindigt met:

Sigarenmakers hebben het al opgegeven
handspinsters en klompensnijders dito
maar hij niet

want na een flinke slok
warme chocola volgt onver-
biddelijk en onverbeterlijk

de titel: Herfst. (Vlek 1970, p. 107)

2 Verstegen 1989, p. 295. Waarom staat niet in elk boek met mooie vertalingen een commentaar van de vertaler? Ik wil altijd wel weten welke keuzes de vertaler heeft gemaakt, en waarom, voor welke dilemma’s hij stond, en hoe hij zich daaruit gered heeft. Voor een vertaalstrategie kun je mij altijd wakker maken.
3 Glas’ vertaling staat, met een Drentse van Marga  Kool, een Twentse van Anne van der Meiden, en een om verschillende redenen interessante Nederlandse van Henny Hamhuis (Harfstdag, Hearfstdag  en Herfst) in Rilke 2007.

Bibliografie: Bronnen
Duits

‘Herbsttag’: Eerst in Rilke, Rainer Maria. 1902. Das Buch der Bilder. Berlin: Axel Juncker. Het staat ook bij alle vertalingen die ik geciteerd heb.

Nederlands

Korteweg, Anton. 1976. Rilke, Rainer Maria & id. ‘Herbsttag’ De Revisor 3, p. 15 en https://www.dbnl.org/tekst/_rev002197601_01/_rev002197601_01_0136.php

Verstegen, Peter. 1989. ‘Herfstdag’. In: Verstegen 1989, p. 35

Wigman, Menno. 1999. in: Rainer Maria Rilke, Wie nu alleen is. Twintig liefdesgedichten. Gekozen en vert. door id.. Amsterdam: Bert Bakker, p. 21

Fries

Sybesma, Sybe. 1957. ‘Hjerstdei’, De Tsjerne 12, p. 349. Ook in Hettinga 2013 en https://www.dbnl.org/tekst/_tsj002195701_01/_tsj002195701_01_0100.php

Schurer, Fedde. 1965. ‘Rainer Maria Rilke: Oersettingen van id.’, De Tserne  20, p. 15-21 (21). Ook in Hettinga 2013 en https://www.dbnl.org/tekst/_tsj002196501_01/_tsj002196501_01_0004.php

Sikkema, Marten. 1991. ‘Hjerstdei’, De Strikel, 12, p. 23-24. Geciteerd uit Hettinga 2013

Overig

Hettinga, Eeltsje. 2013. Rainer Maria Rilke – ‘Hjerstdei ’- Herbsttag. Weblog van id., 30/01.2013.  https://eeltsjehettinga.nl/752/

Nietzsche, Friedrich. 2000.Dat sei Zarathustra. In boek foar alleman en foar gjinien. Oersetting: Eric Hoekstra. Ljouwert: Bornmeer

Nietzsche, Friedrich Wilhelm. 2011. Also sprach Zarathustra. Project Gutenberg. http://www.gutenberg.org/cache/epub/7205/pg7205-images.html

Rilke e.v.a., Rainer Maria. 2007. Sieben Nedersaksisch. AFdH

Verstegen, Peter. 1989.  Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren. De Westeuropese poëzie in honderd gedichten. Vert. en van commentaar voorz. d. -. Amsterdam: Bert Bakker

Vlek, Hans. 1970. Zwart op wit. Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij N.V.

 

Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.