In 1881 verscheen Christina Rossetti’s Monna Innominata, ‘de ongenoemde vrouw’, een verzameling van veertien sonnetten waarin Rossetti (1830–1894) aanvankelijk haar liefde voor een minnaar bezingt om zich uiteindelijk van hem af te keren; haar liefde voor God is groter dan die voor haar geliefde (Krogt & Delhez 2004: 41–47). Het feit dat de bundel precies veertien sonnetten bevat, is geen toeval: een sonnet bestaat immers uit veertien regels. Samen vormen de veertien sonnetten een soort ‘macro-sonnet’, compleet met volta (41). Qua stijl zijn de sonnetten trouw aan de traditie van Petrarca: ze bestaan uit twee kwatrijnen en twee terzetten. Tussen de kwatrijnen en de terzetten vindt de zogeheten volta plaats: een verschuiving van perspectief of toon. Het derde sonnet uit de verzameling behoort tot het eerste kwatrijn van het macro-sonnet en gaat, net als sonnet een, twee en vier, ‘over de grootsheid van de aardse liefde’ (43): het lyrisch ik beschrijft hoe zij in haar dromen wordt verenigd met haar geliefde en bezingt het geluk dat zij daar vindt.
De Nederlandse vertaling van sonnet nummer drie die ik hier wil bespreken is die door Arie van der Krogt en Renée Delhez; hun vertaling van de Monna Innominata verscheen onder de titel Liefdessonnetten in 2004. In hun nawoord bij de vertaling lichten ze hun strategie en versie toe. Van der Krogt en Delhez beginnen hun verhaal met de, gezien de context, verrassende uitspraak dat het vertalen van poëzie ‘bij voorbaat onmogelijk’ is en komen zelfs met een veelzeggende metafoor voor deze bezigheid: ‘mikado spelen in een windtunnel’ (45). Toch waagden zij zich aan een vertaling van Rossetti’s sonnetten. ‘Vertalen is,’ volgens Van der Krogt en Delhez, ‘altijd kiezen, en inleveren, want de brontekst zal er nooit geheel ongeschonden doorheen komen’ (46). Ook halen ze de woorden aan van Dante Gabriel Rossetti, Christina’s broer en behalve schilder ook dichter:
Omdat het vertalen van poëzie geen exacte wetenschap is, is letterlijkheid van de vertaling absoluut geen vereiste. Ik zeg letterlijkheid en niet getrouwheid, wat iets heel anders is. Als letterlijkheid gecombineerd kan worden met dat wat de belangrijkste voorwaarde voor het welslagen van de vertaling is, heeft de vertaler geluk en moet hij ernaar streven om letterlijkheid en schoonheid te verenigen; als schoonheid alleen bereikt kan worden door het gedicht te parafraseren, is dat de enige weg. (47)
In deze woorden lijkt de essentie van de vertaalstrategie van de vertalers te schuilen, hoewel ze benadrukken dat ze niet alleen de schoonheid van de sonnetten, maar ook de vorm ervan hebben geprobeerd te behouden, wat volgens hen immers bijdraagt aan de kracht van de werken (47).
I dream of you, to wake: would that I might In happy dreams I hold you full in sight, Thus only in a dream we are at one, If thus to sleep is sweeter than to wake, |
Ik droom van jou, ontwaak, maar sluimerzacht In blijde dromen met jou saamgebracht Want in een droom slechts toont zich onze trouw, Als slapen zoeter is dan waken, zou |
Rossetti’s sonnetten zijn petrarcaans van stijl, wat passend is aangezien elk sonnet wordt ingeleid door dichtregels van Dante en Petrarca. Het rijm is kenmerkend voor de petrarcaanse traditie, al heeft ‘Sonnet 3’ als rijmschema abba abba cde dec in plaats van het vaker voorkomende abba abba cde cde. Het metrum is de jambische pentameter (kort-lang) en het aantal lettergrepen komt bijna altijd overeen met het schema, hoewel het ritme in de eerste twee regels onderbroken lijkt te worden: ‘I dream of you, to wake: would that I might / Dream of you and not wake but slumber on’ (r. 1-2, cursivering metrische nadruk VM). Na de dubbele punt ligt de nadruk strikt genomen op enkele woorden die meestal niet benadrukt worden omdat ze relatief weinig semantische inhoud hebben, namelijk ‘that’, ‘might’, ‘of’ en ‘and’; de lezer moet of tegen de logica van de zin in strak het metrum blijven volgen, of een beetje smokkelen. Hierna herstelt het ritme zich en valt de nadruk van de jambes samen met de natuurlijke beklemtoning van de zinsdelen. Deze ritmische onregelmatigheid valt opvallend genoeg precies tussen ‘wake’ in regel één en ‘wake’ in regel twee en wordt ingeleid door een cesuur, de dubbele punt. Het hortende ritme begint bij het wakker worden in de eerste regel, alsof de spreekster nog slaperig en incoherent is. Na de tweede ‘wake’ lijkt zij weer in slaap te vallen: ‘. . . but slumber on’. De onregelmatigheid van het metrum creëert op deze manier een ritmisch effect dat de inhoud van de regels weerspiegelt en ondersteunt; Rossetti zet op prachtige wijze de vorm van het sonnet in om haar boodschap over te brengen.
De Nederlandse vertaling van het sonnet blijft dicht bij het schema van het petrarcaanse sonnet; misschien zelfs meer dan het origineel. De vertalers hebben namelijk gekozen voor het gebruikelijkere rijm abba abba cde cde. Verder ontbreekt de metrische onregelmatigheid die in het origineel de slaperigheid van de spreekster uitdrukt en wordt de traditionele jambische pentameter strak gehandhaafd: ‘Ik droom van jou, ontwaak, maar sluimerzacht / Wil ik nog blijven dromen over jou;’ (r. 1-2, cursivering VM). Ook ontbreekt de herhaling van ‘ontwaak’; het komt slechts één keer voor, ingesloten door komma’s. Het moment van ontwaken is korter geworden en de spreekster lijkt meteen weer terug te zakken in haar dromen. Het vloeiende ritme van de regels ondersteunt deze minimale onderbreking van het slapen; het ontwaken is gereduceerd tot een kort moment, door komma’s geïsoleerd van de rest van de regels. Naar eigen zeggen hechten de vertalers veel waarde aan de vorm van Rossetti’s sonnet en hebben deze, waar mogelijk, gepoogd te behouden. Toch zien we hier wel degelijk een formele verschuiving, al gaat er niks verloren; het is niet zozeer het ritme dat het moment van ontwaken markeert, maar de interpunctie.
Ook inhoudelijk vinden er verschuivingen plaats; bijvoorbeeld in de vertaling van beeldspraak. Rossetti’s sonnet wordt gekenmerkt door contrasterende beelden: dag en nacht, leven en dood. Verder worden de zoete dromen en hun onderwerp, de geliefde, met zomer en zonlicht vergeleken. De regels drie en vier bevatten een duidelijk voorbeeld van dergelijke metaforische taal:
Nor find with dreams the dear companion gone,
As, summer ended, summer birds take flight. (3-4)
Christina Rossetti, geportretteerd door haar broer Dante Gabriel Rossetti
Het samenzijn met haar geliefde is als een zomervogel die met het naderen van de winter warmere streken opzoekt. Om ditzelfde beeld op te roepen, spreken Van der Krogt en Delhez niet van de zomer, maar van kou:
Zodat jij niet, als vogels voor de kou,
Weer met mijn dromen wegvliegt na de nacht. (3-4)
Geen letterlijke, woord-voor-woord vertaling van de beeldspraak van Rossetti, maar een beeld met dezelfde ideationele functie. Ook hier wordt iets ingeleverd in ruil voor iets vergelijkbaars. Misschien is dit wat Dante Gabriel Rossetti bedoelde met ‘parafraseren’: als de schoonheid van het gedicht niet letterlijk overgebracht kan worden, moet de vertaler de originele verwoording loslaten en met eigen woorden uitdrukking geven aan dezelfde schoonheid?
Dat Van der Krogt en Delhez zich maar al te bewust zijn van de moeilijkheden van het vertalen van gedichten, komt tot uiting in hun strategie. Het behoud van zowel de originele verwoording, als de schoonheid van de tekst, wordt bij voorbaat onmogelijk verklaard. De vertalers richten zich in plaats daarvan op het overbrengen van de schoonheid van de gedichten en de ideeën die daarin tot uitdrukking komen. Afgaand op de besproken voorbeelden uit sonnet nummer drie, zijn ze hierin wat mij betreft geslaagd. Je zou kunnen redeneren dat de vertalingen niet meer het werk van Rossetti zijn, maar van Van der Krogt en Delhez. Maar waarom zou een poëzievertaling het origineel moeten vervangen? Als zo vaak staan in deze bundel het origineel en de vertaling immers naast elkaar. Er vindt een wisselwerking plaats tussen het origineel en de vertaling; het lezen van de ene tekst beïnvloedt het lezen van de andere. Misschien is ook dat een goede metafoor voor het vertalen; het aangaan van een dialoog tussen de wereld van het origineel en die van de vertaler.
Bibliografie
Krogt, Arie van der & Renée Delhez. 2004. ‘Monna Innominata’, in: Christina Rossetti, Liefdessonnetten. Rotterdam: Donker, p. 41–44.
---. ‘Over de vertaling en de vertalers’, in: Christina Rossetti, Liefdessonnetten. Rotterdam: Donker, p. 45–47.
Rossetti, Christina. 2004. Liefdessonnetten. Vertaald door Arie van der Krogt en Renée Delhez. Rotterdam: Donker.
Vera Magnússon (1993) studeerde Literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam en volgt momenteel de master Vertalen aan de Universiteit Utrecht.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.