Mantsjoes hebben meer dan 250 jaar geheerst over een reusachtig rijk dat een groot deel van Azië besloeg, waaronder het huidige China. En dat wisten we in Europa. Ik span me in om deze onvoltooid verleden tijd in weten te veranderen, temeer daar ook moderne Mantsjoes hun taal en traditie pogen te reanimeren, en dat in een China waar de niet-Han bevolking in een hoek wordt gedreven.
We wisten dus van de Mantsjoes, we wisten bijvoorbeeld van hun hofpoëzie. Neem Voltaire, hij stak de loftrompet over de gedichten die uit khan Abkai Wehiyehe’s penseel vloeiden. ‘Hoe toch kan een man die belast is met een rijk zo groot als dat van hem de tijd vinden om zulke poëzie te schrijven?’ vroeg Voltaire zich af in een brief aan de koning van Pruisen. In Holland schreven zowel Vondel als zijn goede vriend Van der Goes een treurspel over de Mantsjoe invasie van China. Dit alles terwijl onze notabelen uit klein maar fijn Mantsjoe Kangxi-porselein hun Haagse bakkies opslurpten. We kenden ze dus wel, de Mantsjoes.
'Manchu lady and her maid' John Thomson
In hun taal, die verwant is aan het Mongools en Turks, schreven de Mantsjoes miljoenen teksten, die na hun ondergang in 1912 in de doofpot zijn beland. En ook de Europese sinologie vergat de Mantsjoes en wat ze op papier hadden gezet. Men ging geloven in het sprookje dat Mantsjoes als bij toverslag Chinees geworden waren toen ze in 1644 de Lange Muur passeerden, en dat hun geschrijf niets anders behelsde dan letterlijke vertalingen van Chinese teksten. En dat is erg jammer, want met een beetje wroeten komt er oneindig veel mooie, authentieke Mantsjoe literatuur naar boven, met elke bladzijde ontvouwt zich een heel eigen cultuur en traditie.
En inmiddels keert het tij. Zo werk ik vanaf 2014 in Leiden met een groep gedreven studenten aan het bekendmaken van Mantsjoe literatuur en cultuur. Met dat doel verscheen in 2016 de eerste DEBTELIN, een tijdschrift voor Mantsjoe in vertaling. Een mooie graadmeter voor de belangstelling was de crowdfundingsactie bij Voordekunst waarmee we deze publicatie hebben gefinancierd. Voor we het beseften liep de teller ruim boven het bedrag dat we nodig hadden. Het publiek bleek trek te hebben in Mantsjoe.
Inmiddels is DEBTELIN 2 verschenen en voor DEBTELIN 3 staan meer dan veertig vertalers te trappelen om bij te dragen. Sinds deel twee zijn we overgestapt op vertalingen in het Engels, dus het was weer tijd voor iets Nederlands, om precies te zijn: een Nederlands boek. Op 28 juni verscheen mijn eerste boek met vertalingen van het Mantsjoe in het Nederlands: Mantsjoes toen en nu in gedichten en gebeden. Ik wilde veel in weinig. In de woorden van dichter en poëziecriticus Piet Gerbrandy: ‘In nog geen honderd pagina’s slaagt Fresco Sam-Sin erin een overzicht te geven van een complete literaire traditie uit een voor westerlingen totaal onbekend taalgebied.’
Juist omdat de Mantsjoes een totale herintroductie nodig hebben, wilde ik een boekje maken dat – hoewel chronologisch opgebouwd – af en toe het tempo eruit haalt om stil te staan bij complexe thema’s uit de Mantsjoe cultuur. Het vertalen was soms flink zoeken. Er zijn geen schouders om op te staan of een traditie om me tegen af te zetten.
Een begin kiezen was makkelijk: de sjamaan. In de tijd voor de grote khans waren de Mantsjoes een verzameling van vele familiestammen. Aan het hoofd van elke stam stond de sjamaan. Hij of zij was niet alleen de geestelijk leider, maar ook de militaire en politieke aanvoerder. De sjamaan was degene die bemiddelde tussen mens en kosmos, en in de gebeden van de sjamaan komen dan ook magische refreinen langs, in een taal die enkel de sjamaan, geesten en goden verstaan. Daarom is het onvertaald gelaten: Kom toe, ’t tafelbanket toebereid, gu i xongkon. / Kom toe, onze offerdis opgediend, gu i xongkon. / Toe, kom zetelen in uw zetel, gu i xongkon.
Na de sjamanistische opening volgen hoofdstukken waarin Mantsjoe hofpoëzie de boventoon voert (tussendoor gaat er nog wel een sjamaan naar de onderwereld waar haar dode man haar wil frituren). Mantsjoe hofpoëzie is zeer vormvast. Elke regel begint met dezelfde klank en volgt een strak rijmschema. Soms is de begin- of eindklank vier, acht of driehonderd (!) versregels achter elkaar dezelfde. In mijn vertalingen houd ik dit aan: De eerste pijl vloog dwars door de maliën van zijn vijand. / Daarna zwaaide zijn tweede pijl af voorbij de tegenstand. / Door zijn derde pijl was de rebel tegen de grond beland. / Daar waar wij aarzelden, nam deze held ons bij de hand.
Gedrochten liggen hierbij op de loer, want het Mantsjoe kan door zijn beperkte fonemenschat zo’n rijm veel makkelijker volhouden dan het Nederlands. Het was voor mij vaak balanceren tussen rijm en inhoud, zonder dat de vertaling te geforceerd zou klinken en zonder dat ze te ver weg zou drijven van de oorspronkelijke tekst. De goddelijke khan was verguld. / Diens eeuwig verbond is vervuld. / Dat had het volk in vreugde gehuld, / dankbaar voor zijn groot geduld. / De vrouwen zijn goed getrouwd, / dankzij hun mannen rijk gevuld. / De tijd voorbij van strijd en schuld. / Daarin lag vriendschap verhuld. / Zijn troon, troon, troon, troon / glanst als jade, jade, jade, jade. Er staat tussen zeven keer ‘-uld’ ineens een keer ‘-ouwd’, domweg omdat het Mantsjoe het rijmschema doorbreekt, terwijl de lezer misschien denkt dat ík degene ben die ‘-uld’ niet volhouden kan.
Bij het vertalen van hofpoëzie was het vooral lastig om de vorm vast te houden, maar ik heb ook gedichten geselecteerd die juist in vorm en register vrijer waren. Daarbij vond ik het soms moeilijk om mijn idiolect in toom te houden. Ik ga snél! / Met souplesse. / Supertechnisch, weet je wel? / Hoe ik in die bocht hang! / Een genot om te zien. / Ik? Een toppertje pur sang! De humor zit ook in het origineel, zo ook het ietwat ongebruikelijk vocabulaire. Dat nam ik als vrijbrief om ‘toppertje’ en ‘pur sang’ te gebruiken. Bij ‘pur sang’ twijfelde ik, want hoewel ingeburgerd is het natuurlijk geen puur Nederlands, geen Nederlands pur sang dus.
Dat het afwisselen van talen ook de regel kan zijn, zie je terug in Mantsjoe macaroni. Macaronische composities wisselen binnen dichtregels talen af, waarmee de dichter een bepaald effect wil bereiken. Vaak werkt deze afwisseling op de lachspieren, maar in Mantsjoes toen en nu geef ik ook een serieus voorbeeld. In mijn vertaling wissel ik Nederlands en Engels af, waar het origineel Mantsjoe en Chinees gebruikt. Voor een Nederlands publiek komt deze vorm bijna per definitie lachwekkend over; ook toen ik dit serieuze gedicht voordroeg, werd het met gelach ontvangen: De zon SETS, het SHIMMERS, dicht gaan CURTAINS, / avondmist FILLS THE AIR, laat geen plek onopgevuld. / Uit het niets luidt the DISTANT TEMPLE zijn klokken. Toch wilde ik de meertaligheid behouden. Ik vind het juist zo mooi dat ik van mijn Nederlandse publiek weet dat ze beide talen beheersen. In de VS zijn vertalingen van deze teksten enkel in het Engels, omdat het publiek een tweede taal vaak niet kan verteren. Mijn lezers en ik hebben dat probleem niet, net als de Mantsjoes van toen en nu.
Een macaronische compositie
Vandaag de dag zijn er Mantsjoes die hun taal en cultuur weer handen en voeten geven. Hun geef ik in het laatste woord. De nieuwe Mantsjoes zijn in eerste instantie Chineestalig en hebben zichzelf structureel een nieuw soort Mantsjoe aangeleerd. Dat bracht me twee uitdagingen die ik niet had zien aankomen.
Ten eerste wonen in China Sibe, die zich halverwege de achttiende eeuw op last van de khan moesten afscheiden van de Mantsjoe legers. Van deze bevolkingsgroep spreken nog ongeveer tienduizend mensen vloeiend Sibe. Deze taal is grotendeels gelijk aan klassiek Mantsjoe met her en der eigen vocabulaire of leenwoorden uit omringende talen. De Sibe en neo-Mantsjoes claimen eigenheid en zetten zich daarom tegen elkaar af. Na lang wikken en wegen heb ik besloten hen in Mantsjoes toen en nu apart te behandelen. Dat doe ik vanwege het huidige sentiment, maar vooral omdat de neo-Mantsjoes zich in hun nieuwe poëzie loskoppelen van de onafgebroken literaire traditie van de Sibe.
De tweede uitdaging vormen de nieuwe dichters. Zij publiceren onder een nieuwe Mantsjoe naam in hun hervonden Mantsjoe taal. In het volgende gedicht lijkt Tatara Deyetu (1992) zijn aanwakkerende identiteit te beschrijven: Wanneer je in het vuur kijkt, / weet je dat het vuur op ons lijkt. / Op welk moment laait het? / Op welk moment is het uit? / Je weet alleen: het is meteen heet. / Het is heet. In mijn ogen is hun werk van fundamenteel belang voor het bouwen aan een nieuwe taaltraditie. Mijn uitdaging is dan om te beslissen of de dichters nog moeten rijpen voordat ze vertaald worden, of hun werk niet nog te houtje-touwtje is of te cliché.
Met de gedichten en gebeden in dit boekje kom je een nieuwe cultuur tegen en wellicht jezelf: want hoe kon het toch dat je nog nooit van de Mantsjoes had gehoord? Collectief geheugen kan ontsporen, maar mijn voornemen is om net als de nieuwe Mantsjoes een nieuw spoor te leggen dat moet leiden tot veel mooie Mantsjoe teksten voor Nederlandse lezers.
Fresco Sam-Sin (1982) doceert Mantsjoe taal en cultuur aan de Universiteit van Leiden en is als onderzoeker verbonden aan Museum Volkenkunde.
Weblinks
- Mantsjoes toen en nu in gedichten en gebeden verkrijgbaar via www.etsy.com/shop/DEBTELIN
- Uitgever is MF publishing, onderdeel van Stichting Manchufoundation.org
- DEBTELIN, tijdschrift voor Mantsjoe in vertaling, via debtelin.nl