Hoe weinig we er ook voor voelen, u en ik zullen samen onder de grond afdalen
om Wurm te confronteren. Als we de strijd verliezen en het leven erbij inschieten,
zal niemand medelijden met ons hebben. Als we succes hebben en Wurm verslaan,
zal niemand ons roemen. Want de mensen zullen niet eens weten
dat er ver onder hun voeten zo’n strijd geleverd is.
Uit: Haruki Murakami, Na de aardbeving,
vertaald door Jacques Westerhoven
Al op zijn drieëntwintigste had de Deense regisseur Nitesh Anjaan het overgrote deel van Haruki Murakami’s werk gelezen. Daarbij was hij, net als zo veel andere fans, volledig afhankelijk van vertalingen, en net als de meeste lezers ging hij ervan uit dat vertalingen altijd een directe weergave van de brontekst zijn. Totdat hij op een dag een lezing bezocht van Mette Holm, de Deense vertaalster van Murakami. Toen hij haar hoorde vertellen over de moeilijkheden van het vertalen uit het Japans, drong tot hem door hoe groot de rol van de vertaler is bij de omzetting van brontekst naar doeltekst. Uit zijn liefde voor het werk van de auteur en zijn nieuwe interesse in vertalen ontstond het idee om een film te maken over het vertalen van Murakami. Nitesh en zijn filmcrew volgden Mette tijdens haar werk aan Murakami’s debuutromans Luister naar de wind / Flipperen in 1973 (Deens: Hør vinden synge & Flipperspil). Het resultaat is de documentaire Dreaming Murakami, een ode aan het leven van de vertaler.
Op 17 november bezocht ik de première in het EYE filmmuseum in Amsterdam, waar de film werd vertoond in het programma van het IDFA. Zowel Nitesh als Mette waren aanwezig en gaven na de film nog een korte Q&A-sessie.
Mette Holm
De documentaire opent in Kopenhagen, waar Mette worstelt met de openingszin van Luister naar de wind. In het Nederlands luidt die zin, vertaald door Jacques Westerhoven, als volgt: ‘Perfect proza bestaat niet. Net zomin als perfecte wanhoop.’ Het probleemwoord voor Mette is ‘proza’ – bunshou in het Japans. Het woord is meerduidig en heeft veel verwante maar net verschillende betekenissen. Mette twijfelt tussen ‘perfect proza’ en ‘de/een perfecte zin’. Veel vertalers zouden in zo’n geval hun collega’s raadplegen, maar Mette heeft de pech dat ze vertaalt in een klein taalgebied – met nog geen zes miljoen sprekers – binnen de nog kleinere specialisatie van het Japans. Deense collega’s zijn er dan ook vrijwel niet.
Dus zoekt Mette haar collega’s dan maar buiten Denemarken. Ze maakt deel uit van een groeiend netwerk van Europese Murakamivertalers, die onderling vertaalkeuzes uitwisselen en gezamenlijk artikelen publiceren. We zien Mette met haar Noorse, Duitse en Poolse collega-Murakamivertalers overleggen over de openingszin. ‘Proza’ is waarschijnlijk beter, zo luidt het oordeel na kort beraad.
Eén van de vertalers noemt het groepje de ‘stemmen van Murakami’, maar voegt daaraan toe dat je als vertaler te snel geneigd bent te denken dat je precies weet hoe je je auteur ‘het beste’ kunt vertalen. De anderen knikken instemmend. Mette zegt zoiets als dat je altijd moet blijven twijfelen aan je eigen gelijk. Dat klinkt wat zwaar, maar ik kan me goed voorstellen wat ze ermee bedoelt. Murakami is razend populair en wordt dus bij voorkeur snel en (toch) goed vertaald, maar de verschillen tussen het Japans en de Europese talen zijn enorm. De Engelse Murakamivertalers zijn tenminste nog met z’n drieën, dus zij kunnen steun vinden in elkaars vertaalkeuzes, en ook de drie Nederlandse vertalers hebben bij de nieuwste boeken van de auteur in tweetallen samengewerkt. Als vertaler in een kleine taal ben je op jezelf aangewezen. Je moet vrij stevig in je schoenen staan om dan geen vertalerspleinvrees te krijgen.
Al snel wordt duidelijk dat dat voor Mette geen probleem is. Ze is door haar uitgever uitgenodigd om over het nieuwe boek te komen praten en hoewel uitgevers soms erg koppig kunnen zijn, lijkt deze man voor alles haar goedkeuring te vragen. Hij laat een paar proefontwerpen zien van het omslag, maar Mette is kritisch. ‘Die vallende man zou hij niet mooi vinden.’ De ‘hij’ is Murakami zelf, die nu via zijn vertaler een stem heeft in het geheel. De uitgever knikt braaf. Ik vraag me stilletjes af of Nederlandse vertalers ook zoveel inbreng hebben in het ontwerpproces (uit de column van Rien Verhoef van week 33 blijkt van niet). Even later zegt Mette zelfs: ‘En dat lettertype vind ik eigenlijk ook maar niks.’ De uitgeverij belooft nieuwe ontwerpen te maken en Mette gaat verder met haar vertaling.
De documentaire laat goed de minder bekende aspecten van het vertalersbestaan zien. Ook niet-vertalers zullen begrijpen waarom Mette een Japans-Deense vrouw vraagt naar de exacte nuance van een woord in de brontekst, maar het echte veldwerk komt pas in beeld wanneer Mette een wat ruig uitziende Deense man vraagt naar flipperterminologie. Om zich in te leven in het boek gaat Mette vervolgens zelf flipperen. In de zaal klinkt gelach. Het heeft iets aandoenlijks om te zien hoe iemand die net nog een lezing gaf aan de universiteit zich nu in alle ernst richt op een bak met lampjes en bliepjes. Toch valt de scène absoluut niet uit de toon, want Mettes leven lijkt een constante afwisseling van het bekende en totaal onbekende. Soms zit ze thuis met haar kat naast zich te werken en even later reist ze in haar eentje naar Japan.
Ook de film schakelt heen en weer tussen vertrouwd en vreemd: scènes uit Mettes leven worden afgewisseld met beelden van een grote kikker – gebaseerd op Murakami’s korte verhaal ‘Kikker redt Tokio’ – die digitaal in landschappen en stadstaferelen is geplaatst. De kikker spreekt de kijker met een lage, trage stem in het Japans aan. Zo geven de makers de documentaire een typisch murakamiaanse surrealistische draai. Net als in het werk van de schrijver vervagen de grenzen tussen werkelijkheid en fictie, waardoor Mette zelf een personage in een verhaal lijkt te zijn. Impliciet worden er parallellen gelegd tussen de kikker en Mette: terwijl Kikker naar Tokio vertrekt om de mysterieuze vijand Wurm te verslaan, reist Mette naar Tokio om aan haar vertaling te werken. Passages uit het verhaal die in de film worden voorgelezen, zoals die hierboven, gaan niet alleen over Kikker en Wurm, maar ook over de innerlijke ‘Wurm’ waarmee elke vertaler worstelt.
Still uit besproken documentaire
Opvallend is dat Murakami zelf helemaal niet in de film voorkomt. Zelfs wanneer Mette en Murakami een groot dubbelinterview geven in Kopenhagen zijn er alleen beelden van de vertaalster die backstage ogenschijnlijk kalm nog even een kam door haar haar haalt terwijl ze op het podium al wordt aangekondigd. Zo blijft de auteur buiten beeld – en misschien is dat maar goed ook, want de film gaat over de vertaler, en alleen over de vertaler.
Na de film spreek ik Mette nog even in de gang. Nog steeds onder de indruk van het feit dat ik net een film heb gezien over een vertaler – een vertáler! – vraag ik haar of het niet onwennig was om zo in de schijnwerpers te staan: als vertaler (en ondertitelaar) is ze misschien voornamelijk gewend om op de achtergrond te werken. Ze reageert verbaasd en zegt dat ze helemaal niet op de achtergrond werkt – ze geeft regelmatig lezingen en interviews, en ze is in Denemarken juist erg zichtbaar. Ook de regisseur, die toevallig langs loopt en de vraag hoort, zegt dat Mette juist op de voorgrond staat. Even lijkt het bijna alsof ik haar heb beledigd, maar dan glimlacht Mette en verandert ze snel van onderwerp. Toch blijft de vraag bij mij knagen. Natuurlijk is lezingen geven en artikelen schrijven geen achtergrondwerk, maar het grootste deel van je vertalersleven breng je door met een lap tekst voor je neus. Zou het echt niet anders voelen wanneer er een heuse film over je leven en werk wordt gemaakt? En dat er in Nederland, waar ze doorgaans toch echt geen Deens spreken, mensen naar de première komen?
Eén ding is duidelijk: Mette heeft geen boodschap aan het cliché van de eenzame zolderkamervertaler, en het is verfrissend om een vertaler te hebben gevolgd die – pardon – ook echt iets dóét. De film belicht alle kanten van het gevecht met Vertaalwurm, dat Mette vol energie aangaat. Met zo’n sterke hoofdrolspeelster vervult Dreaming Murakami een perfecte ambassadeursfunctie in een wereld vol onbegrip over het beroep van de vertaler. In ieder geval zal niemand na deze documentaire nog durven beweren dat zijn neefje het ook wel kan.
Lukas Skowroneck vertaalt uit het Engels en het Zweeds. Hij studeerde Engelse taal en cultuur aan de Universiteit Utrecht en volgde daarna de master Literair Vertalen. Daarnaast is hij Murakamifan en schreef hij zijn masterscriptie over verschillende vertalingen van Norwegian Wood.