Omslagen en titels kunnen een boek maken of breken. De keuze is dan ook een serieuze zaak, waarover vaak uitvoerig wordt overlegd: tussen uitgever en auteur, tussen uitgever, auteur en ontwerper. Bij vertalingen ligt dit uiteraard nog een slagje ingewikkelder. Titels zijn zelden één op één te vertalen, het omslag van het origineel is vaak niet bruikbaar: een kwestie van smaak, fonds, reeks, land en interpretatie van de tekst, om met een van mijn uitgevers te spreken.
De eerste keer dat ik te maken kreeg met de vraag welk omslag een vertaling zou moeten krijgen was een kleine veertig jaar geleden. Anneke van Huisseling, Sjaak Commandeur en ik hadden onze vertaling van The Adventures of Augie March ingeleverd en niet veel later werden we benaderd door André Thijssen, aan wie uitgeverij Agathon de opdracht had verstrekt het omslag van De avonturen van Augie March te ontwerpen. We troffen elkaar bij een kop koffie en praatten urenlang met hem over het boek. Augie is onder – veel – meer te omschrijven als een social climber en dat aspect inspireerde Thijssen tot zijn uiteindelijke omslag:
Wij dachten dat zo’n brainstorm normaal was.
Een jaar later had ik samen met Sjaak een thriller van Dick Francis vertaald: Risk. We maakten niet alleen kennis met het verschijnsel dat de uitgever bepaalde hoe de Nederlandse titel zou gaan luiden (In de rats), maar de echte cultuurschok betrof het omslag. Dit kregen we voor het eerst onder ogen toen het al om het boek zat. Op de achterkaft zien we een man achter een patrijspoort wiens handen met touw zijn vastgebonden. Aan de voorkant is diezelfde patrijspoort te zien, maar nu heeft de man zijn handen los en houdt hij riemen vast waarmee zijn handen vastgebonden lijken te zijn geweest.
Maar de eerste 25 pagina’s van het boek ligt de hoofdpersoon met vastgebonden handen en voeten in het donker, naar gaandeweg blijkt in het ruim van een boot. Het eerste licht ziet hij pas als in het dek een luik wordt geopend. Boven de afbeelding op het vooromslag staat ook nog eens de tekst: ‘Hij werd wakker in het donker. Handen en voeten vastgebonden.’
Wij hadden vooraf geen ontwerp te zien gekregen en gingen door de grond bij dat idiote verschil tussen inhoud en omslag – tussen het donkere ruim en die verzonnen patrijspoort. De laconieke reactie van de uitgeverij luidde: maar anders kun je die man toch niet zien!
Begin jaren negentig maakte ik een nieuwe vertaling van Lolita, onderdeel van de gedenkwaardige Nabokov-bibliotheek van De Bezige Bij. Over de strijd die ik moest leveren – en verloor – om de flaptekst schreef ik al eens in een Nabokov-nummer van De tweede ronde: Rudy Kousbroek weigerde de citaten in zijn flaptekst bij Lolita aan mijn vertaling aan te passen, zodat alleen ikzelf in zijn ‘helse oven van toegespitste lust’ nog mijn ‘hellevuur van gebalde begeerte’ herken. Maar ook het omslag was – en bleef bij latere edities steeds opnieuw – een bron van gesteggel. Dat komt vooral door een groot, maar onuitroeibaar misverstand over dat boek: de o-la-la-reputatie die het geniet, en dus de drang van ontwerpers – of de aandrang van uitgevers – om iets pikants op het omslag te zetten.
Wie Lolita echt heeft gelezen, weet dat hoofdpersoon Humbert Humbert zijn belangstelling voor ‘nimfijnen’ juist verliest als ze te vrouwelijke vormen krijgen – beginnende borsten, uitdijende heupen. Vrij precies beschrijft hij de leeftijdsgrenzen, van 9 tot 14, waarbij hij verwijst naar Dante en zijn Beatrice (9) en Petrarca en zijn Laura (12). Ook Lolita zelf is twaalf als Humbert haar leert kennen.
Niet voor niets werd in Nederland heftig actie gevoerd toen Adrian Lyne eind jaren negentig Lolita opnieuw verfilmde, met Jeremy Irons als Humbert Humbert en Melanie Griffith als moeder Haze. De maatschappelijke tolerantie voor alles wat naar pedofilie zweemde was tot een nulpunt gedaald en onder druk van pedojagers en andere moraalridders bleef de vertoning van deze prachtfilm in Amsterdam – of all places – beperkt tot twee weken in een bovenzaaltje van Tuschinski.
Dan was het Stanley Kubrick in 1962 beter vergaan, maar die had dan ook een tikkeltje vals gespeeld. Zijn Lolita (Sue Lyon) was 14 ten tijde van de verfilming en dat maakte nét het verschil: een Oscar-nominatie voor beste script (van Nabokov zelf), vier Golden Globe-nominaties, de Gouden Leeuw van het Filmfestival van Venetië 1962 en een BAFTA voor beste Britse acteur (James Mason als Humbert). Ook zal toen zeker een rol hebben gespeeld dat onder druk van de censuur ‘the more provocative aspects of the novel’ in de film waren afgezwakt.
Maar de verkoopafdeling van de uitgeverij had wel iets anders aan haar hoofd dan dit soort pietepeuterige overwegingen. Bij de eerste editie in 1994 wist ik al te uitbundige vormen met de nodige moeite nog tegen te houden – al staat ook tussen die schuifdeuren bepaald geen meisje van twaalf – maar bij latere edities was het kwaad toch al vaak weer geschied voordat ik er weet van had.
Voor alle duidelijkheid: ik ben niet een soort Jhumpa Lahiri, de Pulitzerprijs-winnares die in haar De kleren van het boek zo ongeveer als enig aanvaardbaar omslag een foto van zichzelf verkiest. Zij gaat, om met André van Dijk op de site 8Weekly te spreken: ‘[…] volledig voorbij aan de positie van het boek als product in de boekhandel, aan de functie en werking van de uitgeverij als handelshuis én aan de kennis en kunde van de ontwerper.’
Maar ik vind wel dat uitgever en ontwerper ten minste moeten zorgen dat het omslag niet botst met de inhoud en dat ze hun idee daartoe het beste met de vertaler kunnen overleggen. Gewoon, om ongelukken te voorkomen. En verder gun ik de uitgever van harte zijn wijsheid over de verkoopbaarheid van het boek – daarvan kan de vertaler immers ook alleen maar profiteren.