Tinguely’s machinespektakel kun je nog even van heel dichtbij bewonderen – tot 7 maart aanstaande in het Amsterdamse Stedelijk. Ik ging er zelf heen voor een andere expositie, maar dit was heel mooi meegenomen. Ja, Tinguely (1925–1991) was degene die de kunst letterlijk in beweging bracht. Zo staat het ook op de begeleidende borden te lezen: ‘Na zijn aankomst in Parijs in 1952 integreert Tinguely beweging in zijn werk om te breken met de stabiliteit van schilderkunst.’ Ik bekeek de apparaten van Tinguely, hoe verroester en onzinniger hoe liever, en maakte een absurde sprong in mijn gedachten: ik begon me flink te ergeren aan mijn herhaalde ergernis over al het andere dat tegenwoordig zo vastgeroest zit. Dat denk ik soms, dat we leven in een vastgeroeste tijd. Maar dit hier is geen klachtenbureau en bovendien wil ik anderen niet opzadelen met persoonlijke hang-ups en andere ouderdomskwalen. Maar ik maak een uitzondering voor vertalingen, nu ik toch tot insiders spreek.
Zoals gezegd: ik bezag Tinguely, met al zijn humor en inspiratie en artistieke vruchtbaarheid en wilde ter plekke de strijd aanbinden met alle absolute, stabiele, volstrekt vastgeroeste vertalingen. Die morgen zat het me onverklaarbaar hoog. Laat ik als voorbeeld nemen hoe je dagdagelijks notificatiestress ondergaat en via Facebook en YouTube geconfronteerd wordt met gebrek aan humor, inspiratie en artistieke vruchtbaarheid: ze zijn exemplarisch voor al wie of al wat zich tevreden stelt met de eerste de beste vertaling die het primitiefste woordenboek je voorschotelt. Je site heeft zoveel ‘views’, of dit filmpje kende zoveel ‘views’ – de doorgewinterde sociale mediagebruiker weet dat dit in het Nederlands wordt weergegeven met ‘weergaven’. Dat is vast goed bedoeld (geachte sceptische internetgeneratiepersoon), maar verwarrender kan haast niet. Anderzijds heeft ‘weergaven’ weer het voordeel dat het zeker de geest opent en dat je ervan gaat zweven, maar dat zal toch de bedoeling niet zijn.
‘Met zijn kinetische kunst zette hij zowel de kunst als de kunstgeschiedenis in beweging en verkende hij de grenzen tussen kunst en leven.’ Tinguely’s eerste tentoonstelling in Nederland (in 1961) heette Bewogen Beweging. Bij het ratelen, kraken en piepen van zijn machines betrok ik het bewegen op mezelf en stelde vast dat ik blijkbaar ook teksten altijd gezien heb als bewegende objecten. In mijn proefschrift wilden de gedichten die ik analyseerde zélf een heleboel (daar werd een kritische vraag over gesteld); in 2006 vroeg ik me in een lezing te Brussel retorisch af of teksten kunnen bewegen. Terugblikkend blijk ik in mijn Utrechtse oratie (2003) al gesproken te hebben over ‘de wegen’ van de vertaling. Teksten zijn voertuigen, en vertalingen zijn eens te meer teksten die door een andere tekst in beweging zijn gebracht: voertuigen tot de tweede macht, een soort machinespektakel van zichzelf. ‘Vooral vertalers zetten taal en werkelijkheid flink in beweging. Het is belangrijk de wegen die leiden naar en van vertaling na te lopen, of ze nu helemaal teruggaan naar de bron of anderzijds afgaan op een andere, verdere bestemming,’ citeer ik zozo mezelf. Ik schreef het lang geleden, maar ik ben het nog steeds met mezelf eens. Het idee komt steeds meer van pas. Intussen is het immers mode geworden om te spreken van ‘travelling texts’, circulerende literatuur (‘circulation’), mobiele culturen en grensoverschrijdende literaturen (‘transnationaliteit’). Als je vertaalbeschouwer bent is de bewuste metafoor de gewoonste zaak van de wereld. Niets is stabiel in de wereld van de vertaling.
Laatst kwam ik weer een voorbeeld tegen van hoe grillig (tinguelytisch) de bewegingen van een tekst kunnen zijn. In het fraaie tijdschrift De Boekenwereld werd het werk van Robert van Gulik (1910–1967) besproken, sinoloog en diplomaat, hevig en wereldwijd vertaalde auteur van misdaadromans rond de wijze en eigenzinnige Rechter Tie. Van Gulik werd geboren in Zutphen en overleed te Den Haag – hij is een volbloed Nederlander dus. Maar hoe zit het met zijn boeken? Nauwelijks in het Nederlands geschreven. Neem zijn Tie-debuut dat Labyrinth in Lan-fang heet. Aangestoken door een artikel in het genoemde blad1 heb ik het aangeschaft. Het verscheen fraai geïllustreerd bij uitgeverij W. van Hoeve te ’s Gravenhage en Bandung in 1957: ‘LABYRINTH IN LAN-FANG. Een detectiveverhaal gebaseerd op originele oude Chinese gegevens door ROBERT VAN GULIK. Met negentien afbeeldingen door de schrijver vervaardigd in Chinese stijl.’ Zo staat het op het titelblad. En zo begint het voorwoord: ‘Labyrinth in Lan-fang is een Chinese detectiveroman, oorspronkelijk door mij geschreven voor Chinese en Japanse lezers. Getroffen door het feit dat slechte vertalingen van derde-rangs westerse thrillers de boekenmarkt in China en Japan overstromen, wilde ik trachten aan te tonen dat het niet onmogelijk is een detectiveroman te schrijven gebaseerd op oude Chinese gegevens en gehuld in traditioneel Chinees gewaad, welke toch aanvaardbaar is voor de hedendaagse oosterse lezer. De gunstige ontvangst van de Japanse (Tokyo 1951) en de Chinese (Singapore 1953) uitgave bracht mij er toe ook mijn Engelse tekst het licht te doen zien.’ De Engelse uitgave verscheen in 1956 als The Chinese Maze Murders bij dezelfde W. van Hoeve. En vervolgens verschijnt in 1957 de ‘Nederlandse bewerking onder toezicht van de schrijver’, in het voorwoord als volgt toegelicht. ‘En dit [het succes] heeft me de moed gegeven een lang-gekoesterde wens te vervullen, namelijk om dit Rechter Tie verhaal […] in mijn moedertaal het licht te doen zien. Omstandigheden verhinderden mij weliswaar de Nederlandse tekst zelf te verzorgen, maar door de vriendelijke medewerking van mijn uitgever kon de vertaling toch onder mijn toezicht geschieden.’ Als dat geen bewegen is – een oorspronkelijk Japans boek uit 1951 dat na omwegen via het Chinees en het Engels uiteindelijk in 1957 verschijnt in de moedertaal van de auteur – een nieuwe brontekst waarop de oorspronkelijke auteur toezag, een god in het diepst van zijn literaire gedachten. Bewegen is de kern van het vertalen.
Illustraties van de hand van Robert van Gulik (uit: Labyrinth in Lan-fang)
Terug naar Tinguely, want de tentoonstelling besteedt ook veel aandacht aan diens zelfdestructieve performances: ‘De enorme installaties die Tinguely tussen 1960–1970 maakte hadden als doel zichzelf luidruchtig en spectaculair te vernietigen.’ Dat is de destructieve kant van het bewegen, die we niet mogen vergeten. Als je niet bij hetzelfde kunt blijven moet je hetzelfde vernielen (Wilde zei het al, each man kills the thing he loves). Je produceert wat om nieuw spektakel te maken. Op vertalen betrokken: je vaagt de brontekst weg om ruimte te maken voor een nieuw machinespektakel. Helemaal aan het eind van de roman rijdt Tie te paard terug naar de stad, zeggende: ‘Wel, ik hoor heel erg in deze wereld thuis! En daarom zal ik maar doorgaan mijn hoofd in het slijk te boren!’ Hopelijk gaat een deskundige ooit nog eens na uit welk Japans mysterie die uitspraak is voortgekomen. Maar spektakel is het wel degelijk, zeker als de bron ervan niet na te trekken valt. Wie zei ook weer dat we in een vastgeroeste tijd leven?
Noot
1 Marco Huysmans, ‘Robert van Gulik, een Hollandse mandarijn’, De Boekenwereld, 32 (2016) 4, p. 54–59.