Mijn eerste literaire vertaling, De laatsten van Katja Lange-Müller, maakte ik samen met Hilde Keteleer. We leerden elkaar in 2005 kennen op de pilotcursus literair vertalen van het ELV, toen nog Steunpunt Literair Vertalen. Zij had de opdracht gekregen, en vroeg mij voor een duovertaling. Hilde had weliswaar meer vertaalervaring dan ik, het complete groentje, maar we besloten toch gebruik te maken van het aanbod van het Steunpunt om met een mentor te werken. De man, een gerenommeerd vertaler, woonde hoog in het noorden van Nederland en maakte geen gebruik van internet. Daar had hij iets tegen. We moesten onze vertaling opsturen en zouden dan per kerende post feedback krijgen. De eerste envelop die uit het Noorden terugkwam, waar we al vele weken lang in spanning op hadden zitten te wachten, was tevens de laatste. Onze tekst was onaangeroerd; er zat een briefje bij dat ik me niet meer woordelijk herinner, maar het kwam erop neer dat de mentor de samenwerking opzegde omdat hij geen zin had twee klungelaars te leren vertalen.
De redding kwam van het Steunpunt, dat zijn naam eer aan deed, en voor een nieuwe mentor zorgde. Die mailde wel en regelmatig, was aardig, geduldig, en kwam zelfs naar Vlaanderen met zijn enveloppe vol aantekeningen. We hebben gezucht en gezwoegd, Hilde en ik, meestal bij haar thuis in Antwerpen, in haar kantoortje, in de keuken, en als daar de inspiratie uitbleef met een glas wijn in de tuin. Inmiddels ben ik geen groentje meer, en ik durf te zeggen dat we dat goed gedaan hebben. Ik lees onze vertaling nog steeds zonder schaamrood op de wangen. Ze staat er. Nochtans is Katja Lange-Müller vertalen echt niet simpel.
Ik ondervond het meteen weer aan den lijve toen ik enkele maanden geleden begon met de vertaling van haar jongste roman, Drehtür. Ook hier weer geselt ze haar vertalers met bladzijdenlange woordspelingen en clusters van zinnen die er in haar Duits zo vloeiend en vanzelfsprekend uitkomen dat je het nooit lijkt te kunnen evenaren. Altijd schiet het Nederlands tekort. Gelukkig vond ik hiervoor ook weer een vertaalmaatje: Ilse Lazaroms.
Els Snick en Ilse Lazaroms
Ilse en ik ontmoetten elkaar in 2009 op een congres in Parijs over Joseph Roth, op wie we later allebei promoveerden. We belandden aan een bistrotafeltje waar we de eerste uren niet meer wegkwamen en legden, geheel in rothiaanse stijl, onze ziel aan elkaar bloot. Ilse woonde toen in Firenze, en op Facebook zag ik later dat ze eerst naar Boedapest, vervolgens Jeruzalem en uiteindelijk naar New York verhuisde. En in november vorig jaar stond ze ineens met een baby op haar arm in Lochem, waar ik in de synagoge de vertaling Joden op drift van Joseph Roth kwam voorstellen. Een dag later mailden we en Ilse werd prompt mijn langgezochte compagnon de route in het Nederlands-Vlaamse Joseph Roth Genootschap.
En nu vertalen Ilse en ik dus samen Katja Lange-Müller en ben ik bovendien haar mentor – met dank aan het ELV. We hadden in mei een eerste bijeenkomst in Antwerpen, in het huis-met-tuin van Koen Broucke, een beeldend kunstenaar met een groot hart voor Joseph Roth, bij wie we drie dagen mochten logeren. We werkten van zeven uur ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds en gingen daarna samen met Koen in de tuin aan tafel en beleefden daar de eerste mooie zomerse dagen van het jaar. En we lachten en dronken de spanning eruit. Want die Katja, daar foeterden en vloekten we op.
Tuin en atelier van Koen Brouke
De eerste dag vertaalden we welgeteld één zin. De eerste. En na een dag zoeken, proberen, hardop lezen tot we er melig van werden en de slappe lach kregen, besloten we hem voorlopig te laten liggen. We moesten toch een beetje kunnen opschieten.
In deze roman keert het hoofdpersonage, na tientallen jaren als ontwikkelingshelpster overal ter wereld te hebben gewerkt, terug naar Duitsland. Met de herinneringen aan de Heimat komt ook de taal terug en vice versa. Het lijkt alsof ze helemaal opnieuw moet leren spreken. Alleen zegt ze geen woord, ze denkt alleen. Het boek begint nadat ze op de luchthaven van München is geland en blijkbaar met het vliegtuig in een kort maar hevig onweer heeft gezeten:
Blitzgewitter, denkt Asta, das Wort ist mir lange nicht mehr, jetzt aber tatsächlich blitzartig eingefallen. Artiger Blitz? Bullshit. Also: Unter einem Blitzgewitter versteht man ein jäh einsetzendes, heftiges Gewitter, das ebenso plötzlich aufhört. – Aufhören, wieder so ein Wort, das Asta irritiert, sie stört in ihrem Bemühen, sich daran zu erinnern, was ein Blitzgewitter eigentlich genau ausmacht.
Een drietal bladzijden verder komt de auteur weer op dat onweer terug, en breit ze voort aan de associaties en dubbele betekenissen die dat woord bij haar oproept. Maar laten we beginnen bij het begin en enige toelichting geven.
Gewitter is Duits voor onweer, een Blitzgewitter is letterlijk een bliksemonweer – een onweer met bliksems dus. Maar Blitz kan, zoals in Blitzkrieg of Blitzkarriere, ook een aanduiding zijn dat iets snel en onverwacht komt. De ‘artiger Blitz’ is een typische Katja-constructie. Blitzartig betekent ‘bliksemsnel’, dat is niet moeilijk. Maar artig betekent ook aardig. Dus vraagt ze zich af of een bliksem ook aardig kan zijn. En op dezelfde manier gaat ze aan het werk met aufhören, wat ‘ophouden’ of ‘stoppen’ betekent, maar waarin iets van ‘horen’ en ‘luisteren’ meeklinkt. En zo gaat dat maar door.
Dit was het resultaat na onze eerste vertaaldag:
Onweer, denkt Asta, dat woord is me al lang niet meer, maar nu eigenlijk als een donderslag bij heldere hemel, te binnen geschoten. Heldere hemel? Bullshit. Ook: onder onweer verstaat men een plotseling opkomende, heftige storm, die even zo plotseling ophoudt. – Ophouden, weer zo’n woord dat Asta irriteert, het verstoort haar poging zich te herinneren wat onweer ook alweer betekent.
Intussen heb ik de eerste zinnen nog eens onderhanden genomen. Maar ook deze poging kan maar een voorlopige zijn. Nog steeds lijkt het in Katja’s Duits veel logischer en vanzelfsprekender:
Onweersgeroffel, denkt Asta, dat woord is me al lang niet meer, maar nu inderdaad als een bliksemschicht ingevallen. Een schichtige bliksem? Bullshit. Welaan dus: met onweersgeroffel bedoelen we een dondervlaag die langzaam opsteekt. Opsteken, weer zo’n woord dat Asta irriteert, haar hindert in haar poging zich te herinneren wat onweersgeroffel nu weer precies is.
We zullen er bij onze volgende vertaalsessie, over enkele weken aan zee in Oostende, waarschijnlijk weer een flinke brok van onze tijd aan moeten besteden. Tenzij Ilse inspiratie heeft en die voor een volgende Vrijdag Vertaaldag op papier wil zetten?
Els Snick vertaalt Duitse literatuur en geeft les aan de vertalersopleiding van de Universiteit Gent. Ze promoveerde op de Vlaams-Nederlandse netwerken van de Oostenrijkse schrijver Joseph Roth (1894-1939), publiceert regelmatig over zijn leven en werk en heeft diverse bundels met journalistiek werk van zijn hand samengesteld en vertaald. In 2014 richtte ze het Joseph Roth Genootschap voor Vlaanderen en Nederland op.