Enkele weken geleden las mijn vader het boek Jij van Zoran Drvenkar. Die literaire thriller werd in 2010 onder de titel Du bij Ullstein Buchverlage GmbH (Berlijn) uitgegeven. In 2012 verscheen er een vertaling van door Hans Hom bij De Arbeiderspers. Het Nederlandstalige boek Jij vermeldt gewoon dat het werk door Hans Hom werd vertaald. Nergens staat geschreven dat de thriller uit het Duits werd vertaald. Boeken behoren eenvoudigweg tot het talige landschap. Ze staan als bomen in het veld. Ook op bomen staat niet geschreven dat ze ‘populier’ of ‘eik’ of ‘berk’ zijn. Zo bevatten boeken ook veelal geen uitdrukkelijke aanduiding omtrent de taal waarin ze zijn geschreven of waaruit ze werden vertaald.
Op bladzijde 430 van Jij lees ik: ‘Je zet het navigatiesysteem uit. Je kunt uit twee wegen kiezen. De ene gaat rechtsaf naar boven, de andere voert verder langs de fjord. Op een bordje staat LUNNIS 1 KM. Geen woord over Ulvtannen. Je rijdt verder langs de fjord.’
Even verder (op p. 440) staat: ‘[V]eel indruk maakte het verhaal op je over hoe de klip aan zijn naam gekomen was. Ulvtannen betekent Wolfstand. Winter na winter zou zich bij volle maan op de klip een roedel wolven hebben verzameld.’
Die Wolfstand bracht een en ander teweeg bij mijn vader als lezer. Toen hij ‘Ulvtannen betekent Wolfstand’ las, dacht hij in eerste instantie aan de tand van een wolf. Het komt inderdaad wel vaker voor dat tanden van dieren worden gebruikt om vormen in natuurlijke landschappen weer te geven. Denk bijvoorbeeld aan de ‘Dent du Chat’ (kattentand), gelegen in het Jura-gebergte, die ik deze zomer – samen met de man die ik graag zie – in de Franse Savoie kon bewonderen.
Dent du Chat
Maar toen mijn vader de daaropvolgende zin las, begon hij te twijfelen: ‘Winter na winter zou zich bij volle maan op de klip een roedel wolven hebben verzameld.’ Aangezien in de tekst zo expliciet naar de volle maan werd verwezen, kon natuurlijk ook de stand van een wolf, met name de typische houding van een huilende wolf, zinnig zijn om de karakteristieke vorm van de klip te belichten. Deze mogelijkheid van ‘wolf-stand’ deed hem denken aan een ander voorbeeld waarin de houding van een dier wordt gebruikt om een bepaalde vorm te duiden. Hij dacht met name aan de chien-assis die in de Franse taal wordt gebruikt voor ‘dakraam’1.
Tijdens onze discussie kwamen mijn vader en ik uiteraard te spreken over de Nederlandse regel van de tussen-s. Immers, indien de vertaler de stand van de wolf had bedoeld, had hij dan niet ‘wolfsstand’ moeten schrijven? Niet noodzakelijkerwijs, besloten we enige ogenblikken later, want het vraagstuk van de tussen-s lijkt een vrije kwestie te zijn. ‘[D]e letter wordt geschreven als hij wordt uitgesproken. Met deze vrije regel wordt tegemoetgekomen aan de uitspraakverschillen tussen sprekers; er zijn veel woorden waarin de één wel een s zegt en de ander niet’ – zie https://onzetaal.nl/taaladvies/tussen-s. Met andere woorden, daar waar mijn vader en ik misschien ‘wolfsstand’ zouden schrijven voor de stand van de wolf, is dit misschien niet het geval voor vertaler Hans Hom. De conclusie is dus dat de regel van de tussen-s geen oplossing kan brengen. Met het oog op de ‘tand’ had de vertaler naar mijn gevoel dus beter met een koppelteken ‘wolfs-tand’ of ‘wolf-tand’ kunnen schrijven. Indien hij ‘stand’ had bedoeld, zouden we dan ‘wolfs-stand’ of ‘wolf-stand’ kunnen verwachten. Daarmee wordt alles veel duidelijker, en dit zowel voor de anderstalige als voor de Nederlandstalige lezer.
Zo’n gebrek aan klaarheid in de Nederlandse woordvorming vind ik niet alleen niet leuk, het stoort mij ook oprecht. Op 24 mei 2016 stelde ik een milde vraag aan de Taalunie over het woord ‘stationschef’. Ik schreef:
Gisterenavond botste ik voor de zoveelste keer met mijn neus op het woord ‘stationschef’ (ik las het woord op een affiche in het station van Gent-Sint-Pieters). Ik beeld me in dat ik niet Nederlandstalig ben, en dat ik de eerste stappen in het Nederlands aan het zetten ben. Ik ben dus heel blij dat ik de klank ‘sch’ in dat lange woord heb ontdekt. De volgende stap is dat ik in mijn woordenboek ga kijken naar het woord ‘schef’... wat ik in het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal makkelijk kan terugvinden …: http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M062416&lemmodern=schef. Bref. Ik wil hiermee graag een lans breken. Alleen bij Tijd ende Zin graag uw persoonlijke echo daarover. Ik vraag mij af of men bij de taal-corpus-planning wel genoeg rekening houdt met anderstaligen.
Het antwoord van de Taalunie verwijst naar de spellinghervorming van 1995 die streefde naar spellingregels die zo gemakkelijk mogelijk aan te leren vallen in het onderwijs, ook door leerders van het Nederlands als tweede of vreemde taal. De Taalunie geeft toe dat dit niet in de weg staat dat er nog steeds moeilijkheden zijn en dat dubbelzinnigheden niet in alle gevallen kunnen worden vermeden, zoals ik met het woord ‘stationschef’ aantoonde. Het antwoord geeft tot slot wat belerend mee dat een taal zich uiteindelijk nooit volledig laat beregelen en dat uitzonderingen, afwijkingen en onduidelijkheden altijd zullen blijven bestaan. Laat dat dit nu juist de kracht van taal zijn, dat ze zich niet volledig in hokjes laat stoppen. En dat maakt het voor leerders van die taal niet altijd even gemakkelijk. Tot hier wat de Taalunie mij over de spelling van ‘stationschef’ schreef. Gelukkig ben ik zelf vrij om op grond van de vrije regel van de tussen-s ‘stationchef’ te schrijven. Maar mijn oog wil eigenlijk ‘station-chef’.
Tot slot nog even terug naar de wolf. Wat zou een lezer verkrijgen wanneer hij ‘Ulvtannen’ door de google translate Noors-Nederlands draait? ‘Ulvtannen’ geeft ‘Ulvtannen’. ‘Ulv’ geeft ‘wolf’. En ‘tannen’ geeft ‘tand’. Ook dit werkt dus alleen met een duidelijke scheuring…
Lieve lezer, ik hoop dat u het niet (al te) erg vindt dat ik even mijn tand in dit alles heb gezet.
Noot
1 Zie in de Trésor de la Langue Française: ‘ARCHIT. Lucarne ou fenêtre pratiquée dans une toiture en redressant à cet endroit la pente du toit, afin de permettre l'installation de chambres, l'aération ou l'éclairage des combles. Une lucarne du genre appelé chien-assis éclaire mystérieusement cet asile (P. BOREL, Le Gniaffe ds Les Français peints par eux-mêmes, t. 4, 1841, p. 375). Rem. Attesté ds Nouv. Lar. ill.-Lar. Lang. fr. Orth. Au plur. des chiens-assis. Étymol. et Hist. 1841 (P. BOREL, loc. cit.). Composé de chien* et de assis, part. passé adj. de asseoir*.’
Isabelle Bambust (Isabelle.Bambust@UGent.be) is verbonden aan de rechtsfaculteit van de Universiteit Gent. Zij doet onderzoek rond taal en recht.