Engeland, Frankrijk en Italië waren de eerste landen die de Don Quichot vertaalden, met onmiddellijk succes. Het eerste deel was gepubliceerd in Spanje in 1605, en in 1607 in Brussel, maar toch liet een vertaling in de taal van deze Vlaamse stad nog een tijd op zich wachten. Pas in 1657 deed Don Quichot zijn intrede in het Nederduits, zij het dan aan de andere kant van de grens, in de toenmalige Republiek der Zeven Provinciën. Er is beweerd dat de vijandige relaties die de Nederlanders in die tijd met Spanje onderhielden de reden zou zijn voor deze vertraging. De Vrede van Münster was immers pas in 1648 ondertekend. Daar kan een grond van waarheid in zitten, maar daar staat tegenover dat Britten noch Fransen in die tijd erg goede relaties met de Spanjaarden onderhielden, en die vertaalden het boek vrijwel onmiddellijk.
In 16701 was het dan zover, en wel dankzij Lambert van den Bos.2 Hoewel nu vergeten, was Van den Bos in zijn tijd een vruchtbaar, controversieel en niet onverdienstelijk schrijver. Hij werd geboren in Amsterdam in 1620. Zijn grootvader was een vluchteling uit Antwerpen, de stad die in 1585 in handen was gevallen van de Spanjaarden. Lambert van den Bos, of ‘Sylvius’ zoals hij ook weleens ondertekende, had blijkbaar een achtergrond in de medicijnen, want hij werkte een tijd als apotheker. Rond 1652 werd hij benoemd tot ‘rector’ aan de Latijnse school in Helmond, daarna in Dordrecht, toen in Heemstede en uiteindelijk in Vianen, waar hij op 78-jarige leeftijd de geest zou geven. Hij had blijkbaar niet alleen vrienden in zijn drukke leven, want in Dordrecht beweerden sommigen dat hij zou zijn ontslagen omwille van zijn ‘vadsigheyd, dronkenschap en ongebonden leven’. De vermeende ‘luiheid’ staat in contrast met de intense literaire activiteit die Lambert van den Bos zijn hele leven aan de dag legde. Afgezien van eigen werk, dat bestaat uit boeken met korte verhalen, historische drama’s, heldendichten en komedies, was Lambert van den Bos ook een geweldige vertaler uit verschillende talen: Latijn, Grieks, Italiaans, Frans, Engels en Spaans. Zijn versie van de Don Quijote is een verrassend accurate en nog steeds leesbare vertaling, voor wie de tijd neemt om te wennen aan het zeventiende-eeuwse Nederlands. Toch heeft hij zich hier en daar een paar vrijheden veroorloofd die de hedendaagse critici niet licht door de vingers zouden zien. Zo vermeldt het eerste hoofdstuk van Cervantes het dagelijks menu van onze ridder. Dat luidt als volgt:
Una olla de algo más vaca que carnero, salpicón las más noches, duelos y quebrantos los sábados, lantejas los viernes, algún palomino de añadidura los domingos (…)
Een letterlijke vertaling zou luiden:
Een pot met wat meer rund dan schaap, ’s avonds vooral koude gehakte restjes, eieren met spek op zaterdag, linzen op vrijdag, een duifje als extraatje op zondag (…)
Van den Bos vertaalde dit als volgt:
Een koeyen en te hoi en te gras een schapen hutspot, door den dag, ’s avondts een kop karnemelk, abberdaen voor de vrijdag, en stockvis op den zaterdag, benevens een slickerbeetje van een duifje voor den zondag (…)
Van den Bos gunt Don Quichot een ‘schapen hutspot’, die in het Spanje van Cervantes meer kostte dan rund, laat hem gezond ‘karnemelk’ drinken en stevig wat zeevruchten, zowel ‘abberdaen’ (gezouten kabeljauw) als stokvis. Die tendens tot ‘gezonder leven’ blijkt ook op andere plaatsen in het boek, zoals op het moment dat de vrouw van Sancho Panza en haar dochter een page willen ‘lijmen’, die door een gravin met een brief naar de vrouw van Sancho is gestuurd:
Hallaron al paje cribando un poco de cebada para su cabalgadura y a Sanchica cortando un torrezno para empedrarle con güevos y dar de comer al paje, cuya presencia y buen adorno contentó mucho a los dos.
Ze vonden de page die net wat gerst aan het zeven was voor zijn paard, en Sanchica die torrezno-spek aan het snijden was om het te bakken met eieren en dat aan de page te geven, want zij waren allebei erg blij dat hij er was en met hoe hij eruitzag.
Lambert van den Bos maakt hier het volgende van:
Sy vonden den pagie settende een weynig haver voor zijn paert, en Sanchica wat warmoes hackende, om den pagie te tracteeren. Het wesen van den jongman gaf hen beyden genoegen …
In plaats van lekker spek moet de page hier genoegen nemen met wat ‘warmoes’ (snijbiet). Zijn paard krijgt in plaats van gerst juist haver, dat toch duurder was.
Frontispice en gravure uit Don Quichot (door Salomon Savery)
In de hele vertaling wordt het eten regelmatig aangepast aan de Nederlandse smaak: een gerecht met kikkererwten, uien en spek wordt in het Nederlands beperkt tot een ‘ajuintje en een pepertje’. En dat geldt niet alleen voor het eten. Iets vergelijkbaars gebeurt ook met de ‘echte’ naam van Dulcinea del Toboso, de boerendochter die in de geest van Don Quichot is omgetoverd tot een wondermooie jonkvrouw. Zij heet ‘in werkelijkheid’ Aldonza Lorenzo. Van den Bos vermeldt de oorspronkelijke naam wel degelijk, maar vertaalt die in het zeer Hollandse ‘Aeltie Laurens’. Laurens blijft een veelvoorkomende achternaam in onze contreien en Aeltie was dat evenzeer in het zeventiende-eeuwse Nederland. Wij glimlachen nu om Van den Bos’ oplossingen, maar hij kan het bij het rechte eind hebben gehad. Kikkererwten en torrezno-spek moeten de Nederlanders in de zeventiende eeuw exotisch in de oren hebben geklonken. Je kon het niet even googelen om te weten hoe het eruitzag. Bovendien had Cervantes het juist over alledaagse kost en geen fusionkeuken. Don Quichot en Sancho aten wat het volk at, omdat Don Quichot ook niet echt van adel was. Hetzelfde geldt voor ‘Aeltie Laurens’. Met een naam als ‘Aldonza Lorenzo’ zouden Van den Bos’ Nederlandse tijdgenoten hebben kunnen denken dat zij echt een jonkvrouw was. Vandaag de dag zou Van den Bos ‘etnocentrisch’ worden genoemd, domesticating. Maar hij vertaalde voor een publiek dat, net zoals hijzelf, nauwelijks de grenzen van de eigen stad overstak, laat staan het eigen land.
In een stuk uit 1995 schrijven Rietje van Vliet en Marco de Niet over deze vertaling: ‘Gezien het feit dat er al enkele decennia Engelse en Italiaanse vertalingen bestonden van de Quijote, lijkt het niet gewaagd te veronderstellen dat Van den Bos een van deze (of beide) bij zijn vertaling gebruikt heeft.’3 Laat ons hierbij dan een argumentum per culinaria gebruiken. De eerste hierboven geciteerde passage, met het dieet van Don Quichot, werd door Thomas Shelton in 1608 als volgt in het Engels vertaald:
His pot consisted daily of somewhat more Beef then Mutton, a Galli mawfry (gallimaufry) each night, Collops and Eggs on Saturdayes, Lentils on Fridayes, and now and then a lean Pigeon on Sundayes (…)
De eerste Engelse vertaling van Don Quichot houdt zich nauwkeurig aan het origineel en deze passage diende zeker niet als inspiratie voor Van den Bos.
Dat geldt ook voor de Italiaanse vertaling. Lorenzo Franciosini gaf in 1622 diezelfde passage als volgt weer:
Nel suo vitto ordinario, che era una buona pignatta di un poco più di bue, che di castrato, la sera il più delle volte, carne battuta, il Sabato (Si noti, che in Spagna è permesso. Frittate rognose sono persciutto fritto con huova) frittate rognose, i Venardì lente, & qualche piccioncino di più le Domeniche (…)
Te vertalen als:
Zijn gewone eten was een goede pot van iets meer os dan schapenvlees, ’s avonds vaak gehakt, op zaterdag (Merk op dat dit in Spanje is toegestaan. Schurftige omelet is ham gebakken met eieren) schurftige omelet, op vrijdag linzen, en een duifje op zondag (...)
Ook hieruit blijkt dat Lambertus zijn inspiratie voor de karnemelk en de stokvis duidelijk niet bij de Italianen haalde…
De vertaling van Lambertus van den Bos was de eerste die ooit geïllustreerd werd, met twaalf gravures van de hand van Salomon Savery. Ook hij was een afstammeling van Vlamingen, zoon van Kortrijkenaar Jacob Maertensz Savery, broer van Hans Savery de jonge en neef van Roelant Savery, allen kunstschilders. De Vlaamse Nederlanders deden er wat langer over om een Nederduitse vertaling op de markt te brengen, maar hoefden zich dan ook nergens voor te schamen. De vertaling werd herdrukt tot in 1732, zij het met gravures van de duidelijk minder begaafde Lucas Scherm.
Noten
1 De hier gebruikte uitgave is die van 1732: Cervantes Savedra (sic), M. & L. van den Bos, (Vert.). 1732 [1670]. De Oude en Rechte Don Quichot de la Mancha of de Verstandige en Vrome Ridder van de Leeuwen. Uit de Spaansche in de Nederduitsche Tale overgezet door L. V. B. (Versierd met 25 kopere figuren. De Zevende Druk, Op nieuws overzien, en van veele misstellingen en aanstootelijke Spreekwijzen gezuiverd. Verrijkt met een nauwkeurig register). Amsterdam: Pieter Visser.
2 Een overzicht van zijn leven valt te lezen in Krol, H. (n.d.). ‘Lambertus van den Bos (Sylvius) 1620-1698’, Librariana. https://ilibrariana.wordpress.com/2012/02/29/lambertus-van-den-bos-sylvius-1620-1698/ (Geraadpleegd op 12/12/2016.)
3 Van Vliet, R. & M. de Niet. 1995. ‘Van ridders en andere Dordtse helden De Don Quichot-vertaling van Lambert van den Bos’, Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman, 18, p. 10–17. http://www.dbnl.org/tekst/_med009199501_01/_med009199501_01_0003.php (Geraadpleegd op 12/12/2016.)
Philippe Humblé doceert sinds 2013 Spaanse Vertaalkunde en Interculturele Communicatie aan de Vrije Universiteit Brussel. Van 1984 tot 2009 was hij werkzaam aan de Universidade Federal de Santa Catarina (Brazilië). Hij publiceert over literaire vertaling, voornamelijk van migranten, lexicografie, Borges en Don Quichot.