Half december woonde ik alweer het laatste van de vier Berlijnse vertaalateliers bij waaraan ik in 2015 deel mocht nemen. Tien Duitstalige vertalers, zeven verschillende brontalen. We waren intussen aan elkaar verknocht geraakt, geen wonder na zo veel uren discussie over elkaars teksten, zoveel lezingen over talige onderwerpen, zoveel taalspelletjes, koffiepauzes, fotosessies, wandelingen en gemeenschappelijke maaltijden, vier weekends in vier maanden tijd, ieder weekend driemaal 8 uur met elkaar doorgebracht.
Daarom was het een goed idee om op de zaterdag van dat laatste decemberweekend een gemeenschappelijk diner te plannen waar niet alleen wij vertalers, maar ook de auteurs aan meededen die we al tijdens ons eerste weekend in september hadden ontmoet, en alle tien mentoren. De bedoeling was dat iedereen iets meenam uit het land, de cultuur van zijn of haar taal. Dat er quiche lorraine was, spreekt voor zich, maar wat dacht u van Indiase gehaktballetjes en van de mij tot dan toe volstrekt onbekende Mulligatawny, een Engelse soep naar Indiaas recept? Als je ooit nog naar Dinner for one gaat kijken, let dan op hoe de soep heet die door de butler aan Miss Sophie en haar virtuele gasten wordt geserveerd! Waarom die soep zo verrukkelijk smaakt, begreep ik pas nadat Nora, de Berlijnse vertaalster uit het Engels, achteraf haar recept had rondgestuurd: behalve soepgroente, verse gember, rode linzen, kokosmelk en kruiden, zoals kurkuma, garam masala en nootmuskaat moeten er vooral ook appels en rijpe mango´s in - wat een heerlijke mengeling. En omdat we vertalers waren, kregen we ook te horen waar de naam Mulligatawny vandaan komt: uit het Tamil en het betekent letterlijk ‘peperwater’(மிளகு தண்ணீர்).
Het Tamil is een taal die door 77 miljoen (!) mensen wordt gesproken, onder andere in het zuiden van India, en heel anders is dan het Hindi uit Noord-India waarin de korte verhalen van Sara Rai zijn geschreven die we door de vertaling van Johanna uit Tübingen leerden kennen. Johanna legde uit hoe ingewikkeld het vertalen van ‘haar’ auteur is, omdat de tekst afwisselend in het standaard-Hindi en het klassieke Urdu is geschreven, omdat er Perzische, Arabische en Engelse woorden in zitten, maar ook dialecten waarmee telkens een ander register opklinkt. Hoe geef je de gelaagdheid van zo´n tekst weer? Hoe breng je over wat voor Indiase lezers vanzelfsprekend is?
Om een simpel voorbeeld te noemen: De held van het verhaal krijgt onverwachts bezoek van een oude vriend die zo maar binnenwandelt. Hoewel ze elkaar in geen eeuwigheid meer hebben gezien, herkent hij hem meteen: ‘Toen hij zijn schoenen uittrok en de kamer betrad, waaiden met hem de oude tijden naar binnen.’ De bezoeker loopt zonder veel omhaal meteen door naar de koelkast, en ‘vanwege zijn bruine sokken was er geen geluid te horen’, waardoor hij aan een poes doet denken, en de twee vrienden in een gesprek over poezen verzeild raken. Maar waarom, vroegen wij ons af, moeten we weten dat de sokken bruin zijn? Bruin, was het antwoord, is in het Hindi niet zomaar een kleur, het is synoniem met vuil. Dus de lezer begrijpt meteen dat er iets aan de hand is met die man, hij draagt immers vuile sokken, terwijl hij bij een hogere klasse hoort. Hoe weet je dat? Omdat hij schoenen draagt die hij uitdoet op het moment dat hij binnen stapt. Maar dragen mannen in India normaal gezien geen schoenen dan? Jawel, zegt Johanna, maar meestal sandalen, en zonder sokken. Als een man schoenen met sokken draagt, hoort hij bij een bepaald gegoed milieu. Maar als die sokken dan bruin, dus vies, zijn, in plaats van wit en licht, is dat een teken dat de drager in de problemen zit.
Wannsee
Tijdens datzelfde laatste decemberweekeind was ook mijn tekst aan de beurt. Ik had een aantal fragmenten uit Titaantjes van Nescio ingestuurd, een tekst die al eerder, in 1996, in het Duits is vertaald, heel goed vertaald eigenlijk, hoewel iedereen het erover eens is dat er ‘iets’ aan ontbreekt: het typisch Nesciaanse informeel taalgebruik, dat ik wil proberen te pakken te krijgen.
Ik had in mijn vertaling geëxperimenteerd met een aantal mogelijke oplossingen: Zo had ik er wat Jiddisje woordjes in gesmokkeld om de Amsterdamse sfeer op te roepen, bij voorbeeld het Duitse ‘meschugge’ voor het Nederlandse ‘mal’ (in de zin: ‘Bavink was mal geworden’). Op andere plekken had ik geprobeerd om net zoals Nescio twee woorden in elkaar over te laten gaan: voor ‘heeft-ie’en ‘had-ie’ bij voorbeeld: ‘hatter’ of ‘hatt-er’, of voor ‘dat-ie’: ‘dass-er’. Maar hoewel er over het algemeen zeer enthousiast werd gereageerd op mijn vertaling als geheel – ‘Welch ein schöner Text! Wunderbarer, ganz leichter Humor, Selbstironie’, schreef een collega-vertaler uit het Engels die de naam Nescio nog nooit eerder had gehoord - werden mijn voorstellen rigoureus afgewezen. De Jiddisje woorden zouden de tekst in een Joods milieu plaatsen, was dat de bedoeling? Anders dan in het Amsterdams is het Jiddisj in het Duits niet vanzelfsprekend in de taal geïntegreerd, en Nescio, toen ik er eenmaal op attent was geworden en het natrok, gebruikt zelfs geen enkel Jiddisj woord, terwijl het echte Amsterdams toch boordevol aan het Jiddisj ontleende uitdrukkingen en woorden zit! En de samentrekking van woorden dan? Ook dat kon mijn collega´s niet bekoren. Te kunstmatig, in ieder geval op de plekken waar Nescio het doet, al was het alleen maar omdat je uit een ‘hij’ makkelijk een ‘ie’ of een ‘i’ kunt maken, terwijl er van een ‘er’ weinig overblijft als je het inkort.
Over hoe het dan wel moest werd uitgebreid gepraat, en net als anderen tijdens deze cursus kreeg ik het advies om vertaalde dialogen hardop te spreken onder het heen en weer lopen in mijn werkkamer of tijdens een wandeling om er het natuurlijk spreekritme in te krijgen; ik werd aangemoedigd om meer ellipsen toe te passen zodat de tekst een sterker mondeling karakter krijgt. Zelf had ik me voor de gelegenheid verdiept in wat je in het Duits erlebte Rede noemt, in het Nederlands ‘semidirecte rede’, een tussenvorm tussen de directe en de indirecte rede, waarbij het om de niet-letterlijke weergave van iemands woorden gaat, een manier waarop de verteller in de derde persoon kan blijven vertellen en tegelijk in het hoofd van zijn figuur gaat zitten. Dat is nou precies wat Nescio vaak doet, en in het Duits levert het veel mogelijkheden op om de tekst te versoepelen...
Maar de belangrijkste regel blijft toch voorlopig: zo vrij als mogelijk en zo precies als nodig! Uit een lezing over het hervertalen van klassiekers begreep ik bovendien dat hervertalers het origineel vaak juist veel serieuzer nemen dan hun voorgangers. Zo valt bij de beroemde openingszin van Anna Karenina over de gelukkige en de ongelukkige gezinnen op dat in een Duitse vertaling uit 1955 helemaal correct volgens de Duitse syntaxis in de tweede helft van de zin het woord ‘gezin’ wordt weggelaten: ‘Alle glücklichen Familien ähneln einander; jede unglückliche aber ist auf ihre eigene Art unglücklich.’ Terwijl de hervertaling uit 2009 dichter bij het origineel blijft door het woord ‘gezin’ juist wel te herhalen: ‘Alle glücklichen Familien sind einander ähnlich, jede unglückliche Familie ist unglücklich auf ihre Weise’, waardoor m.i. het ongelukkige gezin toch nog net iets meer uit de verf komt dan in de oudere vertaling. Het zijn maar nuances, maar o wat luistert het nauw!
En soms is de klank, is het ritme, of het beeld belangrijker dan de inhoud, besefte ik toen ik, om bij het begin van mijn verhaal aan te sluiten, moest beslissen welke specialiteit uit de Nederlandse of Vlaamse keuken ik mijn medecursisten voor zou schotelen. Ik koos voor ‘Hete bliksem’ omdat ik die naam zo mooi vind, hoewel ik niet aan mijn collega´s kon uitleggen waar het gerecht van uien, aardappels en appels die naam aan te danken heeft.