Berlijn, september 2015. De zon gaat onder boven de Wannsee. Ik geniet eigenlijk altijd van workshops, zowel als ik er een geef als wanneer ik eraan deelneem. Maar deze is wel heel bijzonder.
Al jaren organiseert het Literarische Colloquium Berlin (LCB) tussen september en december vier weekeinden lang een vertaalatelier dat van vrijdagochtend tot zondagavond duurt en waar maximaal tien vertalers aan deel mogen nemen, onder leiding, ook al weer sinds jaren, van Thomas Brovot, ervaren vertaler uit het Spaans. Oorspronkelijk mochten alleen Berlijners deelnemen (de stad Berlijn is een belangrijke subsidiegever), maar al enige tijd zijn de grenzen opengegooid naar andere steden en landen. Naast mijzelf is de enige andere ‘buitenlander’ dit keer de vertaalster uit het Bulgaars, afkomstig uit Zürich. De deelnemers aan deze workshop zijn uiteraard allemaal duitstalig en, wat bijzonder is: ze vertalen allemaal uit verschillende talen. Deze keer zijn de brontalen Engels (2), Frans (3), Nederlands (1), Hindi (1), Bulgaars (1), Deens (1) en Russisch (1). Dat is een unieke formule, want Engels kennen de meesten van ons nog wel, en Frans gaat ook nog redelijk, maar bij alle andere talen moeten we ons dus helemaal concentreren op de doeltekst. Naast de vertalers en de leiding (met geweldige assistentie!) zijn er nog de begeleiders: ervaren vertalers, redacteuren en critici die elk als ‘Mentor’ aan een deelnemer zijn gekoppeld. Wat een luxe!
Het werk bestaat uit close reading van 2 à 3 vertalingen per weekeind, afgewisseld met korte inleidingen over een taalkundig onderwerp naar keuze. Dit keer is er gekozen voor ‘dialoog en directe rede’, ‘hoe vertaal je sociolect en dialect’ en ‘Wat te doen met modale partikels’. Laat ik maar met het laatste beginnen: anders dan vele andere talen zijn zowel het Duits als het Nederlands rijk aan van die kleine ongrijpbare, onverbogen woordjes, zoals, ik kies even de Nederlandse: toch, maar, soms, wel, nou, even, eens, waarmee de tekst zijn kleur en geur krijgt. Ze voegen in zekere zin het mondelinge karakter aan het schriftelijke van de tekst toe, de sfeer, de stemming, kortom de modaliteit. Ze zijn even onmisbaar als moeilijk te vertalen, nooit letterlijk en altijd zeer contextgebonden. We krijgen een aantal Duitse fragmenten voorgelegd waarin we heel schools (en helemaal niet zo makkelijk!) de modale partikels aanstrepen, ik geef een voorbeeld uit Mutmaßungen über Jakob van Uwe Johnson (1959):
Aber Jakob ist immer quer über die Gleise gegangen.
– Aber er ist doch immer quer über die Rangiergleise und die Ausfahrt gegangen (..)
– Nun sieh dir mal das Wetter an, so ein November, kannst keine zehn Schritt weit sehen vor Nebel, besonders am Morgen, und das war doch Morgen, und alles so glatt. Da kann einer leicht ausrutschen. So ein Krümel Rangierlok ist dann beinah gar nicht zu hören (..)
Gelukkig hoeven we dat niet te vertalen! Maar het leuke van de aanpak is nou juist dat je behalve in de theorie ook in het diepe van de praktijk wordt gegooid. Zelf zoeken naar partikels gaat iederen nog redelijk vlot af, maar wat te denken van de opdracht om een dialoog spontaan uit het Engels in het Duits te vertalen? Ook al is dat niet jouw taal. Toch doet iedereen mee, zo ontspannen is de sfeer intussen wel. En van de resultaten, hoe stuntelig ook, steken we allemaal wat op.
Hoe mondeling kan een geschreven tekst zijn? Ik vertaal momenteel de werken van Nescio, en die vraag moet ik mijzelf daarbij voortdurend stellen. Maar mijn tekst is nog niet aan de beurt. Op zaterdag buigen we ons over de vertaling van een even mondeling als lichtvoetig overkomende Franse tekst, Dessine-moi un Parisien van Olivier Magny. Het boek bestaat uit korte hoofdstukjes waarvan de vertaalster er voor deze gelegenheid drie heeft gekozen: ‘Le mot putain’, ‘Porter du noir’, en ‘Les sushis’. Aan alles, inclusief de speelse vormgeving, is te merken dat het om een lichtvoetige, ironische, speelse tekst gaat met veel omgangstaal en knipoogjes. Wat moet je bijvoorbeeld met de titel? Iedere Franse lezer zal die ogenblikkelijk met De kleine Prins van Saint-Exupéry associëren. Je hoort bijna het stemmetje waarmee het jongetje zegt: ‘Dessine-moi un mouton!’ Maar een ‘Pariser’ is in het Duits ook een condoom, en hoewel de tekst humoristisch bedoeld is, is die associatie toch zeker niet de bedoeling. En wat te doen met het tussenwerpsel ‘putain’? Door de Parijsenaar te pas en te onpas gebruikt, lijkt het bijna op een modaal partikeltje. In ‘Putain, mais c´est pas possible!’ of ‘Putain, il est déjà 2 heures!’ betekent het zoiets als ‘jemig!’ en heeft het een totaal andere kleur dan in ‘Il a une putain de voiture!’ (‘Er hat ein geiles Auto’). Het probleem voor de vertaler zit ´m in het feit dat zij er verschillende woorden voor moet kiezen, terwijl het hoofdstukje juist over dat ene woord gaat. Gelukkig zitten we hier niet om oplossingen voor alle vertaalproblemen te vinden, maar juist om ze aan te kaarten en erover van gedachte te wisselen. Dat is al winst!
Naast het werk is er ook gezelligheid. Het begint al op vrijdagavond met een barbecue (een ‘Grillabend’) op het terras van het LCB, die prachtige villa uit het begin van de 20e eeuw, gelegen in een grote tuin met dikke oude bomen hoog boven het meer. Het is nog warm half september, en we zitten lang naar de ondergaande zon op het water te kijken. Met een glaasje droge witte wijn in de hand praten we met elkaar en met de leden van de andere workshop die tegelijk met de onze plaatsvindt, een workshop voor beginnende auteurs. De volgende dag zie ik Judith Hermann langskomen. Ook de auteurs krijgen dus assistentie van ervaren collega´s.
Maar dan wacht er nieuwe tekstarbeid. Met de vertaling van een fragment uit Half a crown van Jo Walton zitten we middenin de vraag hoe je sociolect kunt overbrengen. De heldin van het verhaal spreekt Cockney, en, zoals we hebben gezien aan een groot aantal voorbeelden, je kunt een sociolect niet vervangen door een andere sociolect. Wat te doen? Velen van u zullen het al weten, maar toch blijft het boeiend om te zien hoe het in de praktijk uitpakt: hoe je je verlies kunt compenseren door bijvoorbeeld de heldin, die nu geen Cockney meer kan spreken, zodra ze zich alleen waant vulgaire taal in de mond te leggen, ook al doet ze dat niet in het Engelse origineel.
Zo zou ik nog veel meer kunnen schrijven, dus dit verhaal krijgt, net als het vertaalatelier, nog een vervolg.