voor C
Afgelopen zondag merkte ik binnenskamers wat open ruimte vermag. Samen met C bezocht ik het museum De Pont en zag daar de lichtobjecten van James Turrell, een oude Amerikaan met hipsterbaard uit Pasadena (*1943): Still Light, Raethro Green, Afrum II Pink (Solid) uit respectievelijk 1990, 1968 en 1970. Turrell (http://jamesturrell.com) werkt sinds 1974 aan een enorm object in de Painted Desert in Arizona. Daar verandert hij de Roden Crater, een bolvormige vulkaan, langzaam in een observatorium dat opgaat in het omringende landschap, in het licht, in de aarde. Een glimp van de ruimte die zich daar – als het ware in het niets en buiten alle mensen om – ontvouwt, lichtte op in de kunstwerken die daar in Tilburg te zien waren. We staarden het roze licht in en ervoeren ruimte en diepte, terwijl die er feitelijk niet eens was. Het deed mij denken aan eeuwenoude Chinese teksten wier mysterie en suggestieve krachten voortkomen uit eenvoudige, simpel naast elkaar gerangschikte woorden. Weinig woorden ook, maar met een enorme zeggingskracht. Ik legde een verband met Lao-Tse’s Tao Te King, dat inmiddels de Daodejing van Lao Zi heet sinds Hans van Pinxteren een nieuwe vertaling ervan publiceerde. Van Pinxteren begon rond 1970 de Dao te lezen; aan vertalen dacht hij niet. Maar net als bij Turrell gaat het dus ook bij hem om werk dat een leven beslaat en grotendeels samenvalt met wat Rümke de levenstijdperken van de man noemt.
Ik ga Turrell niet met Van Pinxteren vergelijken, maar wel wijzen op wat ik daarnet probeerde te beschrijven. In een recent interview in Trouw (van 7 september 2015) verwoordde Van Pinxteren het ook beter: ‘Lao Zi raakt mij in de lagen van het bewustzijn waar het werelds gedoe niet tot mij doordringt.’ De Daodejing is naar verluidt na de Bijbel het vaakst vertaalde boek ter wereld. Van Pinxteren waagde zich een paar jaar geleden aan een vertaling toen hij een site ontdekte waarop alle karakters van de Daodejing uitgelegd staan (‘de Wengu site’). Met behulp van een flink aantal andere vertalingen in diverse Europese talen (31 staan er in de bibliografie opgesomd) en aan de hand van tal van verzamelde commentaren maakte hij een vertaling van dit leerdicht dat uit de orale traditie stamt: ‘Om het te kunnen memoriseren had het een sterk rijmende inslag. Het bestond uit de meest uiteenlopende teksten, zoals raadselrijmen, kinderliedjes, hekelverzen en scheppingshymnen, die pas later werden opgeschreven en zijn samengesmeed tot een soort lied. Op You Tube hoorde ik hoe het werk in het Chinees werd gereciteerd: heel ritmisch, met een pregnante cadans.’ De vertaling van Hans van Pinxteren, dit jaar verschenen bij uitgeverij Juwelenschip, moest daarom ritmisch en bondig zijn en de verdieping weerspiegelen die de vertaler zich al die jaren veroorloofd had. Het is alleen al daarom een bijzondere vertaling, gepast sober maar zeer zorgvuldig bezorgd en van een uitgebreid nawoord voorzien. Ik citeer een van de teksten:
Studeren brengt dag na dag meer
de Weg volgen dag na dag minder
minder en minder tot je tot niet-doen komt.
Door niet-doen blijft niets ongedaan.
Het rijk win je door niet-doen.
Wie gericht is op het doen
krijgt het rijk niet in zijn macht.
De tekst past in het politieke deel van de Daodejing, waarin gepleit wordt voor wat je het tegendeel van ambitie en machtswellust kunt noemen: de Weg, de flow, dat wat wu wei wordt genoemd. Nieuw voor mij was dat sommige teksten zeer tijdgebonden zijn en commentaar leveren op de sociale werkelijkheid in de tijd van hun ontstaan.
Maar het tekstje, nr. 48, heeft ook een grote meerwaarde. Om iets weer te geven van de manier waarop deze uitgave werkt citeer ik de voetnoot die aan bovenstaande tekst wordt toegevoegd: ‘Ik baseer de vertaling van bovenstaande regels op het commentaar van Wang Pi, die bij dit fragment zegt: “Om je te ontdoen van bruten en booswichten moet je de hier gegeven vier aanwijzingen toepassen: dan richten zij zichzelf te gronde.”’ Dat intrigeert me, zeker omdat het tot onzinnige, impulsieve interpretaties leidt. Ik onthul mijn eigen oppervlakkigheid en beschouw de vier strofes van nr. 48 als aanwijzingen. Aanwijzing 1 is voor wie studeert maar leidt in mijn hoofd tot verwarring (zou mijn studerende dochter geen niet-doen willen aanraden als dat leegloop zou betekenen; als ze meer moet berusten in de gebruikelijke ups and downs van een studie is dat wat anders). Aanwijzing 2 zou misschien handig zijn tijdens verliefdheden, zeker de onbeantwoorde. Aanwijzing 3 is in de geschiedenis dusdanig gelogenstraft dat ze weer moed geeft. Aanwijzing 4 is een fraaie les als je bij het bedrijf of de instelling waar je werkt, omhoog wilt en meer wilt bereiken (opslag, een betere positie). Nu gekscheer ik in een balorige, enigszins primitieve impuls omdat ik meegesleurd word door de snelheid van de moderne tijd en me niet permanent kan overgeven aan kunst die perspectieven opent. Toch besef ik terdege iets van de ruimte die deze tekst opent (ik zeg dit ook omdat ook ik, vanaf midden jaren zeventig, zo nu en dan naar de Tao gegrepen heb). Vandaar ook dat ik groot respect heb voor de manier waarop Hans van Pinxteren zijn beleving van de Daodejing heeft vormgegeven. Hij doet dat met ontroerende bescheidenheid (‘Aan de diepgang van dit hoofdstuk valt in vertaling moeilijk recht te doen.’) en zorgt voor hetzelfde effect dat je, zittende voor een lichtobject van Turrell, gewaarwordt – een aanbod van zin en betekenis dat eerder op je lichaam inwerkt dan op je verstand.
In zijn nawoord wijst Hans van Pinxteren op het plezier waarmee deze bondige teksten ten gehore worden gebracht op cd’s. Hij is zich er ook bewust van dat de bestaande vertalingen ‘opzienbarende varianten’ tonen, die ‘de filosofische en religieuze inslag van de vertolkers naar voren brengen’. Welke opzienbarende varianten hier opduiken – hoeveel in deze Juwelenschip-uitgave van Van Pinxteren zelf onthuld wordt – vermag ik vooralsnog niet te beoordelen. Wel is het plezierig het wu wei aangeduid te zien in het Nederlands, als ‘niet-doen’, als een streven om de loop der dingen niet te forceren. ‘Dit is handelen naar het licht.’ Het is goed dat deze vertaling de loop van de oorspronkelijke Chinese karakters wel forceert; vertalen is een vorm van goede ambitie, zou je kunnen zeggen.
Lao Zi, Daodejing. De Weg, de Kracht. Vertaling en nawoord Hans van Pinxteren. Cothen: Juwelenschip, 2015.