Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Verraad

Jan Gielkens

Het is altijd weer even schrikken: dat je een verrader wordt genoemd, terwijl je gewoon je werk doet. Want dat gebeurt regelmatig: het praten of schrijven over vertalen kan blijkbaar niet zonder telkens weer dat ‘traduttore traditore’ te noemen. Zoals onlangs weer in een ultrakort signalement in de VPRO-gids van Maarten Steenmeijers boek Schrijven als een ander. Over het vertalen van literatuur. Titel van het signalement: ‘Verraders’. Van de 120 woorden van het stukje gaan de eerste ruim twintig over dat vermaledijde ‘vertaler = verrader’. Het is bijna net zo erg als de aan Robert Frost toegeschreven opmerking dat poëzie dat is wat bij een vertaling verloren gaat.

Al grasduinende in delpher, het prachtige en steeds uitdijende bestand gedigitaliseerde teksten uit periodieken en boeken van de Koninklijke Bibliotheek, en in de al even prachtige Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, waar heel veel Nederlandse literaire en andere teksten digitaal te doorzoeken zijn, constateerde ik dat het verraadverdict in de loop van de tijd veel minder principieel gebruikt wordt dan ik vermoedde. Soms wel, zoals in een bericht over een ‘Engelse avond’ van de voordrachtskunstenaar Albert Vogel senior in Paramaribo in 1913. ‘’t Was jammer dat de twee eerste stukken [gedichten van Longfellow en Ben Jonson; JG] vertalingen waren. Troduttore, traditore is maar al te vaak een waar woord.’ In een voetnoot bij het verkeerd gespelde Italiaans geeft de anonieme recensent vertaling en uitleg: ‘Vertaler, verrader; d.w.z. de vertaler doet altijd afbreuk aan het schoone van het origineel.’

In zijn oorspronkelijke habitat en wel goed gespeld komt de uitspraak voor in een verslag van een bezoek van de Nederlandse priester Wouter Lutkie aan zijn grote idool Benito Mussolini in 1928. Lutkie laat de Italiaanse dictator het manuscript van de vertaling van zijn een jaar eerder verschenen boek Van Toorop naar Mussolini zien en klaagt: ‘maar ik kan het zóó niet laten publiceeren, er moet veel in veranderd worden, de vertaler laat mij soms het tegenovergestelde zeggen van wat ik geschreven heb.’ Mussolini toont begrip: ‘O ja, dat is altijd zoo. Vertaler of verrader, dat is bijna hetzelfde: traduttore, traditore, zeggen wij, Italianen.’ En dat zei het fascistische staatshoofd tegen een van zijn Nederlandse vertalers!

Te verdragen want lekker vals is het gelijkstellen van een vertaler met een verrader bij Multatuli, wanneer hij het in 1877 in het vijfde deel van zijn Ideën op een niet al te positieve manier heeft over de poëzie van Willem Bilderdijk: ‘De lezer zal wel genoeg bedreven zyn in ’t hollandsch, om nu-en-dan Bilderdyks verzen in die taal te kunnen overzetten, al zy ’t dan dat er by deze bewerking eenige schoonheden verloren gaan. Traduttore, traditore, helaas!’ Over het algemeen komt de opmerking over het verraad van de vertaler voor als een algemene verzuchting, en verrassend vaak is dat in verband met muziek, bijvoorbeeld als het over het ‘vertolken’ in de zin van uitvoeren gaat of over het feit dat Wagner in het Italiaans wordt gezongen of iets dergelijks. Zit er geen mooie scriptie in de geschiedenis van het gebruik van dat ‘traduttore traditore’?

Je kunt een vertaler natuurlijk ook een verrader noemen wanneer je ontevreden bent over een bepaalde vertaling, en je kunt die ontevredenheid ook uiten zonder het over verraad te hebben. De Groningse dichter, schilder en vertaler Hendrik de Vries (1896-1989) deed dat in een recensie in Critisch Bulletin (februari 1948) van de vertaling van de complete bundel Les Fleurs du mal van Charles Baudelaire (1821-1867) door een Vlaamse collega, de dichter en vertaler Bert Decorte (1915-2009): De bloemen van den booze, in 1946 verschenen bij Orion in Antwerpen en Kroonder in Bussum.

Hendrik De Vries Gielkens Defi

                                                              Hendrik de Vries

Het is niet mals wat De Vries over de vertaling van Decorte zegt, nadat hij eerst de lovende inleiding van Herman Teirlinck ‘een misleiding’ heeft genoemd. De ‘innige schakeringen, die Baudelaire maakten tot Baudelaire’, zijn in de vertaling ‘wanhopig zoek’, en dat ligt ‘slechts voor een klein gedeelte aan begripsmatige misvattingen’. Er is sprake van ‘een hardheid en een botheid waardoor men zich haast schaamt, het over te schrijven’, er zijn ‘doorzichtige vergissingen’ en ‘verstándelijke misvattingen’ die samenhangen met ‘onvermogen om het betere van Baudelaire’s wezen te begrijpen’. Sommige woorden en zinnen zijn ‘zeer onjuist vertaald’, en ‘[s]lag op slag treft het gemis aan dichterlijke ziening’. Enzovoort. En dat alles met voorbeelden.

Het ‘zeldzaam prijzende voorwoord van Teirlinck’ provoceert bij De Vries de vraag: ‘bestaan er geen betere’ vertalingen? En natuurlijk zijn die er. ‘Mijn eigene […] laat ik hier natuurlijk buiten,’ schrijft de recensent, en dat is maar goed ook, want hij vertaalde, zoals hij zelf toegeeft, slechts één van de bijna 150 gedichten die Les Fleurs du mal bevat. Maar Baudelaire werd ook vertaald door Albert Verwey, en De Vries vergelijkt twee Fleurs du Mal-vertalingen van deze ‘dichter die het als vertaler zonderling kan vertonen’ met die van dezelfde teksten in de versie van Decorte. En uiteraard komt de laatste niet heelhuids uit de confrontatie. De Vries zegt het met een zin die een huidige redactieronde niet zou overleven: ‘En hoeveel beter weergeeft Verwey de bedoeling!’

De Vries gaat zelfs zo ver te beweren dat hij een van de geciteerde vertalingen van Verwey ‘in meerdere opzichten boven het oorspronkelijke te verkiezen’ vindt. En net als aan het begin van dit stuk schrik ik ook hier: moeten we ons namelijk bij zo’n opmerking van De Vries niet afvragen of dat niet eigenlijk het ultieme verraad van de vertaler aan zijn schrijver zou zijn: dat je een betere tekst wilt schrijven?