Geachte leden van de jury en vertegenwoordigers van het Prins Bernhard Cultuurfonds, beste collega’s, relaties en belangstellenden, liebe Freunde und Verwandte,
Toen Ellen Overweel van het Cultuurfonds mij augustus vorig jaar belde, en ik begreep dat ze me niet vroeg om in de jury te gaan zitten, maar dat ik zelf de Nijhoffprijs zou krijgen, dacht ik nog steeds dat het een vergissing moest zijn. Want zoveel eer ineens, daar was ik niet op voorbereid.
Behalve een moment van erkenning is dit voor mij ook een moment van verzoening.
Ooit kwam ik als zeventienjarige in Amsterdam, ik sprak geen woord Nederlands, ik was opgegroeid in Duitsland en Luxemburg, en door de geschiedenis opgezadeld met de collectieve schuld van de Duitsers. Hier trok mij een kleine groep Duitsers die al voor de oorlog naar Nederland waren gekomen, een groep met sekte-achtige trekken, geleid door een charismatische man die de spelregels van het leven bepaalde. Ik kwam daar vijftien jaar later met veel kleerscheuren uit, had intussen wel een studie Frans afgerond met als bijvak Duits, maar ik was wereldvreemd en ontredderd. In de maatschappij leven, dat had ik niet geleerd.
Wel had ik door het jarenlange interpreteren van gedichten en het gemeenschappelijke lezen van de Europese canon, een belangrijke bezigheid in de groep, geleerd om met teksten om te gaan. Wat dat betreft was ik eigenlijk geknipt voor het vertalen.
Maar dat duurde nog even. Ik moest eerst wennen aan het leven buiten de Ivoren Toren.
Al snel kwam ik in contact met feministische journalistiek, ik ging in de redactie van de toenmalige Vrouwenboekenkrant SURPLUS zitten en wat later in die van Lust & Gratie, daar leerde ik wat losser omgaan met het schrijven en met collega’s… en toen kwam Frankfurt 1993 en raadde een goede vriend mij aan om te gaan vertalen. Ik vroeg aan een bevriende vertaalster hoe ik het aan zou kunnen pakken, en zij vertelde me haar eigen debuut: zij had ooit haar lievelingsboek, A Room of One’s Own van Virginia Woolf, vertaald en toen bleek dat wijlen uitgeverij Sara net van plan was dat boek uit te geven, en dat haar vertaling op het juiste moment kwam.
Dus koos ik een roman die ik mooi vond, Twee koffers vol van Carl Friedman, ik informeerde of het boek al door iemand werd vertaald, en toen dat niet zo bleek te zijn, ging ik aan de slag. Het werd mijn eerste literaire vertaling. Een vriendschap met Carl Friedman kwam er uit voort, de leesreis met haar naar Leipzig, Berlijn en Dresden was een eerste hoogtepunt in mijn leven als vertaler.
Hoe was het om Duitse te zijn in Nederland? Ik had geen of nauwelijks een accent in het Nederlands. Pas veel later, toen ik allang zelfstandig vertaler was, kwam het met een schok bij mij binnen: toen prins Claus in oktober 2002 overleed, zat ik naar een uitzending over hem te kijken, en ineens kwamen de tranen. Hè, dacht ik, ik heb toch niks met die man? Maar er was iets gezegd over verzoening tussen Nederlanders en Duitsers, en dat raakte me diep. Ik besefte nu pas wat een psychotherapeute al jaren eerder had opgemerkt: heeft het feit dat je geen accent hebt in het Nederlands misschien ook te maken met je wens om als Duitse onopgemerkt te blijven?
Mijn vader was opgegroeid onder de nazi’s en moest op zijn zeventiende de oorlog in. Hij wijdde zijn verdere leven aan verzoening op moreel en politiek gebied.
Ooit zei hij tegen mij: jouw talent zit in de taal, je spreekt Frans bijna zo goed als Duits, ga meewerken aan een brug tussen die twee landen!
Dat wilde ik wel, maar hoe, daar had ik noch hij enig idee van. De politiek werd het niet, en Frans werd het evenmin, maar uiteindelijk sta ik nu hier en voel me toch verzoend met dat begin, dankzij al die prachtige Nederlandse boeken die ik in het Duits heb mogen vertalen. Ik zou er bijna een accent van krijgen!
Ik ben mijn ouders nog steeds dankbaar voor hun open huis, waar altijd vrienden logeerden, uit Frankfurt, Parijs, Rome, Tel Aviv en Jeruzalem, die voor discussies zorgden en een open geest.
Ik ben mijn vrienden van Castrum Peregrini dankbaar, dat zij in mijn eerste vijftien jaar in Amsterdam mijn kennis van literaire taal hebben verdiept.
Ik ben altijd bang geweest om mijn eigen taal kwijt te raken door in Nederland, het land van mijn brontaal, te blijven wonen.
Daarom ben ik mijn Duitse familie, vrienden en collega’s bijzonder dankbaar die mij regelmatig een langdurig verblijf in het land van mijn doeltaal mogelijk maken.
Zonder mijn vriend en collega Herbert Post, die al meer dan twintig jaar waakt over mijn Duits, had ik deze prijs nooit gekregen.
Mijn Nederlandse man en vrienden dank ik voor hun hulp bij het begrijpen, steeds beter begrijpen van mijn bronteksten, en ik dank mijn collega’s van Filter, tijdschrift over vertalen, voor de jaren van vruchtbare uitwisseling. Ik ben ontzettend blij met de toekenning van deze prijs die een erkenning van mijn werk als vertaler betekent en mij aanmoedigt om door te gaan met wat ik het liefste doe: vertalen.
Dank u wel.
Dankwoord uitgesproken bij de inontvangstneming van de Martinus Nijhoff Vertaalprijs 2015 op 14 maart jl. in Het Muziektheater aan 't IJ te Amsterdam.