Deze zomer stapte ik in de trein om af te reizen naar Den Haag, waar de Koninklijke Bibliotheek te vinden is. Voor mijn masterscriptie deed ik onderzoek naar La Belle au bois dormant van Perrault, bij de rest van Nederland beter bekend als De schone slaapster. In de Koninklijke Bibliotheek ging ik op zoek naar vertalingen van dit sprookje, om te kijken welke vertaalstrategieën de vertalers hadden gebruikt.
De schone slaapster wordt al eeuwenlang verteld. Maar wie het originele verhaal van Charles Perrault uit 1697 eeuw erbij pakt, merkt al snel dat er door de eeuwen heen heel wat is veranderd. De bekendste versie, die van de gebroeders Grimm, houdt op na het ontwaken van de prinses. Perraults sprookje gaat echter vrolijk verder. De prinses en de prins trouwen en krijgen twee kinderen. Maar de moeder van de prins is half oger en wil niets liever dan haar schoondochter en kleinkinderen opeten. Ze slaagt daar uiteindelijk niet in en komt zelf op een nogal lugubere manier aan haar einde.
Met deze versie in mijn hoofd en een lange lijst van boeken die ik wilde lenen ging ik op pad. Eenmaal binnen keek ik mijn ogen uit in het gigantische gebouw; hier moesten zo’n beetje alle boeken die ooit in Nederland gedrukt waren te vinden zijn. De boeken die ik nodig had, allemaal uit de collectie ‘kostbare werken’, werden vanuit het depot naar de leeszaal gebracht. In totaal ging het om tien verschillende vertalingen van Perraults sprookje, gemaakt tussen 1775 en 1997. Te midden van de bijzondere collecties ging ik aan de slag met mijn onderzoekje.
De oudste en jongste vertaling (1775 en 1997) in mijn onderzoek,
de eerste uitdrukkelijk bedoeld voor kinderen, de laatste niet
Ik wilde verschillende vertalingen vergelijken om te zien in hoeverre de tekst aan een kinderpubliek werd aangepast. Want hoewel sprookjes in onze tijd voor kinderen zijn bedoeld, gold dat vroeger niet altijd. Perrault was in zijn tijd bijvoorbeeld vaak in de Parijse salons te vinden en hij verwerkte de idealen van de salonniers in zijn sprookjes. Daardoor is zijn La Belle au bois dormant niet alleen een doodnormaal, folkloristisch sprookje voor kinderen, maar tegelijkertijd ook een esthetisch werk voor een volwassen publiek. Zo is de moraal aan het einde van het sprookje niet letterlijk te nemen; het is eerder een ironische knipoog aan de lezer, die weet hoe lang de prinses wel niet op haar prins heeft moeten wachten:
Attendre quelque temps pour avoir un époux, […] la chose est assez naturelle (193).
Het is heel gewoon om een tijdje te wachten voor je met een man trouwt (vrije vertaling).
Met een potlood en kladblok in de aanslag sloeg ik het ene na het andere boek open. Aan sommige vertalingen was meteen te zien dat ze voor kinderen waren bedoeld, bijvoorbeeld aan de titel of ondertitel van de uitgave, of aan de afbeeldingen die naast de tekst waren afgedrukt, zoals bijvoorbeeld in de versie uit 1968:
Hoewel niet alle uitgaven illustraties bevatten, bleek uit de inhoud al snel dat zeven vertalingen hoogstwaarschijnlijk bedoeld waren voor kinderen en dat de meeste vertalers naar simplificatie en modernisering streefden. Dat moest ook wel, want zowel qua syntax als vocabulaire is het originele sprookje bepaald archaïsch te noemen, waardoor het totaal niet geschikt is voor moderne kinderen. Hoe vertaal je bijvoorbeeld de naam van een Franse saus die tegenwoordig zelfs bij het Franse publiek niet meer bekend is? Deze sauce Robert, de saus waarin de boze koningin haar schoondochter en kleinkinderen wil eten, werd door twee vertalers weggelaten en door drie anderen uitgelegd (zure eiersaus of fijne roomsaus). Naturaliseren kan uiteraard ook, aangezien het duidelijk is dat het hier om een soort saus gaat (ook al weten we niet hoe deze smaakt): Robertsaus (5x).
Een vertaalstrategie waar ik zelf geen grote fan van ben is ideologische manipulatie, oftewel het aanpassen van een tekst aan de normen en waarden van de huidige maatschappij. Zo vond één vertaler (1968) het gedeelte waar de oger haar eigen kleinkinderen wil opeten blijkbaar te eng voor kinderen. Dus gaf hij de koningin in het verhaal een zoon. Omdat ze haar eigen zoon op de troon wilde krijgen, besloot ze haar schoondochter en kleinkinderen te laten doden (en dus niet op te eten!). Hierdoor wordt het verhaal weliswaar wat minder afschrikwekkend, maar wijkt de vertaling wel erg veel af van het origineel.
Opvallend vond ik dat de vertalingen door de eeuwen heen niet steeds moderner en explicatiever werden. Sterker nog, de nieuwste vertaling (1997) was erg letterlijk en maakte bijna geen gebruik van de genoemde strategieën. Kinderen vormden duidelijk niet het doelpubliek van deze vertaling. Bij het vertalen van sprookjes heeft elke vertaler dus blijkbaar zijn eigen ideeën over wat kinderen wel en niet aankunnen, en kijken ze voor een nieuwe editie niet echt naar de vorige vertalingen voor inspiratie en ideeën. En zo is maar weer eens bewezen dat vertalen eigenlijk een heel subjectief beroep is: zelfs met hetzelfde doelpubliek voor ogen kunnen twee vertalers een tekst er heel anders uit laten zien.
Die avond ging ik met een flink pak aantekeningen terug naar huis. In de trein dacht ik na over mijn eigen vertaling. Met al die verschillende vertaalmogelijkheden zou dat nog een hele klus gaan worden…
Bibliografie
Perrault, Charles. 2012. « La Belle au bois dormant », in: Tony Gheeraert (ed.), Charles Perrault. Contes. Paris: Honoré Champion Editeur (Editions Champion Classiques), p.177-193.
Perrault, Charles. 1775 (7e édition). Vertellingen van Moeder de Gans. Amsterdam: S.J. Baalde. http://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=perr041vert02 (24-04-2014).
Perrault, Charles. 1968. Sprookjes van Moeder de Gans. De Bilt: Cantecleer.
Perrault, Charles. 1997. Sprookjes. Vertaald door Ernst van Altena. Rotterdam: Aristos.
Penders, Kitty. 2014. 'Traduction, Adaptation et Contes de fées. La traduction de La Belle au bois dormant de Perrault et de son adaptation en bande dessinée.' Masterscriptie Universiteit Utrecht, 2014.