De roman Le Passé simple (1954) van de Marokkaanse auteur Driss Chraïbi (1926-2007) gaat over Driss Ferdi, een Marokkaanse jongen die opgroeit en naar school gaat in de tijd van het Franse protectoraat in Marokko. Driss is de eerste jaren van zijn leven opgegroeid met de oorspronkelijke Marokkaanse (islamitische) tradities, maar dan wordt hij opeens naar een Franse school gestuurd waar hij kennismaakt met de Franse taal en cultuur. Hij wordt steeds meer Europees en hij begint zich te verzetten tegen zijn Marokkaanse wortels die worden gerepresenteerd door zijn vader, de Seigneur. Chraïbi publiceerde Le Passé simple in 1954, twee jaar voor de onafhankelijkheid van Marokko. Het boek werd gemengd ontvangen, zowel in Frankrijk als in Marokko. Chraïbi lijkt namelijk kritiek te uiten op de traditionele Marokkaanse samenleving, maar het Franse Protectoraat komt er ook niet altijd even goed vanaf.
Niet veel mensen in Nederland zullen dit boek kennen. Er is namelijk nog geen Nederlandse vertaling van, terwijl Driss Chraïbi tegenwoordig wel als dé voorvader van de moderne Marokkaanse literatuur wordt gezien. Mocht een vertaler zich nog eens aan deze klus wagen, zal hij tegen verschillende problemen aanlopen. Het basisprobleem zal zijn dat Le Passé simple in het Frans is geschreven terwijl de moedertaal van Chraïbi een Berbers dialect was. Chraïbi heeft het dus over zijn Berberse en Arabische achtergrond in het Frans, de taal van het Protectoraat. Dit roept een bepaalde spanning op en in zekere zin is Chraïbi zelf al aan het vertalen geslagen: hij ‘vertaalt’ zijn herkomst en tradities naar het Frans. Een vertaler die de roman in het Nederlands wil vertalen, voert dus een soort dubbele vertaalslag uit. Hij moet niet alleen kennis hebben van de Franse taal en cultuur maar ook nog eens van de Marokkaanse cultuur, de islam en de Berberse en Arabische talen.
De ‘vreemde’ woorden in de tekst, de woorden met een Arabische of Berberse oorsprong, zullen voor de vertaler de grootste uitdaging vormen. Tegenwoordig zijn door het intensieve contact tussen de Franse taal en het Arabisch (dankzij de Franse koloniën) veel Arabische woorden overgenomen in het Frans. Het is dus de vraag in hoeverre deze woorden een vervreemdend effect zullen hebben op de Franse lezer. Daarnaast moet een vertaler kiezen wat voor doel hij wil bereiken met zijn vertaling: wil hij hetzelfde effect produceren op de Nederlandse lezer als de roman tegenwoordig heeft op Franse lezers, of juist op Franse lezers ten tijde van verschijning van de roman? Of wil de vertaler zo veel mogelijk behouden van de spanning tussen de Franse en Marokkaanse cultuur in die tijd?
Veelvoorkomende realia in Le Passé simple zijn geografische namen waarvan geen Nederlandse vertaling bestaat. Namen vertaal je niet, maar wat doe je als niemand de namen in een boek herkent, dus niet weet of het gaat om een dorp, een straat of een winkelnaam? De vertaler zou in zo’n geval de vreemde naam kunnen expliciteren. Chraïbi voegt zelf af en toe al een explicitering toe: 'le parque Murdoch' bijvoorbeeld. In andere gevallen geeft de context veel informatie, onder andere in het geval dat Driss en zijn moeder afreizen naar Fès waar Si Kettani woont. Het gaat hier dus duidelijk om een stad of dorp, want je kan er heen reizen en er wonen mensen.
De meeste overige realia in Le Passé simple zijn woorden die bepaalde kleding beschrijven of woorden die te maken hebben met de islam. In al deze gevallen is het belangrijk dat een vertaler zich realiseert welk effect deze woorden hebben op de lezer van het origineel: veel Arabische woorden zijn dus opgenomen in de Franse taal en voor Fransen zijn deze woorden niet altijd even exotisch als voor een Nederlandse lezer. Toch zal een vertaler proberen om zo veel mogelijk de Marokkaanse context waarbinnen het verhaal zich afspeelt te behouden en in de meeste gevallen heeft hij voldoende mogelijkheden om dit te doen. In het geval van de kleding gebruikt Chraïbi vooral exotische namen om aan te geven dat het om oriëntaalse kleding gaat en niet om Europese kleding; het doet er dus niet zo veel toe hoe zo’n kledingstuk er precies uitziet, het gaat erom dat de lezer snapt dat het niet-Europees is.
Voor de religieuze woorden ligt het iets lastiger. Hier gaat het namelijk om heel specifieke begrippen uit de Marokkaanse cultuur die niet in een andere taal uitgedrukt kunnen worden, of in ieder geval niet met een enkel woord. Voorbeelden zijn de muezzin (de gebedsomroeper die in islamitische landen op straat te horen is) en de hadith (de overleveringen waarin het leven en de daden van de profeet Mohammed beschreven worden). Chraïbi gebruikt deze woorden zonder uitleg in zijn verhaal en het is de vraag wat een vertaler hiermee moet doen. Als hij de exotische woorden laat staan, verliest hij misschien de aandacht van de lezer, maar door te veel uitleg of zelfs het weglaten van de religieuze termen, verliest hij weer veel van de oorspronkelijke tekst.
Literair vertalen blijft een commerciële bezigheid en dus moet een vertaler rekening houden met het effect van zijn keuzes op het publiek en de verkoopcijfers. In dit geval lijkt het mij echter belangrijk dat een vertaler niet alleen maar kijkt naar de cijfers, maar zich ook bewust is van de dieperliggende spanningen die meespelen in een roman als Le Passé simple en nadenkt over, onder andere, bovengenoemde vertaalproblemen.
Driss Chraïbi, Le Passé simple. Paris: Éditions Denoël, 1954.
Robbin Besselink studeerde afgelopen zomer af aan de master Vertalen in Utrecht. Ze schreef haar scriptie over de transculturele vertaalproblemen in de roman Le Passé simple van Driss Chraïbi en vertaalde hiervoor ook een aantal pagina’s uit de roman.